ECLI:NL:RBAMS:2025:8257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
AMS 25/1369
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbouw en nieuwbouw levensmiddelengroothandel in Amsterdam

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Bidfood B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Bidfood had beroep ingesteld tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Wheere B.V. voor het realiseren van een uitbouw over twee bouwlagen en de nieuwbouw van een levensmiddelengroothandel. De rechtbank oordeelde dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden had verleend. Bidfood voerde aan dat er onvoldoende parkeerplaatsen waren en dat de hoorzitting onzorgvuldig was verlopen. De rechtbank concludeerde dat het college de vergunning terecht had verleend en dat Bidfood geen gelijk kreeg. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/1369

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 oktober 2025 in de zaak tussen

Bidfood B.V., te Ede , eiseres,

(gemachtigden: mr. I.L. Haverkate en mr. J.M. Gerretsen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. L. Bouzahra).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
1.
Exploitatiemaatschappij Wheere B.V.te Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigden: mr. A.R. Klijn en mr. R. Vlaskamp)
2.
Marktkwartier C.V.te Amsterdam,
(gemachtigde: mr. W.D. de Vos).
Partijen zullen hierna respectievelijk Bidfood, het college, Wheere en Marktkwartier worden genoemd.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de omgevingsvergunning die het college aan Wheere heeft verleend. Bidfood is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning aan Wheere heeft kunnen verlenen. Bidfood krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Wheere heeft een omgevingsvergunning aangevraagd. Het college heeft de omgevingsvergunning op 16 juli 2024 verleend. Met het bestreden besluit van
16 januari 2025 op het bezwaar van Bidfood heeft het college, onder aanvulling van zijn motivering over parkeren, de omgevingsvergunning gehandhaafd.
2.1.
Bidfood heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Wheere heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] namens Bidfood, de gemachtigden van Bidfood, de gemachtigde van het college, vergezeld door mr. R. de Graaf (projectjurist), [naam 3] (projectmanager) en [naam 4] (projectmanager). Namens Wheere waren aanwezig: [naam 5] en haar gemachtigden. Namens Marktkwartier waren aanwezig: [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] en haar gemachtigde. [1]

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Wheere heeft op 19 oktober 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een uitbouw over twee bouwlagen en het realiseren van de nieuwbouw van een levensmiddelengroothandel ( [naam 9] ) op de locatie [project] in Amsterdam (het project).
3.1.
Bidfood is gevestigd op het [locatie] ) en vreest voor haar positie binnen de herontwikkeling van het [locatie]. Daarom heeft zij bezwaar gemaakt tegen de hiervoor genoemde omgevingsvergunning.
3.2.
Ter plaatse van het project geldt het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] (2e herstelbesluit)’, vastgesteld op 1 juni 2016 en onherroepelijk geworden met ingang van 14 juli 2016 (hierna: het moederplan) en het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] -1e uitwerking, vastgesteld op 3 oktober 2023 en onherroepelijk sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 maart 2025 [2] (hierna: Up-1). Het project is gelegen op gronden met de bestemming ‘Bedrijventerrein – Uit te werken’ van het moederplan en ‘Bedrijventerrein-1’ van Up-1.
3.3.
Het moederplan voorziet in een integrale en gefaseerde herontwikkeling van het verouderde bedrijventerrein [locatie] naar een gerevitaliseerd bedrijventerrein aan de noordzijde ( [adres 1] ), de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk aan de zuidzijde ( [adres 2] ) en de herontwikkeling en renovatie van de op het terrein aanwezige monumentale [gebouw 1] . De herontwikkeling vindt kort gezegd plaats door verplaatsing van de in het zuiden gelegen bedrijven naar een nieuw te realiseren bedrijventerrein in het noorden. De woningbouw kan dan vervolgens worden gerealiseerd op de vrijkomende gronden in het zuidelijk deel. De herontwikkeling is openbaar aanbesteed en gegund aan Marktkwartier. [3]
3.4.
Up-1 is één van de vier uitwerkingsplannen [4] die de gefaseerde herontwikkeling van bedrijventerrein [locatie] mogelijk maakt en vormt het toetsingskader voor aanvragen van bouwvergunningen voor bouwen. Onderdeel van het nieuwe bedrijventerrein zijn ook de gronden gelegen ten westen en noordwesten van de [gebouw 1] die in het bestemmingsplan conserverend bestemd zijn als 'Bedrijventerrein'. Bidfood is gevestigd op de gronden met de conserverende bestemming ‘Bedrijventerrein’ en de gebiedsaanduiding ‘Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1’ en is positief bestemd. Up-1 heeft geen betrekking op gronden waarop de levensmiddelengroothandel van Bidfood zich bevindt.
3.5.
Volgens het college is het project niet in strijd met de gebruiks- en bouwvoorschriften van Up-1. Aan de parkeernormen uit het Up-1 wordt voldaan. Ook voldoet het project aan redelijke eisen van welstand indien de voorwaarden uit de omgevingsvergunning in acht worden genomen. Daarom voldoet het project aan de toetsingscriteria voor de activiteit ‘bouwen’ [5] en wordt de omgevingsvergunning met het besluit van 16 juli 2024 verleend.
3.6.
In het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning gehandhaafd. Wel heeft het college zijn motivering rondom het parkeren aangevuld. De tekeningen T-17, T-18, T-19, O-T-24 Parkeren tijdelijk, O-T-25 Parkeren definitief en O-T-21 Plattegrond Parkeerdek-fase 1 bieden volgens het college voldoende inzicht aan welke parkeernorm is getoetst en de precieze locatie en aantallen van de parkeerplaatsen. In artikel 3.2.4, onder a, van Up-1 zijn de parkeernormen opgenomen. Volgens het college wordt zowel in de tijdelijke als in de definitieve situatie voldaan aan de parkeernormen uit Up-1. Bidfood is het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Toetsingskader

