Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.1. De procedure
- het door de gemachtigde van verzoeker op 2 december 2024 ingediende wrakingsverzoek, met negen bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het verzoek tot wraking, per e-mail van 11 december 2024 verzonden naar de griffier van de wrakingskamer;
- een brief van de gemachtigde van verzoeker van 18 december 2024 (‘aanvullende wraking’) waarin gereageerd wordt op de schriftelijke reactie van de rechter, met één bijlage;
- twee beslissingen van de wrakingskamer van deze rechtbank van 23 oktober 2024 waarin verzoeken van [gemachtigde] en [naam 1] om de rechter te wraken zijn afgewezen.
Mr. [naam 3] (een collega van mr. [naam 2] , de gemachtigde van de wederpartij van verzoeker) was als toehoorder aanwezig. De gemachtigde van verzoeker (mede aan de hand van een pleitnotitie) en de rechter hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord.
De beslissing is bepaald op 5 februari 2025.
2.De feiten
“
De kantonrechter wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat een van partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum (artikel 74 lid 1 Rv).”
“
Gelet op deze vertraging en op het stadium waarin uw procedure zich bevindt, is het mogelijk dat uw zaak niet gelijktijdig zal worden behandeld met de zaken ( [gemachtigde] & [naam 1] ) waarnaar u verwijst.
“
In navolging van mijn e-mail van zojuist, wil ik u onder de aandacht brengen dat in het verwijzingsvonnis in overweging 2.2 is bepaald dat voor voortzetting van de procedureook vereist is dat één van partijen de andere partij bij exploot moet oproepen.Zonder dat exploot wordt de zaak niet voortgezet.”
“
Nu u verzaakt heeft om tijdig een dagvaarding uit te brengen zodat mijn zaak bij de rechtbank Amsterdam kon worden[behandeld]
samen met de zaken van de heren [gemachtigde] en [naam 1] , treft het geen doel meer om een dagvaarding uit te brengen voor een behandeling van de zaak in Amsterdam. Als u dat wel doet, zal ik de rechtbank daarom verzoeken om de zaak terug te verwijzen naar Haarlem. Ik verzoek u daarom vriendelijk om, wanneer u alsnog een dagvaarding aan mij uit wenst te (doen) brengen, dit te doen voor een behandeling door de rechtbank Haarlem.”
“
Om te voorkomen dat partijen extra kosten moeten maken (nieuwe dagvaarding en griffierecht) verzoek ik u vriendelijk om deze zaak in te schrijven op de rol van uw rechtbank. Daarbij verzoek ik u om de behandeling van deze zaak te voegen met de zaken [gemachtigde] en [naam 1] .Uw rolinstructies zie ik met belangstelling tegemoet.”
“
Deze e-mail heeft de VvE, hierna mevrouw [naam 2] , ten onrechte niet als productie opgenomen bij haar vordering tot voeging/gezamenlijke behandeling van 1 november 2024. De heer [verzoeker] stelt in deze e-mail dat hij niet wil dat zijn zaak gevoegd wordt behandeld met de zaken [gemachtigde] / [naam 1] bij de rechtbank Amsterdam, maar dat hij de rechtbank Haarlem relatief bevoegd acht. Dit aangezien deze laatstgenoemde zaken al zijn aangevangen buiten de heer [verzoeker] om, nu mevrouw [naam 2] , als zij al voeging wilde, heeft verzaakt om tijdig een dagvaarding uit te brengen zoals bepaald in het vonnis van de rechtbank Haarlem van 24 juli 2024 (…).Mevrouw [naam 2] wendt nu ten onrechte voor dat de gevorderde voeging in confesso zou zijn, terwijl dit dus allerminst het geval is. (…)”
“
Deze zaak is bij vonnis van 24 juli 2024 van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op verzoek van [verzoeker] en met instemming van de VvE verwezen naar de kantonrechter van deze rechtbank. Overweging 2.2 van dat vonnis bepaalt dat voor voortzetting van de procedure is vereist dat een van partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum. Geen van partijen heeft vorenbedoeld exploot doen uitbrengen. Daarom is de zaak – in afwachting van het oproepingsexploot – blijven liggen.Beide partijen hebben afzonderlijk van elkaar verzocht om de zaak toch op de rol te plaatsen. Daar zal de kantonrechter bij uitzondering uit praktische overwegingen toe overgaan.De onderhavige zaak is volgens de VvE verknocht met nog twee andere zaken, te weten die tussen de VvE en [gemachtigde] (…) en tussen de VvE en [naam 1] (…). Deze zaken staan allebei voor dagbepaling voortzetting mondelinge behandeling op de rol van vandaag. Nu de VvE in alle drie de zaken de eisende partij is, terwijl [verzoeker] in persoon procedeert, zal de onderhavige procedure gelijktijdig met de zaken [gemachtigde] en [naam 1] mondeling worden behandeld.Partijen worden hierbij opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling die zal plaatsvinden opmaandag 16 december 2024 om 14.30 uur, waarop de procedures van de VvE tegen [naam 1] , [gemachtigde] en [verzoeker] gezamenlijk worden behandeld.(…)”
