ECLI:NL:RBAMS:2025:8347

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
13-332412-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel uit Letland wegens onmenselijke detentieomstandigheden

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Letland. De rechtbank had eerder, op 17 september 2025, een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat er een reëel gevaar bestond voor de opgeëiste persoon dat hij in Letland zou worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank stelde een redelijke termijn van dertig dagen in om te bezien of er wijzigingen in de omstandigheden waren die dit gevaar konden wegnemen. Tijdens de zittingen op 7 augustus, 21 augustus en 3 september 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de detentieomstandigheden in Letland en de informatie die door de Letse autoriteiten was verstrekt. Ondanks aanvullende informatie van de Letse autoriteiten op 2 oktober 2025, concludeerde de rechtbank dat deze informatie te algemeen was en niet voldoende om het eerder vastgestelde gevaar weg te nemen. De rechtbank oordeelde dat de Letse autoriteiten onvoldoende concrete waarborgen hadden gegeven voor de bescherming van de opgeëiste persoon tegen de negatieve gevolgen van het kastenstelsel in de Letse gevangenissen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten geen gevolg te geven aan het EAB en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De overleveringsprocedure werd daarmee beëindigd en de rechtbank hefte de overleveringsdetentie op. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-332412-23
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 18 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 oktober 2023 door
the Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia,Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te onbekend,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 7 augustus 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 7 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Letse taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van 21 augustus 2025 om antwoorden op vragen inzake de toetsing aan artikel 12 OLW af te wachten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.
Zitting van 21 augustus 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB hervat op de zitting van 21 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, is wel verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 3 september 2025 om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen om aanwezig te zijn bij de behandeling van het EAB.
Zitting van 3 september 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. N.M. Lemmers, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht, die waarneemt voor mr. J.P.W. Nijboer.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak van 17 september 2025
Bij tussenuitspraak van 17 september 2025 [3] heeft de rechtbank op grond van artikel 11, tweede lid, OLW de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn van dertig dagen gesteld omdat er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het vastgestelde reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog - en binnen afzienbare tijd - kan worden weggenomen.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW met zestig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 21 oktober 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 21 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. J.P.W. Nijboer.

2.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat in de tussenuitspraak van 17 september 2025 al is geoordeeld over de identiteit van de opgeëiste persoon, de grondslag en inhoud van het EAB, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW en de (dubbele) strafbaarheid van de feiten. Wat de rechtbank heeft overwogen en geoordeeld moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