4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de omgevingsvergunning is aangevraagd op 19 oktober 2023, blijft in dit geval de Wabo zoals die gold vóór 1 januari 2024 van toepassing. [6]
4.1.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt geweigerd indien er strijd is met het Bouwbesluit, de Bouwverordening, het bestemmingsplan (inclusief de daarin opgenomen binnenplanse vrijstellingsmogelijkheden) of redelijke eisen van welstand. [7] Dit zijn limitatief-imperatieve weigeringsgronden. Dat betekent dat als er strijd is met een van deze onderdelen het uitgangspunt is dat de vergunning moet worden geweigerd.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden die Bidfood daartegen heeft aangevoerd.
Is voldaan aan de parkeernormen?
6. Bidfood voert aan dat het onduidelijk is welke parkeeroplossing het college aan het bestreden besluit ten grondslag legt. Er is onduidelijkheid over de parkeervraag in de tijdelijke en in de definitieve situatie, mede door het verbod op intern salderen. Uit de omgevingsvergunningen die zijn verleend aan Wheere en aan Marktkwartier (in de zaak AMS 25/1358) volgt volgens Bidfood dat niet wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen als beide projecten worden gerealiseerd. Uit tekening O-T-25 blijkt dat er op het dak van het gebouw [gebouw 2] 145 parkeerplaatsen zijn ingetekend en dat zijn er 12 te weinig. Ook ontbreekt op de tekening een keerlus, waardoor er nog ongeveer 4 parkeerplaatsen te weinig zijn. Dit tekort kan alleen worden opgevangen als ook Up-2 wordt vastgesteld. Daarvoor is een verruimingsbesluit noodzakelijk waarin het aantal m² bruto vloeroppervlakte (bvo) wordt vergroot van 90.000 naar 95.000. Daarover is op dit moment een bezwaarprocedure aanhangig.
6.1.
Verder heeft de gemachtigde van Bidfood op tekening T-19 alle ingetekende parkeerplaatsen geteld en geconcludeerd dat er 19 parkeerplaatsen (W) te weinig zijn voor werknemers op de parkeerdaken, namelijk maar 608 en geen 627. Er zijn verder 35 fietsparkeerplaatsen (F) te weinig, slechts 250 en niet de 285 volgens de toepasselijke parkeernorm en tot slot zijn er (mogelijk) te weinig parkeerplaatsen voor vrachtauto's (V), omdat 7 daarvan zo smal zijn ingetekend dat zij niet kunnen worden gebruikt om vrachtauto's te parkeren. Er is dus niet verzekerd dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voor de werknemers op de parkeerdaken. Bidfood verzoekt de rechtbank daarom om het bestreden besluit wegens strijd met de parkeernormen uit Up-1 te vernietigen.
6.2.
In artikel 3.2.4 van Up-1 staan de volgende parkeernormen opgenomen:

