ECLI:NL:RBAMS:2025:7747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
13-102859-25 (A); 13-014589-25 (B); 13-088520-25 (C) en 13-093936-25 (D)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en misbruik van alarmnummer

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld voor poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, waarbij gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk misbruik maken van het alarmnummer 112 zonder dat daartoe noodzaak bestond, in vier verschillende zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 april 2025 in Amstelveen de gaskraan in zijn woning heeft opengedraaid, waardoor een levensgevaarlijke situatie is ontstaan. Tevens heeft hij in de periode van augustus 2024 tot en met maart 2025 herhaaldelijk het alarmnummer gebeld zonder dat er sprake was van een noodsituatie. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekenbaar geacht, gezien zijn psychische problemen, en heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 308 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder opname in een zorginstelling en behandeling door de reclassering. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-102859-25 (A), 13-014589-25 (B), 13-088520-25 (C) en 13-093936-25 (D) (
ter terechtzitting van 2 juli 2025 gevoegd)
Datum uitspraak: 10 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 september en 10 oktober 2025
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. de Krijger en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. M. Rasterhoff en D. Herbrink, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat
Zaak A
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Amstelveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk in een woning, gelegen aan de [adres 2] , brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die voornoemde woning en/of de zich in die voornoemde woning bevindende goederen en/of voor een of meer belendende percelen/woningen (en de daarin aanwezige goederen), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet de gaskraan in die voornoemde woning heeft opengedraaid/opengezet en/of open heeft laten staan en/of gas die woning in heeft laten lopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Zaak B
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2024 tot en met 13 januari 2025 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, een of meerdere malen, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, te weten (alarm)nummer 112;
(art. 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Zaak C
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2025 tot en met 22 maart 2025, te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het (alarm)nummer 112;
(art. 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Zaak D
hij op of omstreeks 26 maart 2025 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, een of meerdere malen, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, te weten (alarm)nummer 112;
(art. 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de zaken A, B, C en D ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier en de verklaring van verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde in de zaken A, B, C en D kan worden bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
op 2 april 2025 te Amstelveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk in een woning, gelegen aan de [adres 3] , een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor woningen (en de daarin aanwezige goederen) en levensgevaar voor een ander of anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet de gaskraan in die voornoemde woning heeft opengedraaid/opengezet en open heeft laten staan en gas die woning in heeft laten lopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
in de periode van 14 augustus 2024 tot en met 13 januari 2025 te Amstelveen meerdere malen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, te weten (alarm)nummer 112;
Zaak C
in de periode van 19 januari 2025 tot en met 22 maart 2025, te Amstelveen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het (alarm)nummer 112;
Zaak D
op 26 maart 2025 te Amstelveen meerdere malen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, te weten (alarm)nummer 112.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 308 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Tevens is verzocht dat aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en dat deze voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De zorg aan verdachte staat op dit moment voorop en met deze strafoplegging kan verdachte in aansluiting op zijn detentie opgenomen worden in een kliniek.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben verzocht om verdachte niet langer dan strikt noodzakelijk in de Penitentiaire Inrichting gedetineerd te (laten) houden. Een kliniek is een veiligere setting voor een patiënt zoals verdachte. Verzocht wordt daarom om oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf wordt beperkt tot de op het moment van de uitspraak reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast wordt verzocht om aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 17 september 2025, en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tevens wordt verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen per datum van uitspaak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft de gaskraan van het fornuis in zijn woning opengedraaid en open laten staan, zodat gas in de woning is gelopen. Hiermee heeft verdachte vanwege het ontploffingsgevaar een levensgevaarlijke situatie gecreëerd voor personen in de nabijheid van de woning. Tevens heeft verdachte daarmee een groot risico op schade aan naastgelegen woningen, en de zich daarin bevindende goederen, doen ontstaan. Dat voornoemde gevaren zich niet daadwerkelijk hebben verwezenlijkt, en een ontploffing is uitgebleven, is te danken aan adequaat handelen van de hulpdiensten (politie en brandweer).
Daarnaast heeft verdachte in een periode van meerdere maanden veelvuldig opzettelijk gebeld naar alarmnummer 112, zonder dat daartoe een noodzaak bestond. Hierdoor heeft verdachte veel overlast veroorzaakt voor de medewerkers van de alarmcentrale en politie- en ambulancemedewerkers. Bovendien levert dit handelen het risico op dat anderen, die wel dringend hulp nodig hebben, niet op tijd in contact kunnen komen met de hulpdiensten die via het alarmnummer worden aangestuurd. Dit kan daarom mensenlevens in gevaar brengen.
De rechtbank ziet ook dat verdachte in een moeilijke periode zat waarin zijn moeder was overleden en hij bang en eenzaam was. Om de gevoelens van eenzaamheid te dempen is hij veel gaan drinken en de alarmdiensten gaan bellen in de hoop dat zij langs zouden komen. Op zitting heeft verdachte zijn spijt betuigd en aangegeven dat hij begrijpt dat zijn handelen gevaar voor zijn buren en overlast heeft opgeleverd.
De persoon van verdachte en de deskundigenrapporten
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte buiten onderhavige feiten, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de NIFP-rapportage van 11 augustus 2025, opgesteld door [persoon] , GZ-psycholoog. Hieruit blijkt – kort samengevat – het volgende.
Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid, een autismespectrumstoornis, een recidiverende ernstige depressieve stoornis, een aanpassingsstoornis en een stoornis in gebruik van alcohol en cannabis. Daarvan was ook sprake ten tijde van de tenlastegelegde feiten. In de aanloop naar de ten laste gelegde feiten was sprake van toenemende emoties, spanning en versterkte gevoelens van eenzaamheid na het (recent) overlijden van zijn moeder. Bij gebrek aan adequate copingmechanismen probeerde verdachte met middelengebruik zijn emoties te reguleren. Verdachte overziet vanuit zijn pathologie onvoldoende de impact van zijn handelen en is, door zijn gebrekkige emotieregulatie en beperkte oplossingsvaardigheden, niet in staat om zelfstandig gedragsalternatieven af te wegen en zijn gedrag in constructieve zin bij te sturen. Gelet hierop is sprake van doorwerking van de bij verdachte aanwezige stoornissen in de ten laste gelegde feiten. Aannemelijk is dat verdachte door zijn pathologie bij alle feiten in verminderde mate in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Mede gezien voornoemde problematiek bij verdachte, schat de NIFP-deskundige het risico op recidive matig tot hoog in. Om het recidiverisico te beperken is een stevige inbedding met externe structuur en toezicht noodzakelijk. Geadviseerd wordt om te starten met een klinische opname in een forensische setting, waarbij rekening wordt gehouden met zijn autisme, beperkte cognitieve capaciteiten en verslavingsproblematiek. Gezien het chronische karakter van zijn stoornissen, zal verdachte langdurige zorg nodig hebben. Ook bij het opbouwen van werk, dagbesteding en sociale contacten is intensieve begeleiding vereist. Wanneer een stabiel toestandsbeeld is bereikt, wordt geadviseerd om het klinische traject gefaseerd af te bouwen naar ambulante begeleiding via een forensisch FACT-team en de reclassering in combinatie met beschermd wonen. Gelet op de aard van de problematiek is nauwe samenwerking tussen de behandelaar en de begeleider van belang. Het tot stand brengen van een werkrelatie met verdachte kost tijd. Daarom is verdachte gebaat bij een beperkt aantal mensen dat zich voor een langere periode aan hem verbindt. Gelet op de bevindingen tijdens dit NIFP-onderzoek, ligt het in de lijn der verwachting dat verdachte niet alle afspraken (tijdig) nakomt. Het is van belang niet te snel het traject om die reden te beëindigen, maar in te zetten op een lange adem. Geadviseerd wordt voornoemde behandeling en begeleiding vorm te geven in het kader van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport van 17 september 2025. Hieruit volgt - kort samengevat - het volgende.
De reclassering schat het risico op recidive gemiddeld tot hoog in. Het recidiverisico daalt als verdachte goed is ingebed in zorg door middel van een klinische opname gevolgd door ambulante begeleiding. De reclassering acht, net als de NIFP-deskundige, langdurige klinische behandeling met aansluitende ambulante behandeling en begeleiding door het FACT-team van Inforsa en de reclassering geïndiceerd. De selectiefunctionaris van het DIZ heeft op 9 september 2025 een toeleiding gedaan naar een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van [FPA 2] . Op 16 september 2025 heeft [FPA afdeling] de aanmelding van verdachte bevestigd en hij staat sindsdien op de wachtlijst. Op 17 september 2025 heeft de reclassering geïnformeerd bij de selectiefunctionaris of er zicht is op de wachtlijst en of de verwachting is dat verdachte aansluitend op detentie geplaatst kan worden. Hoewel dit niet kan worden gegarandeerd schat zij in dat een aansluitende plaatsing op detentie een realistische kans maakt en dat er anders gekeken wordt naar een overbruggingsplek in een andere kliniek. De reclassering adviseert om – bij een veroordeling – een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport. Daarbij wordt geadviseerd om de in het reclasseringsrapport genoemde bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft op 9 oktober 2025 – via de officier van justitie – een e-mailbericht ontvangen van de reclassering waaruit volgt dat verdachte – bij uitspraak op 10 oktober 2025 en een onherroepelijk vonnis per 24 oktober 2025 – op 27 oktober 2025 (om 11:00 uur) vanuit detentie met D&O vervoer kan worden geplaatst in [FPA afdeling] .
Conclusies rechtbank
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de NIFP-deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid over en zal verdachte de bewezen geachte feiten in verminderde mate toerekenen. Daarmee zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden.
Al het vorenstaande overwegend, en rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een deels voorwaardelijke gevangenisstaf van na te noemen duur, waarbij het uitgangspunt is dat verdachte aansluitend aan het verstrijken van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geplaatst bij [FPA afdeling] . Gelet op de adviezen van de NIFP-deskundige en de reclassering, zal de rechtbank aan het na te noemen voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank zal gelet op artikel 14e Sr bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond daarvan uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de hiervoor geldende vereisten die voortvloeien uit artikel 14e Sr. Het in zaak A bewezenverklaarde feit is gericht tegen, of veroorzaakt gevaar voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat – op grond van de inhoud van de NIFP-rapportage en het reclasseringsrapport over het recidiverisico – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat daartegen is gericht.
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b,14c, 14d, 45, 57, 142 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
ten aanzien van de zaken B, C, en D:
telkens: opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
308 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
100 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd:
-
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 4] . Indien veroordeelde aansluitend op detentie geplaatst wordt bij [FPA afdeling] zal de meldplicht van start gaan na oproeping door de reclassering. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in [FPA afdeling] van [FPA 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op basis van beschikbaarheid. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
-
Ambulante behandeling (met mogelijkheid kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch FACT van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op basis van beschikbaarheid bij de zorgaanbieder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
-
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd dan wel begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na aanmelding door de reclassering en op basis van beschikbaarheid bij de zorgaanbieder. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling – van der Maarel en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Baaijens, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2025.