ECLI:NL:RBAMS:2025:786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
752070 / HA ZA 24-640
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na spontane brand in omgebouwde tweedehands auto

In deze zaak vordert eiser, een natuurlijk persoon woonachtig in Hongarije, schadevergoeding van New Electric B.V. naar aanleiding van een spontane brand in een omgebouwde tweedehands auto. De auto, een Jaguar type XKR uit 2001, was door New Electric omgebouwd naar een elektrisch aangedreven voertuig. Eiser had de auto gekocht via vennootschappen waarvan zij aandeelhouder was, maar New Electric betwistte dat eiser zelf contractspartij was. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst een gemengde overeenkomst van koop en aanneming van werk betreft, waarbij de contractspartij Emerald was. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 80.794,03, maar de rechtbank stelde de schade vast op € 74.940,00, het bedrag dat voor de auto was betaald. New Electric werd verantwoordelijk gehouden voor de schade, ondanks hun verweer dat eiser eigen schuld had door de 12 Volt batterij niet uit te schakelen. De rechtbank wees de vorderingen van eiser grotendeels toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten en de verklaring voor recht dat New Electric onrechtmatig had gehandeld. De proceskosten werden toegewezen aan eiser, en New Electric werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, beslagkosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/752070 / HA ZA 24-640
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] (Hongarije),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. V.P. Melens,
tegen
NEW ELECTRIC B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: New Electric,
advocaat: mr. A. Paulusma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] van 31 mei 2024 met producties 1 t/m 10;
- de akte van [eiser] met aanvullende producties 11 t/m 12;
- de conclusie van antwoord van New Electric met producties 1 t/m 15;
- het tussenvonnis van 2 oktober 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van 24 december 2024 van [eiser] met aanvullende producties 13 t/m 17; en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een natuurlijk persoon woonachtig in Hongarije.
2.2.
New Electric voert een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling en systeemintegratie van elektrische aandrijflijnen voor voertuigen. In dat kader bouwt zij brandstof aangedreven voertuigen om tot elektrisch aangedreven voertuigen.
2.3.
New Electric heeft rondom eind 2017 een door [eiser] uitgekozen Jaguar type XKR met bouwjaar 2001 (hierna: de auto) aangekocht. Deze auto heeft New Electric vervolgens in de jaren daarna omgebouwd naar een elektrisch aangedreven voertuig.
2.4.
New Electric heeft in het kader van de aankoop en ombouw van de auto een totaalbedrag van € 74.940,00 gefactureerd aan en betaald gekregen van verschillende vennootschappen. New Electric heeft hiervoor verschillende facturen verstuurd:
een factuur ter hoogte van een bedrag van in totaal € 51.050,00, aan Emerald Development Ingatlanfejlesztö Kft, een vennootschap naar buitenlands recht waarvan [eiser] 100% aandeelhouder was (hierna: Emerald);
een factuur ter hoogte van een bedrag van € 9.640,00, aan Lido Investments Kft. een vennootschap naar buitenlands recht waarvan [eiser] 90% aandeelhouder was (hierna: Lido); en
een factuur ter hoogte van een bedrag van € 14.250,00 Zöld Jármü Kft, een vennootschap naar buitenlands recht, niet gelieerd aan [eiser] (hierna: Zöld).
2.5.
Op 28 maart 2022 heeft New Electric de auto in Hongarije geleverd. Na een korte periode van gebruik van de auto door [eiser] bleek de auto een aantal gebreken te vertonen. Hierop is de auto teruggestuurd aan New Electric om verschillende werkzaamheden te laten verrichten (deels onder de garantie). New Electric heeft, na het uitvoeren van deze werkzaamheden, de auto op 24 april 2023 opnieuw geleverd.
2.6.
Op 19 mei 2023 is in de auto, nadat deze enkele dagen geparkeerd stond, een spontane brand ontstaan. Hierop is de auto uitgebrand en onbruikbaar geworden.
2.7.