Voor de in lid 3.1 toegestane functies gelden de volgende regels ten aanzien van parkeren ten behoeve van auto's en vrachtwagens:
bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, uitbreiden, of wijzigen van de functie van gebouwen of gronden moet voldoende parkeergelegenheid zijn of worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en/of de overige gronden die in het bestemmingsplan als 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn bestemd en waar nadien al dan niet een uitwerkingsplan voor is of wordt vastgesteld, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de volgende parkeernormen:
bezoekers: minimaal 0,52 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
werknemers: minimaal 0,66 parkeerplaatsen voor werknemers per 100 m² bvo;
vrachtwagens: minimaal 0,12 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
in aanvulling op het bepaalde onder a is het parkeren door bezoekers uitsluitend op maaiveld toegestaan;
in aanvulling op het bepaalde onder a is het parkeren door werknemers uitsluitend op één of meerdere parkeerdaken toegestaan, waarbij binnen het plangebied niet meer dan 210 parkeerplaatsen voor werknemers op parkeerdaken zijn toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder c is het toegestaan om tijdelijk parkeerplaatsen voor werknemers te realiseren op het maaiveld, onder voorwaarde dat:
er wordt voldaan aan de minimum parkeernormen genoemd onder a;
de tijdelijke oplossing niet langer duurt dan dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en/of de overige gronden die in het bestemmingsplan als 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn bestemd;
een tijdelijke oplossing als bedoeld onder d moet binnen het plangebied van het bestemmingsplan worden gerealiseerd, en mag alleen buiten het plangebied van het plan worden gerealiseerd indien er binnen het plangebied van het plan aantoonbaar onvoldoende ruimte is om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de minimum parkeernormen genoemd onder a;
burgemeester en wethouders zullen indien nodig aan omgevingsvergunningen die worden verleend op basis van dit plan voorwaarden verbinden ter verzekering van het bepaalde onder d.”
6.3.
De rechtbank stelt het volgende vast. De parkeervraag voor het project wordt voor de werknemers in de definitieve situatie opgevangen op de kop van het dak van het naastgelegen gebouw [gebouw 2] en in de tijdelijke situatie op het maaiveld. Het project waarvoor vergunning is verleend heeft een omvang van 14.572 m² bvo. Dit betekent dat er 76 parkeerplaatsen nodig zijn voor bezoekers, 96 voor werknemers, 18 voor vrachtwagens en 44 voor fietsen. Bij het project in de zaak AMS 25/1358 zijn 61 parkeerplaatsen nodig voor werknemers, gebaseerd op 9.254,2 m² bvo. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen voor werknemers op basis van beide omgevingsvergunningen komt daarmee uit op 157 en is in overeenstemming met de geldende parkeernorm Dit is tussen partijen niet in geschil. Ook is niet in geschil dat op tekening O-T-21 145 parkeerplaatsen, dus 12 parkeerplaatsen te weinig (157 minus 145), zijn ingetekend.
6.4.
De rechtbank overweegt dat uit tekeningen T-19 en O-T-25 blijkt dat alle 96 parkeerplaatsen voor werknemers die benodigd zijn op basis van onderhavige omgevingsvergunning zijn ingetekend op de kop van het parkeerdek van het gebouw [gebouw 2] en vallen binnen het bouwplan. Het project voldoet daarom aan de parkeernorm voor werknemers.
6.5.
Voor wat betreft het aantal fietsparkeerplaatsen en parkeerplaatsen voor vrachtwagens heeft Bidfood onvoldoende onderbouwd op welke wijze niet zou zijn voldaan aan de toepasselijke parkeernormen. Er wordt alleen ingegaan op de totale behoefte en niet op de parkeernorm van onderhavige omgevingsvergunning. Het standpunt over de maatvoering van de vrachtwagenparkeerplaatsen is onvoldoende gespecificeerd.
6.6.