3.Artikel 11 OLW: Letse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen onder punt 5 van de tussenuitspraak van 17 september 2025. Die overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak is door het Internationaal Rechtshulp Centrum (
hierna: IRC) op 26 september 2025 een aanvullende vraag gesteld aan de Letse autoriteiten, te weten:
“On 17-09-2025, the Court of Amsterdam issued an interlocutory judgment, see attached the translation. The reason for this is because the Court decided that the additional information provided by your authorities regarding the established general risk regarding the caste system is not sufficient. The Court states that the information regarding the caste system is too general and not sufficiently concrete to eliminate the established risk of exposure to inhuman or degrading treatment. When there has been no change in circumstances, the EAW cannot be executed on the basis of article 11 Dutch Surrender Act (implementation of article 1, paragraph 3 of the Council Framework Decision on the EAW). Could you please provide us with more concrete information on how the measures with regard to the requested person eliminate the risk of exposure to inhuman or degrading treatment?”
De
Prison Administrationin Riga, Letland, heeft bij brief van 2 oktober 2025 hierop als volgt geantwoord:
“On 30 September 2025, the Prison Administration (hereinafter referred to as - "Administration") received the request No S-100-2025-04138 from the International Cooperation Division of the Department for Supervision of Operation and International Cooperation of the Prosecutor General's Office, dated 30 September 2025, "Re: Extradition of [opgeëiste persoon] from the Kingdom of the Netherlands (additional)" (Administration's reg. No S-1-2025-11834) asking to provide further information.
Having got familiar with the information indicated in the above request, in conjunction with the information at its disposal and the requirements of regulatory enactments, the Administration repeatedly informs as follows: the European Court of Human Rights delivered its judgement in case "D v. Latvia" on 11 January 2024, concluding that there had been a violation of the rights guaranteed by Article 3 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (prohibition of torture and inhuman treatment). The Court considered that the public authorities had not taken sufficient action to prevent the informal hierarchy of prisoners in prisons. Therefore, the Ministry of Justice developed and the Cabinet supported on 8 October 2024 (Prot. No 41, § 33) the informative report "Action to reduce the informal hierarchy of prisoners in prisons".
The action plan contained in the report summarizes actions already implemented and still to be implemented in the following directions:
1.
Measures for improvement of capacity of the personnel of the Prison Administration(new training programs, appropriate Training Centre building, measures for reduction of turnover of personnel and improvement of remuneration, measures for extension of the range of persons who may apply for service, etc.).
2.
Further development of the resocialization system of prisoners(as previously specified by the government in the Guidelines for Development of Resocialization Policy for 2022-2027).
3.
Measures for improvement of the prison infrastructure(construction of the new Liepaja Prison and subsequent closure of several prisons, reconstruction of the Valmiera Prison, repairs of existing prisons, etc.).
4.
Measures to improve the training of judges.
This set of measures will reduce the manifestation of the informal hierarchy of prisoners in prisons.
Additionally, please be advised that the premises are being renovated and repaired as far as possible, renovation and repairs reduce the number of prisoners in cells, thus creating a safer prison environment. During the renovation, living conditions are being improved and security risks to the entry and storage of prohibited items and substances in cells are being eliminated, which in turn reduces violence in prisons and the existence of subculture of prisoners, as it reduces the ability of prisoners to demonstrate their power and superiority over other prisoners, which are usually based on the presence of prohibited items or substances at the disposal of the prisoner concerned.
At the same time, it should be noted that the management of the Administration regularly monitors the conditions of prisoners and ensures compliance with international standards, including the guidelines of the European Committee for the Prevention of Torture (hereinafter referred to as - CPT). As well as prisoners have the right to address complaints (submissions) to both the prison management and external supervisory mechanisms, such as the Ombudsman of the Republic of Latvia, who performs independent supervision.
Taking into account the above, in prisons of the Republic of Latvia it shall be ensured that prisoners are not subjected to inhuman or degrading treatment and all relevant guarantees arising from national and international regulatory enactments shall be observed. When executing any type of criminal punishment, including a security measure - arrest, the specified guarantees against torture and inhuman or degrading treatment of prisoners, shall be ensured in prisons of the Republic of Latvia. The management of Latvian prisons shall ensure that execution of the sentence takes place lawfully and without any illegal or degrading treatment of prisoners.
In addition, if a prisoner is at risk of inhuman or degrading treatment, the transfer to another cell or unit shall be carried out immediately as soon as a threat is identified or there is an objectively demonstrable threat to the security of the prisoner.
As regards the risks of violence between prisoners, the Administration informs that specific and systematic measures are being taken in prisons in order to prevent such violence between prisoners.
If a prisoner notifies of a threat, the official shall immediately evaluate the situation and take the necessary protective measures, for example, transfer the prisoner to another cell or safer room, intensify supervision and video surveillance, perform an operative investigation off the situation in order to identify the source of threat and to prevent any repeated threat.
Taking into consideration the above, prisons of the Republic of Latvia are provided with continuous effective monitoring to adequately respond to all situations, guaranteeing the safety of prisoners and preventing any situations of threats, as well as everything possible is clone now to mitigate the ad verse effects of the caste system.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB omdat de aanvullende informatie van 7 oktober 2025 nog altijd te algemeen van aard is. Daarnaast is nog steeds niet duidelijk waar de opgeëiste persoon terecht zal komen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 17 september 2025 geoordeeld dat op basis van de verstrekte informatie niet kan worden vastgesteld waar de opgeëiste persoon geplaatst zal worden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de Letse autoriteiten onvoldoende antwoord hebben gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen de negatieve gevolgen van het kastenstelsel indien hij in Letland in detentie geplaatst wordt. Dit leidde tot de conclusie dat het algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon niet was weggenomen en dat er voor hem een individueel gevaar voor schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
De rechtbank is van oordeel dat ook met de aanvullende informatie van 7 oktober 2025 niet duidelijk is geworden in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon zijn straf hoogstwaarschijnlijk zal uitzitten. Ook verder is de aanvullende informatie nog steeds van algemene aard. De algemene maatregelen waren al uitgebreid beschreven in de eerder verstrekte informatie over de detentieomstandigheden en kunnen alleen daarom al niet gelden als een gewijzigde omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, OLW. De overige genoemde verbeteringen, die zien op aanpassing van interne procedures en technologische en operationele maatregelen, zijn ook algemeen van aard en daarmee niet toegespitst op de individuele situatie van de opgeëiste persoon. Ook deze leveren daarom naar het oordeel van de rechtbank geen wijziging van de omstandigheden op, waarmee het reeds vastgestelde reële individuele gevaar, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW, voor de opgeëiste persoon alsnog is weggenomen.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB, gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW. De rechtbank zal op grond van artikel 11, vierde lid, in verbinding met artikel 28, derde lid OLW, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Daarmee wordt de overleveringsprocedure beëindigd.

4. Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

5.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 11 OLW.

6.Beslissing

GEEFTgeen gevolg aan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.