Op 16 mei 2024 heeft [eiser] (conservatoir) derdenbeslag laten legen onder ABN Amro Bank, ING Bank en Coöperatieve Rabobank U.A. Op 17 mei 2024 is het beslag aan [eiser] betekend. Op 31 mei 2024 heeft betekening van de dagvaarding aan voornoemde banken plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- te verklaren voor recht dat New Electric jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten en/of onrechtmatig heeft gehandeld; en
- veroordeling van New Electric tot betaling van € 80.794,03, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [eiser] stelt dat zij een consumentenkoopovereenkomst, althans een gemengde overeenkomst (consumentenkoop en aanneming van werk), met New Electric heeft gesloten voor de aanschaf van de auto en ombouw daarvan naar een elektrisch aangedreven voertuig. Om fiscale en/of administratieve redenen heeft [eiser] de facturen van New Electric niet (direct) zelf betaald maar zijn deze door New Electric aan verschillende vennootschapen verstuurd. De auto is na de spontane ontbranding onbruikbaar geworden. De auto beantwoordt daarmee niet aan wat zij daar op grond van de overeenkomst van mocht verwachten (non-conformiteit). Als schade vordert [eiser] het bedrag dat voor de auto is betaald vermeerderd met een aantal overige gemaakte kosten.
3.3.
New Electric concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten. New Electric betwist dat de overeenkomst met [eiser] zelf is gesloten. New Electric voert in dat verband aan dat zij alleen handelt met zakelijke klanten en dat de overeenkomst aanvankelijk is aangegaan met Emerald en nadien is overgenomen door Lido. New Electric betwist verder dat zij tekort is gekomen in de nakoming van enige overeenkomst. Ook de hoogte van de schade wordt betwist.
3.4.
New Electric voert als verweer dat de schade van [eiser] (deels) voor eigen rekening dient te blijven nu de schade is te wijten aan haar eigen handelen. New Electric heeft [eiser] gewaarschuwd dat de 12 Volt schakelaar bij langdurige stilstand uitgeschakeld moet worden, maar daar heeft [eiser] niet naar gehandeld.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht Nederlandse rechter en Nederlands recht is van toepassing
4.1.
Vooropgesteld wordt dat deze procedure een internationaal karakter heeft omdat één van partijen – [eiser] – woonachtig is in Hongarije. Daarom zal eerst ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
4.2.
De rechtsmacht dient, gelet op de betrokken nationaliteiten van partijen beoordeeld te worden op basis van de EEX-Vo. [1] Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 EEX-Vo is de rechter van de woonplaats van de verweerder bevoegd. New Electric (de verwerende partij) is gevestigd in Nederland. Daarmee is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van onderhavige vorderingen gegeven.
4.3.
Op het geschil van partijen is Nederlands recht toepasselijk op grond van het volgende. [eiser] heeft haar vorderingen gebaseerd op Nederlands recht. Ook New Electric gaat uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Daarnaast hebben partijen op de mondelinge behandeling van 6 januari 2025 verklaard dat het Nederlands Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Een dergelijke (impliciete) rechtskeuze, duidelijk blijkend uit de omstandigheden van het geval, is mogelijk op grond van zowel de Rome II-Vo (zie artikel 14 lid 1) [2] als de Rome I-Vo (zie artikel 3 lid 1), [3] zodat in het midden kan blijven welke van deze beide verordeningen op het onderhavige geschil van toepassing is. De vorderingen zullen gelet op het voorgaande worden beoordeeld naar Nederlands recht.
[eiser] is geen partij bij de overeenkomst maar wel bevoegd om een vordering in te stellen jegens New Electric
4.4.
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is wie de contractspartij van New Electric is. Partijen zijn het hierover niet eens. De stelplicht en bewijslast rust in dit geval op [eiser] , omdat zij de vordering heeft ingesteld.
4.5.
Het antwoord op de vraag wie contractspartij bij deze overeenkomst is, is afhankelijk van wat [eiser] en New Electric naar elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mogen afleiden. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn. [4]
4.6.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] in de auto wilde gaan rijden, maar dat zij de auto wegens fiscale redenen (aanvankelijk) op naam van haar vennootschap Emerald wilde zetten. Op de mondelinge behandeling heeft zij ook verklaard dat zij de auto wilde kopen op naam van haar bedrijf en dat om fiscale redenen met de eigendom van de auto werd ‘geschoven’. Daaruit, uit de facturering aan haar vennootschap Emerald, en uit de verklaring van New Electric dat zij alleen zaken doet met zakelijke klanten, leidt de rechtbank af dat partijen hebben bedoeld dat de overeenkomst zou worden gesloten tussen Emerald en New Electric, waarna de auto zou worden gebruikt door [eiser] . Dat betekent echter dat Emerald, en dus niet [eiser] zelf, contractspartij was.
4.7.