3.Het verzoek en de gronden daarvan
De gronden waarop de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt (naar objectieve en subjectieve maatstaven) en die tot wraking moeten leiden zijn de volgende:
- het horen van de VvE, buiten [verzoeker] om, omtrent hetzelfde feitencomplex, hetgeen een absolute schending inhoudt van het beginsel van hoor en wederhoor;
- het horen van een informant, buiten [verzoeker] om, omtrent hetzelfde feitencomplex, hetgeen een absolute schending inhoudt van het beginsel van hoor en wederhoor;
- het niet binnenroepen van [verzoeker] als toehoorder bij de zitting van 22 augustus 2024;
- het vertellen van onwaarheden over wie op de zitting van 22 augustus 2024 aanwezig waren;
- het negeren van de wettelijke regel dat [verzoeker] /verzoeker bij exploot had moeten worden opgeroepen, waardoor de VvE financieel bevoordeeld wordt, althans minder kosten hoeft te maken;
- het ten onrechte aanmerken van de conclusie van antwoord/eis in reconventie van [verzoeker] als een verzoek zijn zaak bij de rechtbank Amsterdam te laten behandelen;
- het nalaten verzoeker na zijn benoeming op te roepen in plaats van [verzoeker] zelf;
- het naast zich neer leggen van de e-mail van 26 augustus 2024 van [verzoeker] gericht aan de VvE, waaruit volgt dat [verzoeker] niet langer wil dat zijn zaak bij de rechtbank Amsterdam wordt behandeld, welke e-mail [gemachtigde] in zijn zaak ter kennis heeft gebracht van de rechter;
- de rolmededeling van 14 november 2024 waarin [verzoeker] is opgeroepen voor een gelijktijdige behandeling met de zaken van [gemachtigde] en [naam 1] , die al waren aangevangen, hetgeen strijdig is met het beginsel van hoor en wederhoor, terwijl bovendien geen sprake was van een exploot van oproeping;
- het pas op 14 november 2024 plotseling ‘ergens vandaan pakken’ van de conclusie van antwoord/eis in reconventie van [verzoeker] , en dit stuk, dat feitelijk is komen te vervallen, naar de VvE te sturen;
- dit alles doet vermoeden dat de rechter een persoonlijke agenda heeft.
4.De schriftelijke reactie van de rechter
“
Naar aanleiding van het wrakingsverzoek van de heer [gemachtigde] , namens de heren [verzoeker] / [bewindvoerder] d.d. 2 december 2024 kan ik u als volgt berichten.
5.De schriftelijke reactie van verzoeker op het verweer van de rechter
laten machtigen’, ‘
ruimschoots’ na de wrakingsbeslissingen van 23 oktober 2024 houden een verdachtmaking en een beschuldiging in en geven een verkeerde voorstelling van zaken;
- ook de bewoording “
Het heeft er daarom alle schijn van dat deze partijen erop uit zijn de VvE en de voortgang van de zaken te frustreren” is een onverbloemde beschuldiging die blijk geeft van partijdigheid van de rechter;
- ook de bewoording ‘
op de valreep’ impliceert een persoonlijke beschuldiging aan het adres van de gemachtigde van verzoeker;
- hetzelfde geldt voor de bewoording: “
[verzoeker] kon nog wraken, dus wordt daarop ingezet”;
Dat geeft te denken, zeker nu ik [verzoeker] juist tegemoet ben gekomen door zijn zaak ook op 16 december te laten behandelen” is onjuist omdat de rechter de wensen van verzoeker juist heeft genegeerd en de VvE is tegemoetgekomen in haar wens om kosten te besparen, terwijl het juist de VvE is geweest die de voortgang van haar eigen zaken heeft gefrustreerd door geen exploot uit te brengen aan het adres van verzoeker/ [verzoeker] ;
- de rechter gaat in zijn reactie niet in op de wrakingsgronden die zijn opgenomen in de brief van 2 december 2024, maar hij bevestigt wel dat het gaat om hetzelfde feitencomplex, dezelfde eiseres en dezelfde gemachtigde van eiseres; dit bevestigt dat de aanvankelijke grond voor wraking, dat buiten verzoeker om al een informant is gehoord, terecht is;
Hoe ik in dat verband blijk zou hebben moeten geven van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid ontgaat mij volledig” bevestigt dat de rechter in zijn reactie niet ingaat op de aanvankelijke gronden voor wraking.
6.6. De gronden van de beslissing
S. Djebali, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2025.