ECLI:NL:RBAMS:2025:7705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
13/005158-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag op vijf maanden oude zoon na geweldshandelingen

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor de doodslag op zijn vijf maanden oude zoon, die hij drie keer met kracht op het hoofd heeft geslagen. Dit leidde tot ernstig letsel, waarna het kind enkele dagen later overleed. De verdediging voerde aan dat de verdachte onder invloed van Winti (Surinaamse Voodoo) handelde, waardoor hij geen controle had over zijn daden. De rechtbank verwierp deze verdediging, omdat er geen bewijs was voor deze claim. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven jaar op, evenals de toewijzing van affectieschade en kosten van lijkbezorging aan de nabestaanden. De gevorderde schokschade werd niet-ontvankelijk verklaard. De zaak werd behandeld in de rechtbank Amsterdam, waar de verdachte op 17 oktober 2025 werd veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, aangezien hij zich bewust was van de risico's van zijn gewelddadige handelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/005158-23
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven op het adres [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .
Hierna te noemen: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2024, 12 februari 2025, 8 mei 2025, 22 juli 2025 en 3 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mr. P.W. van Rijmenam - van Oosterom, advocaat te Amsterdam, namens de nabestaanden van [slachtoffer] en tevens benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich op 3 januari 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
primair:
- doodslag op zijn kind [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) door geweldshandelingen uit te oefenen op hoofd van [slachtoffer] en op enigerlei wijze veel kracht toe te passen op het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op 8 januari 2023 is overleden;
subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegd als:
  • zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend;
  • mishandeling, de dood ten gevolge hebbend;
  • het in hulpeloze toestand brengen of laten van iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging verdachte (als vader van zijn zoon), krachtens wet en/of overeenkomst verplicht was door, nadat verdachte [slachtoffer] op een bank had gelegd, ten gevolge waarvan [slachtoffer] vanaf die bank met zijn hoofd, althans lichaam, op de harde vloer en/of tegen harde voorwerpen kwam te vallen en vervolgens niet tijdig noodzakelijke medische hulp heeft ingeschakeld.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Inleiding
Nacht van 2 op 3 januari 2023 en overlijden van [slachtoffer] op 8 januari 2023
In de nacht van 2 op 3 januari 2023 was [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), op dat moment een baby van bijna zes maanden oud, alleen thuis met zijn vader, zijnde verdachte. Rond 07:00 uur in de ochtend kwam de moeder van [slachtoffer] , [benadeelde partij 1] , thuis na haar nachtdienst. Zij nam de zorg over [slachtoffer] over van verdachte, die naar zijn werk ging. Verdachte gaf voor zijn vertrek aan dat [slachtoffer] die nacht had doorgeslapen en dat hij nog moest eten. Toen verdachte weg was, wilde moeder [slachtoffer] wakker maken en eten geven, maar [slachtoffer] bleek niet te reageren en was aan het zwaaien en schoppen met zijn handen en benen. Moeder heeft toen eerst geprobeerd [slachtoffer] wakker te maken door met hem onder de douche te gaan. Toen [slachtoffer] vervolgens nog steeds niet reageerde, heeft zij 112 gebeld.
Bij aankomst van de medische hulpdiensten bleek bij [slachtoffer] sprake van stuiptrekkingen. Hij werd met spoed naar het UMC in Amsterdam gebracht. Aldaar bleek [slachtoffer] letsel te hebben, bestaande uit schedelfracturen, een subdurale bloeding en retinale bloedingen. Gelet op de zeer slechte medische toestand waarin [slachtoffer] zich bevond, achtten de artsen het uiteindelijk zinloos om de behandeling met beademing voort te zetten. In overleg met verdachte en de moeder van [slachtoffer] is toen besloten om de beademing te staken, waarna [slachtoffer] op 8 januari 2023 als gevolg van de complicaties van het door hem opgelopen letsel is komen te overlijden.
