Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznań, Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court in Grodzisk Wielkopolski, the Division in Nowy Tomyśl,van 30 april 2013
(reference number VII K 355/13).
suspended”). De raadsman stelt zich op het standpunt dat een uitspraak van de Poolse rechtbank ontbreekt waarin de opschorting is opgeheven en de tenuitvoerlegging is bevolen. Er is dus geen sprake van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis.
enforcement proceedings” zijn opgeschort, hiermee is de executie van het vonnis zelf niet opgeschort. Het gaat om de opschorting van een uitvoeringsmaatregelen, omdat de opgeëiste persoon onvindbaar is in Polen. Een dergelijke opschorting wordt gedaan ten behoeve van de stuiting van de verjaringstermijn waarbinnen de straf moet zijn tenuitvoergelegd. De opschorting heeft dus geen betrekking op de executie zelf. Tot slot stelt de officier van justitie dat, gelet op het vertrouwensbeginsel, moet worden uitgegaan van de juistheid van de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB heeft verstrekt. De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vonnis, zodat ervan uit moet worden uitgegaan het vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
By the virtue of the decision of the District Court in Nowy Tomasyl dated 18 July 2017 it was ordered to search for [de opgeëiste persoon] with an arrest warrant and the enforcement proceedings were suspended.
the District Courtvan 18 juli 2017 en zijn om die reden vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Die vragen zien op de wijze waarop de opschorting van de executie van de straf ongedaan gemaakt kan worden. Hierop is geen antwoord ontvangen. De rechtbank is bij nader inzien, met de officier van justitie, van oordeel dat de beantwoording van deze vragen niet nodig is. De rechtbank verwijst in dat verband naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. [4] In deze uitspraak is onder meer het volgende overwogen:
the District Courtvan 30 april 2013 een “
judgment in force” is en dus voor executie vatbaar is. Hieraan doet de mededeling in onderdeel F) – die is opgenomen ten behoeve van de stuiting van de executieverjaring – niet af. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
court hearing/session”) die heeft geleid tot het vonnis van 30 april 2013 en dat hij ook is geïnformeerd over het feit dat een beslissing kan worden genomen als hij niet verschijnt. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat ten aanzien van deze procedure sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW. De enkele betwisting hiervan door de opgeëiste persoon is voor de rechtbank geen aanleiding om aan deze informatie te twijfelen. De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW daarom niet van toepassing is en verwerpt het verweer van de raadsman.
5.Strafbaarheid
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[de opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań, Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.