Een tweede vraag die beantwoord moet worden is vervolgens of [eiser] op eigen naam bevoegd was om de vorderingen in te stellen. Ook in dit kader rust de stelplicht en bewijslast op [eiser] . [eiser] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zekerheidshalve de vorderingsrechten uit de koopovereenkomst, voor zover die ergens anders zouden liggen, aan haar zijn overgedragen. Zij vordert dus ook in die hoedanigheid schadevergoeding van New Electric. Uit het geheel van de stellingen van partijen blijkt dat New Electric ermee bekend was, en ermee heeft ingestemd, dat de overeenkomst met New Electric is overgenomen door een andere vennootschap van [eiser] , te weten Lido. Dit volgt ook uit het feit dat New Electric nadien aan Lido heeft gefactureerd. Over de verdere overdracht van de vorderingen aan [eiser] door Lido, al dan niet via een derde vennootschap en/of een andere vennootschap waarvan [eiser] aandeelhouder was, heeft [eiser] diverse stukken overgelegd. De rechtbank is al met al van oordeel dat [eiser] daarmee voldoende heeft gesteld dat de vorderingen uit hoofde van de overeenkomst aan haar zijn overgedragen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het vooral gaat om vennootschappen van [eiser] , dat New Electric er mee bekend was dat [eiser] de partij achter deze vennootschappen was, dat [eiser] ook steeds een contactpersoon is geweest en dat New Electric wist dat het de bedoeling was dat [eiser] de auto zou gaan gebruiken. New Electric is door de overdracht van deze vorderingen aan [eiser] ook niet in haar belangen geschaad. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [eiser] bevoegd was om op eigen naam de vorderingen in te stellen.
De overeenkomst kwalificeert als een gemengde overeenkomst (koop en aanneming van werk)
4.8.
Partijen verschillen van mening of de overeenkomst tussen hen gekwalificeerd moet worden als een (consumenten)koopovereenkomst, een overeenkomst tot aanneming van werk of een combinatie van beide zodat het een gemengde overeenkomst is.
4.9.
New Electric heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij normaliter auto’s die door klanten zelf zijn gekocht, ombouwt naar elektrisch aangedreven voertuigen. Bij wijze van uitzondering heeft New Electric in dit geval de auto wel zelf aangekocht en daarna omgebouwd naar een elektrisch aangedreven voertuig. De reden hiervoor was dat de RDW het kenteken, gedurende de ombouwwerkzaamheden, niet wilde schorsen als de auto een buitenlandse eigenaar had. Pas daarna heeft New Electric de omgebouwde auto aan Emerald verkocht. Hoewel New Electric normaliter met haar klanten overeenkomsten van aanneming van werk lijkt te sluiten, valt de overeenkomst die partijen hier hebben gesloten aan te merken als een gemengde overeenkomst van koop (aankoop van de auto) en aanneming van werk (de ombouw naar een elektrisch voertuig). Dit betekent dat zowel de bepalingen van koop als aanneming van werk naast elkaar van toepassing zijn. Nu hiervoor (overweging 4.7) is komen vast te staan dat niet [eiser] maar Emerald contractspartij is bij de overeenkomst met New Electric zijn de bepalingen van consumentenkoop niet toepasselijk.
New Electric is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst
4.10.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW dient een afgeleverde zaak te beantwoorden aan de koopovereenkomst. Een zaak beantwoordt op grond van artikel 7:17 lid 2 BW niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
4.11.
De koper van een tweedehands auto zal, afhankelijk van onder andere de ouderdom, het aantal gereden kilometers en de koopprijs, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met het bestaan van mankementen. Een auto is ook bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig en in het algemeen geldt dat de kans dat gebreken gaan optreden groter wordt naarmate de auto ouder is. Dat gegeven is verdisconteerd in de koopprijs van de tweedehands auto, die veel lager is dan die van een nieuwe auto. De koper van een tweedehands auto moet tegenover het voordeel van een veel lagere aanschafprijs in het algemeen daarom bedacht zijn op het nadeel dat een tweedehands auto doorgaans eerder gebreken zal gaan vertonen dan een nieuwe.
4.12.
