ECLI:NL:RBAMS:2025:8341

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
13-221418-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot seksuele uitbuiting van kinderen

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Lublin op 15 juli 2025, betreft een strafbaar feit dat in Nederland is gekwalificeerd als seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen individuele reële gevaren zijn voor de opgeëiste persoon met betrekking tot een eerlijk proces in Polen, ondanks eerdere zorgen over de Poolse rechtsorde. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte zal hebben in een meerpersoonscel. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon voldoende mogelijkheden zal hebben om buiten zijn cel te verblijven en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-221418-25
Datum uitspraak: 4 november 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 29 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juli 2025 door
the Regional Court in Lublin (Sąd Okręgowy w Lubllnie), Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Polen),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] ,
feitelijk verblijfsadres:
[feitelijk verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel, te weten:
the decision of the District Court Lublin-Westin Lublin van 9 mei 2025, met referentie IX Kp 245/25 (2005-4.DS.40.2024.S).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW

5.1
Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
5.2
Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden
Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld [6] dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om na te gaan of er, in de omstandigheden van het concrete geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
In het kader van dit nadere onderzoek heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (
hierna: IRC) op 8 oktober 2025 de volgende vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
“1. In which remand prison will [de opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
2. How much m2 personal space (excluding sanitary facilities) will [de opgeëiste persoon] have in a multi-occupancy cell? In case [de opgeëiste persoon] will be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell, could you please answer the following question:
3. Will [de opgeëiste persoon] be able to participate in activities in that remand prison and, if so, how many hours per day would he be able to spend outside his cell at a minimum if he took advantage of all opportunities offered to him to leave his cell?
In a different procedure, the Court considered that it understands the position of the Polish authorities that it is not possible to give a general guarantee that, under all circumstances, the wanted person will be able to spend at least 2 hours per day outside of his cell. Therefore, the court explains that we require concrete information on how much time (on average per day) the wanted person will be able to spend outside of his cell under normal circumstances and when he requests to participate in the activities offered in the prison.”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij mailbericht van 8 oktober 2025 deze vragen, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“In response to the letter dated October 8, 2025, regarding [de opgeëiste persoon] , I am attaching information from the Remand Centre in Lublin, where, after his extradition to the Polish side, he will be detained. Although the letter from the Remand Centre was prepared for the purposes of a different case, it is a response to the same questions that were asked in both cases.”
Bij het mailbericht is een brief gevoegd van
the Remand Centrein Lublin aan de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 oktober 2025, waarin onder meer is vermeld:
“In response to the letter (…) related to the conditions of detention of persons held in the Remand Centre in Lublin, I hereby inform you of the following:
Pursuant to Article 110 paragraphs 1 and 2 of the Executive Penal Code, the detainees
are held in shared or single cells. The area of the cell per detainee shall be not less than 3 m2. The cells at the Lublin Remand Centre provide detainees with an area ranging from 3 m2 to 4.46 m2. This area is per one detainee, not including sanitary facilities.
Pursuant to Article 102 point 6 of the Executive Penal Code, prisoners have, in particular, the right to use cultural, educational and sports facilities and activities - the time allowed for exercising this right is approximately one hour. Pursuant to Article 112 paragraph 1 of the Executive Penal Code, prisoners are entitled to rest necessary for their health, in particular the right to at least one hour of walking. Once a week, prisoners have the opportunity to attend religious services for approximately one hour, and twice a week they can take a bath for approximately 15 minutes. In addition, a detainee has the opportunity to talk to a counsellor and a psychologist - every day as needed, for about half an hour with the counsellor and about half an hour with the psychologist. In addition, detainees have the opportunity to use a payphone in the residential ward. If detainees are interested in above activities, they may spend more than 4 hours outside there [sic] cell.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB, omdat de overlevering van de opgeëiste persoon tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal leiden. Uit de detentiegarantie blijkt niet ondubbelzinnig dat de opgeëiste persoon één uur per dag recht heeft op