Eerste verklaringen verdachte over de val van [slachtoffer]
Verdachte heeft over de oorzaak van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel een verklaring afgelegd bij de moeder van [slachtoffer] en de artsen. Deze verklaring heeft verdachte tijdens verschillende verhoren bij de politie herhaald en houdt - kort samengevat - in dat [slachtoffer] in de nacht van 2 op 3 januari 2023 rond half 1 wakker werd en eten moest hebben. Verdachte heeft [slachtoffer] op de bank gelegd en is naar de keuken gelopen om daar de waterkoker aan te zetten voor het bereiden van de voeding. Op dat moment hoorde hij een knal. [slachtoffer] was van de bank gevallen. Verdachte hoorde hem eerst heel hard huilen, maar even later gaf [slachtoffer] geen reactie toen verdachte hem pap wilde geven. Verdachte verbond hier de conclusie aan dat [slachtoffer] weer wilde slapen of uitrusten en dacht dat er niks aan de hand was. Verdachte is vervolgens weer gaan slapen en is, zonder bij de moeder van [slachtoffer] melding te maken van de val van de bank, naar zijn werk gegaan.
Medische rapportages
LECK-rapportage
Omdat het verhaal van verdachte volgens de artsen niet leek te passen bij het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel, is er wegens het vermoeden van kindermishandeling door het AMC-ziekenhuis een rapportage aangevraagd bij het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (hierna: LECK). Het Leck heeft op 5 januari 2023, toen [slachtoffer] nog in leven was, voornoemd letsel geconstateerd en heeft in een aparte conclusie vermeld dat de combinatie van letsels niet volledig te verklaren is door de beschreven toedracht.
Rapportage forensisch patholoog
Naar de vermelde toedracht van het overlijden van [slachtoffer] is mede gelet op de LECK-rapportage een forensisch pathologisch onderzoek verricht. In het rapport van de forensisch patholoog van 14 december 2023 wordt onder meer geconcludeerd dat [slachtoffer] is overleden aan de gevolgen van schedelhersenletsel. Dit is ontstaan door een hevige stomp botsende krachtinwerking, al dan niet in combinatie met dynamische krachtinwerking (repeterende bewegingen met acceleratie-deceleratie en rotatie). De verhaalde val de bank biedt volgens de patholoog onvoldoende verklaring voor het fataal verlopen letselbeeld. Het aantreffen van de combinatie van medische bevindingen is waarschijnlijker onder de hypothese van niet-accidentele krachtinwerking (toegebracht letsel) dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking.
Rapportage radioloog
Naar aanleiding van de vermelde toedracht is ook radiologisch onderzoek gedaan. In de conclusie van het rapport daterend van 31 mei 2024 wordt geschreven dat de afzonderlijke letsels bij [slachtoffer] volgens de literatuur waarschijnlijker zijn onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel. De combinatie van letsels en de discrepantie tussen de letsels enerzijds en het relatief geringe trauma anderzijds (de rechtbank begrijpt: de door verdachte benoemde val van de bank) maakt die verdenking veel hoger, zo wordt in het rapport geschreven.
Nieuwe verklaring verdachte
Nadat nieuwe onderzoeksbevindingen en voornoemde rapporten van de forensisch patholoog en de radioloog aan het dossier waren toegevoegd, heeft verdachte uiteindelijk op 10 oktober 2024 bij de politie een nieuwe verklaring afgelegd over wat er is gebeurd in de nacht van 2 op 3 januari 2023. Deze verklaring heeft verdachte – in grote lijnen – ter terechtzitting van 3 oktober 2025 herhaald: De eerder door hem afgelegde verklaring klopt niet. Hij was in de nacht van 2 op 3 januari 2023 alleen met [slachtoffer] . Rond twee uur werd [slachtoffer] wakker en heeft hij hem in zijn bedje in de woonkamer op zijn buik gelegd. Hij is toen in de keuken pap gaan maken. [slachtoffer] huilde op dat moment. Hij begon veel harder te huilen. Toen knapte er iets bij verdachte. Hij voelde een agressie in hem opkomen die hij nog nooit eerder had gevoeld. Hij raakte in een soort trance en had geen controle meer over zichzelf. In die trance is hij naar [slachtoffer] toegelopen en heeft hem drie keer achter elkaar op zijn hoofd geslagen met zijn vuist. Na het slaan stopte [slachtoffer] met huilen. Verdachte ontwaakte weer uit de trance. Toen verdachte [slachtoffer] oppakte, merkte hij dat zijn hoofdje slap was.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij op het moment dat hij [slachtoffer] meermaals met zijn vuist sloeg, geestelijk is gemanipuleerd via Winti (zwarte magie, Surinaamse voodoo). Hoewel hij bij bewustzijn was, had hij gedurende zeven tot tien seconden geen controle over zijn lichaam. Het voelde alsof iemand anders op zijn lichaam drukte. Hij kon er niet tegen vechten.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde doodslag op [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem meermalen hard op het hoofd te slaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet. Het meest subsidiair ten laste gelegde kan volgens de verdediging wel worden bewezen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Hieronder wordt gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de in
bijlage IIopgenomen wettige bewijsmiddelen is gekomen, waarbij ook, voor zover van belang voor de beoordeling, dat wat de officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd zal worden besproken.