Voor zover Bidfood heeft betoogd dat de verkeersafwikkeling onduidelijk is, gaat dit standpunt niet op. De verkeersafwikkeling is immers al beoordeeld door de Afdeling bij de vaststelling van Up-1. [8] De rechtbank gaat daarom aan dit standpunt voorbij.
Is de Rendac-uitspraak ten onrechte niet in de heroverweging betrokken?
7. Bidfood stelt zich verder op het standpunt dat het college de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024 [9] (hierna: de Rendac-uitspraak) had moeten betrekken bij de heroverweging in bezwaar, omdat het bestreden besluit na deze datum is genomen en deze uitspraak dus bij het college bekend had moeten zijn. Uit de Rendac-uitspraak blijkt dat intern salderen in het kader van onderzoek naar stikstofdepositie bij projecten niet langer is toegestaan, tenzij er een natuurvergunning wordt aangevraagd. Daarom had het college volgens Bidfood geen omgevingsvergunning aan Wheere kunnen verlenen zonder natuurvergunning. De vergunning voor bouwen had in het besluit op bezwaar alsnog moeten worden geweigerd, of de heroverweging van de rechtmatigheid van de verleende vergunning had moet worden aangehouden totdat er beslist zou zijn op de aanvraag om een natuurvergunning.
7.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Of Wheere wel of geen natuurvergunning nodig heeft, is in deze zaak niet van belang omdat het alleen gaat om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Bovendien kan Wheere, indien nodig, ook achteraf een natuurvergunning aanvragen. Door de Rendac-uitspraak wordt niet achteraf een zogenoemde aanhaakverplichting gecreëerd. [10] Voor zover Bidfood een beroep doet op de inhoud van de Rendac-uitspraak, overweegt de rechtbank dat deze uitspraak betrekking heeft op het belang van gebiedsbescherming en dat belang strekt niet tot bescherming van de belangen van Bidfood, die volgens haar statuten zijn gelegen in het exploiteren van een groothandel in levensmiddelen. Het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a, van de Algemene wet bestuursrecht, staat daarom aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgrond in de weg.
Is de hoorzitting onzorgvuldig verlopen?
8. Bidfood heeft verder aangevoerd dat de hoorzitting rommelig verliep. De voorzitter wekte de indruk dat hij de stukken niet (goed) gelezen had. Ook stelt de gemachtigde van Bidfood dat hij in de bezwaarfase nog gelegenheid zou krijgen om te reageren op de nadere toelichting van het college in een e-mail van 3 december 2024 over het parkeren. Die kans heeft hij echter ten onrechte niet gehad. Bidfood vindt deze gang van zaken in strijd met de goede procesorde.
8.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Zoals de gemachtigde van het college heeft toegelicht, mocht Bidfood een reactie indienen op de nadere toelichting over parkeren indien daarover nog onduidelijkheid bestond bij de bezwaarschriftencommissie. Van onduidelijkheid was volgens het college geen sprake en daarom is aan Bidfood niet om een nadere reactie gevraagd. Dit standpunt kan de rechtbank volgen. Voor zover de hoorzitting rommelig is verlopen, wat daar ook van zij, overweegt de rechtbank dat Bidfood in beroep haar standpunt voldoende naar voren heeft kunnen brengen. Het betoog van Bidfood slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Bidfood geen gelijk krijgt. Bidfood krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en
mr. A.C. Loman en mr. L. Kooman, leden, in aanwezigheid van mr.M.M. Mazurel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep van Bidfood met zaaknummer AMS 25/1358.
3.Zij is vergunninghouder in de zaak met kenmerk AMS 25/1358.
4.Up-1 en Up-3 zijn inmiddels onherroepelijk; Up-2 en Up-4 moeten nog definitief worden vastgesteld.
5.Als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
6.Zie artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
7.Zie artikel 2.10 van de Wabo.
10.Zie ECLI:NL:RVS:2024:4923, r.o.25.1.