[eiser] heeft een tweedehands auto met bouwjaar 2001 uitgekozen. Hoewel New Electric, om technische redenen, had geadviseerd om een auto van vóór het jaar 2000, zonder boordcomputers, uit te kiezen, heeft New Electric – in overleg met [eiser] – tóch deze auto aangekocht en vervolgens omgebouwd naar een elektrisch aangedreven voertuig. New Electric heeft de auto eerst geleverd op 28 maart 2022 en vervolgens, na kort gebruik door [eiser] en het uitvoeren van verschillende (reparatie)werkzaamheden, nogmaals op 24 april 2023. De auto is op 19 mei 2023, na een ruim een week geparkeerd te hebben gestaan, spontaan gaan branden. Het is beide partijen onbekend wat de oorzaak van de spontane ontbranding is geweest.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat het gebrek dat zich aan de auto heeft geopenbaard – hier: spontane ontbranding – dusdanig is dat dit het normaal gebruik van de auto in de weg staat. [eiser] mocht er op grond van de overeenkomst, waarbij zij een tweedehands auto kocht van (destijds) ongeveer zeventien jaar oud, die in aantal jaar tijd door New Electric is omgebouwd tot een elektrisch aangedreven voertuig, voor een bedrag van € 74.940,00, van uitgaan dat de auto geen ernstige gebreken had. Een tweedehands, omgebouwde auto die spontaan ontbrandt, na slechts enkele maanden te zijn gebruikt en terwijl deze voor een korte periode geparkeerd stond, heeft dergelijke gebreken wel. Er is aldus sprake van een zaak die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (zie overweging 4.10 hiervoor). Dat New Electric [eiser] zou hebben geadviseerd een andere auto uit te kiezen, doet aan dit oordeel niet af. Als New Electric ervan overtuigd was dat zij de door [eiser] uitgekozen auto met boordcomputers niet met succes kon ombouwen tot een elektrisch aangedreven voertuig, dan had New Electric de overeenkomst niet moeten aangaan. Dat de auto voorafgaand aan de (eerste) levering is goedgekeurd door de RDW en een APK-keurmeester en dat aan de koop van een
old timerin het algemeen hogere risico’s kleven, maakt dit oordeel ook niet anders.
De schade wordt vastgesteld op een bedrag van € 74.940,00
4.14.
Ingevolge artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar om de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Wanneer nakoming blijvend onmogelijk is, kan een schuldeiser rechtstreeks op grond van artikel 6:74 lid 1 BW vervangende schadevergoeding vorderen. Als onbetwist tussen partijen staat vast dat de auto als gevolg van de spontane ontbranding onbruikbaar is geworden. Hiermee is het causaal verband tussen de tekortkoming van New Electric en de schade van de partij bij de overeenkomst gegeven. Nakoming van de overeenkomst is gelet op het onbruikbaar worden van de auto ook blijvend onmogelijk. Dit maakt dat New Electric in beginsel de schade aan de partij bij de overeenkomst moet vergoeden.
4.15.
[eiser] vordert een bedrag van € 80.794,03 ter vergoeding van de materiële schade die het gevolg is van de tekortkoming van de overeenkomst. Dit bedrag valt uiteen in de volgende posten:
€ 74.940,00 aan verschillende facturen betaald door Emerald (€ 51.050,00), Lido (€ 9.640,00) en Zöld (€ 14.250,00) in verband met de aanschaf en ombouw van de auto;
€ 3.847,50 in verband met de kosten voor registratie van de auto in Hongarije; en
€ 2.006,53 in verband met overige kosten.
New Electric betwist de hoogte van het gevorderde bedrag en maakt daarbij onderscheid tussen de kosten betaald voor de aanschaf van de auto (€ 11.500,00), de ombouw van de auto (€ 47.500,00) en de na de eerste aflevering verrichte werkzaamheden aan de auto (€ 6.300,00 en € 9.640,00). De registratiekosten (€ 3.847,50) zijn bovendien geen onderdeel van de overeenkomst geweest en komen voor risico van [eiser] , aldus New Electric.
4.16.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de hoogte van de schade als volgt. Op grond van artikel 6:97 BW zal de rechtbank de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan overeenstemt. In dit geval zal de rechtbank ter begroting van de schade aansluiten bij een bedrag dat het verschil tussen de in de overeenkomst bepaalde prijs voor aanschaf en ombouw van de auto en de waarde van de auto op de dag van de niet-nakoming. De rechtbank ziet hier reden toe omdat het gaat om een unieke auto, aangekocht op de tweedehands (
old timer) markt, waaraan buitengewone ombouw werkzaamheden zijn verricht, die moeilijk één-op-één te vergelijken is met (de waarde van) een andersoortige auto. Partijen hebben ook geen stukken aangeleverd op basis waarvan de schade gemakkelijk op een andere wijze kan worden begroot. Omdat blijkt dat de auto als gevolg van de brand onbruikbaar is geworden en geen restwaarde meer heeft, is de schade gelijk aan het bedrag dat door de partij bij de overeenkomst met New Electric voor de aanschaf en ombouw van de auto is betaald. De rechtbank stelt deze schade vast op een bedrag van € 74.940,00. Als onbetwist tussen partijen staat namelijk vast dat de partij bij de overeenkomst met New Electric voor de aanschaf en ombouw van de auto – in drie delen – een bedrag van € 60.690,00 heeft betaald aan New Electric. [eiser] heeft ook zelf, al dan niet namens (een van) haar vennootschappen (partij(en) bij de overeenkomst met New Electric), via een administratief tussenpersoon (Zöld), het resterende overeengekomen bedrag van € 14.250,00 betaald aan New Electric. New Electric heeft dit niet weersproken. Gelet hierop is voldoende komen vast te staan dat ook het bedrag van € 14.250,00 door, althans namens, de partij bij de overeenkomst met New Electric is betaald en kan daarom als schade worden aangemerkt.