cultural, educational and sports facilities and activities. Ook lijkt het niet haalbaar dat gedetineerden elke dag een half uur met een psycholoog of psychiater kunnen praten, gezien het geringe aantal psychologen dat in de PI in Lublin werkzaam is. Uit de detentiegarantie blijkt niet dat de opgeëiste persoon tenminste twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven. Bij elkaar opgeteld lijkt het er eerder op dat hij slechts elf uur per week buiten zijn cel kan zijn. Dit is te weinig.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de behandeling van de zaak aan te houden voor een korte (redelijke) termijn om te bezien of het individuele gevaar op schending van de grondrechten binnen afzienbare tijd alsnog kan worden weggenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan.
Uit de aanvullende informatie kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon waarschijnlijk terechtkomt in het detentiecentrum in Lublin, waar hij in een cel zal worden geplaatst met tussen de 3 en 4,46 vierkante meter persoonlijke ruimte. Uit de aanvullende informatie blijkt bovendien dat hij iedere dag een uur kan wandelen en daarnaast iedere dag een uur kan deelnemen aan
cultural, educational and sports facilities and activities. Ook kan hij, desgewenst, dagelijks een half uur met een psycholoog spreken. Door het Openbaar Ministerie is aan de Poolse autoriteiten gevraagd hoeveel uur een gedetineerde buiten zijn cel kan zijn als hij aan alle activiteiten deelneemt. Wanneer de aanvullende informatie in samenhang wordt gelezen met deze vraagstelling is het voldoende duidelijk dat de genoemde tijden per dag zijn en niet, bijvoorbeeld, per week. In het licht van recente uitspraken van de rechtbank is dit voldoende. Subsidiair verzoekt de officier van justitie de behandeling van het EAB aan te houden om nadere vragen te stellen over de tijd die de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan verblijven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de aanvullende informatie van 8 oktober 2025 vast dat de opgeëiste persoon na overlevering minimaal 3 m2, exclusief sanitair, persoonlijke leefruimte zal hebben in een meerpersoonscel in het
Remand Centrein Lublin. Dit betekent dat relevant is hoeveel tijd hij buiten zijn cel kan doorbrengen. Recent heeft de rechtbank aanleiding gezien haar oordeel op dit punt als volgt te preciseren. [7] Het algemene reële gevaar dat een opgeëiste persoon wordt blootgesteld aan een structureel verblijf van 23 uur per dag in een cel met een oppervlakte tussen de 3 en 4 m2 wordt
in ieder gevalweggenomen met de garantie dat hij minimaal twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven. Wanneer de autoriteiten een dergelijke garantie niet kunnen geven, heeft de rechtbank concrete informatie nodig over hoeveel uur een opgeëiste persoon onder normale omstandigheden, en wanneer hij ervoor kiest om aan de aangeboden activiteiten deel te nemen, gemiddeld buiten zijn cel kan verblijven. Met andere woorden: de rechtbank heeft informatie nodig waaruit blijkt aan welke activiteiten de opgeëiste persoon dagelijks kan deelnemen en wat de duur van die activiteiten is, alsmede de omstandigheden waarvan deelname en duur afhankelijk zijn. In de aanvullende informatie van
8 oktober 2025 is dergelijke concrete informatie gegeven. De opgeëiste persoon kan tenminste één uur per dag wandelen. Daarnaast dagelijks kan hij gemiddeld een uur deelnemen aan
cultural, educational and sports facilities and activities, kan hij wekelijks een kerkdienst bijwonen en kan hij, als hij dat wil, met een psycholoog of
counsellorspreken. Volgens de aanvullende informatie leidt dit ertoe dat, wanneer ervoor wordt gekozen om aan de aangeboden activiteiten deel te nemen, meer dan vier uur buiten de cel kan worden verbleven.
Gelet op het voorgaande is de aanvullende informatie, gelezen in samenhang met de door het IRC gestelde vragen waarin is gevraagd naar de activiteiten per dag, voldoende om het algemene reële gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Polen na overlevering staan dus niet in de weg aan het toestaan van de overlevering en de rechtbank ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Lublin (Sąd Okręgowy w Lubllnie), Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 november 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet (OLW).
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
6.Rechtbank Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311
7.Rechtbank Amsterdam 26 september 2025, ECLI:RBAMS:2025:7088.