4.17.
De overige door [eiser] gevorderde kosten (overweging 4.15 onder ii en iii) behoren niet tot de schade. De in het kader van de registratie van de auto in Hongarije gemaakte kosten van € 3.847,50 zijn niet het gevolg van de tekortkoming door New Electric. Deze kosten zijn enkel gemaakt omdat [eiser] de (Nederlandse) auto in Hongarije wilde gebruiken. Vergoeding van deze kosten draagt dan ook niet bij aan het terugbrengen van de benadeelde partij in positie waarin hij zou hebben verkeerd als de tekortkoming zou zijn uitgebleven. Het staat immers niet vast dat deze kosten opnieuw gemaakt zullen worden indien een nieuwe, omgebouwde auto wordt aanschaft. [eiser] heeft voorts onvoldoende gesteld dat de overige kosten van € 2.006,53 tot de schade zouden behoren.
Beroep op eigen schuld faalt: New Electric dient het volledige schadebedrag aan [eiser] te vergoeden
4.18.
New Electric geeft samengevat aan dat zij [eiser] meermaals erop heeft gewezen (via een gebruiksinstructie en bij haar e-mail van 21 maart 2022 aan [eiser] ) dat het niet uitschakelen van de 12 Volt batterij van de auto tijdens langdurige stilstand tot schade zou kunnen leiden. New Electric stelt dat [eiser] de 12 Volt batterij niet heeft uitgeschakeld en dat dit schade aan de auto heeft kunnen veroorzaken. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
4.19.
De rechtbank wijst het beroep op eigen schuld van New Electric af. Voor een beroep op eigen schuld is vereist dat de schade (mede) een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. New Electric heeft in dit kader echter onvoldoende gesteld. Zo is niet komen vast te staan dat de 12 Volt batterij aan stond ten tijde van de brand. Zelfs als dit wel het geval zou zijn geweest, is onvoldoende komen vast te staan dat de auto spontaan is gaan branden als gevolg van dit aan laten staan van de 12 Volt batterij. De stelling van New Electric dat het aan laten staan van de 12 Volt batterij de schade aan de auto heeft kunnen veroorzaken strookt bovendien niet met haar stelling dat de oorzaak en ontstaanslocatie van de brand niet vallen te achterhalen. Er is derhalve geen sprake van schade als gevolg van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend.
4.20.
Gelet op het hiervoor overwogene stelt de rechtbank de vervangende schadevergoeding vast op € 74.940,00. New Electric dient dit volledige bedrag aan [eiser] te vergoeden. De niet betwiste en op grond van de wet verschuldigde rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding wordt eveneens toegewezen.
Verklaringen voor recht
4.21.
De gevorderde verklaring voor recht dat New Electric jegens [eiser] tekort is geschoten wijst de rechtbank af nu [eiser] geen partij is bij de overeenkomst gesloten met New Electric (vgl. overweging 4.7).
4.22.
De gevorderde verklaring voor recht dat New Electric onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld wijst de rechtbank ook af nu [eiser] in dit kader niets heeft gesteld.
Buitengerechtelijke kosten
4.23.
[eiser] vordert een vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De vordering bij dagvaarding heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom wordt de vraag of buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn getoetst aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voor-werk II. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarbij hanteert de rechtbank conform het rapport Voor-werk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiser] heeft ten aanzien van voormelde criteria onvoldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen overgaan. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) zal de rechtbank daarom afwijzen.
Beslagkosten
4.24.
[eiser] vordert New Electric te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.251,10 voor kosten deurwaardersexploten, € 320,00 voor griffierecht en € 607,00 voor salaris advocaat (0,5 punt × € 1.214,00), totaal € 2.178,10.
Proceskosten
4.25.
New Electric is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
1.005,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.746,97

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt New Electric om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 74.940,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt New Electric in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.178,10,
5.3.
veroordeelt New Electric in de proceskosten van € 3.746,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als New Electric niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.L. Wiersinga en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen.
3.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
4.De zogenoemde Haviltex-norm, vgl. HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.