Drie krachtige vuistslagen op het hoofd
Op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] , terwijl die op zijn buik lag, meerdere malen met de vuist op het hoofd heeft geslagen. Dit wordt ondersteund door de medische rapporten waarin beschreven staat dat schedelbreuken het gevolg kunnen zijn van hevige krachtinwerkingen op het hoofd.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte deze vuistslagen met kracht heeft gegeven. De rechtbank baseert zich ook hierbij op de verklaring van verdachte ter zitting dat hij, nadat hij [slachtoffer] geslagen had, hem oppakte en bemerkte dat diens hoofd slap was. Tevens baseert de rechtbank zich hierbij op de rapportages van de forensisch patholoog en de radioloog, die schrijven dat het ernstige schedelhersenletsel een gevolg is geweest van een hevige stomp botsende krachtinwerking en dat schedelfracturen ontstaan door inwerking van geweld. Op basis van deze gevolgen van het handelen van verdachte komt de rechtbank tot de conclusie dat hij met kracht moet hebben geslagen.
Het voorgaande betekent dat verdachte door zo te handelen meermaals een stompende botsende gewelds inwerking heeft uitgeoefend op het hoofd van [slachtoffer] . Ten gevolge van deze hevige stomp botsende krachtinwerkingen heeft [slachtoffer] onder meer schedelhersenletsel opgelopen. Dit heeft geleid tot hersenfunctiestoornissen waaraan [slachtoffer] , blijkens het rapport van de forensisch patholoog, op 8 januari 2023 is komen te overlijden.
Voorwaardelijk opzet
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte [slachtoffer] bewust dood heeft willen maken (vol opzet). Dat staat echter niet in de weg aan de conclusie dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Daarvoor is immers vereist dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat door zijn handelen dit gevolg zal intreden en dat hij dit gevolg ook heeft aanvaard.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een baby bijzonder kwetsbaar is en dat de kwetsbaarheid groter is naarmate de baby jonger is. Meer specifiek is bij een baby in de eerste levensmaanden het hoofd nog vele malen kwetsbaarder dan het hoofd van een volwassen persoon. Hierdoor is in de omgang met een baby behoedzaamheid geboden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de kans dat een circa vijf maanden oude baby komt te overlijden als gevolg van het ongecontroleerd drie keer met kracht met gebalde vuist slaan op het hoofd naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Ook kan dit handelen naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens deze aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard.
Dat verdachte ten gevolge van Winti en de daarbij volgens hem door (een) derde(n) uitgeoefend handelen geen controle had over zijn wil en handelen en er daardoor bij hem geen sprake was van opzet of enige controle over zijn handelen, wordt op geen enkele wijze verder ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. Anders dan door de verdediging bepleit, oordeelt de rechtbank dan ook dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem meermalen met de vuist met kracht op het hoofd te slaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 3 januari 2023 te Amsterdam zijn kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door opzettelijk meermaals een stomp botsende gewelds inwerkingen op het hoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op 8 januari 2023 is overleden.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte geen beroep toekomt op een schulduitsluitingsgrond.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de rechtbank bij een bewezenverklaring van het primair, subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde, dit feit niet aan verdachte dient toe te rekenen en hem dient te ontslaan van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft ter motivering hiervan aangevoerd dat verdachte geen weerstand heeft kunnen bieden aan de Winti die op hem is uitgeoefend. Hieruit volgt dat er sprake is van psychische overmacht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van verdachte over de Winti, ten gevolge waarvan hij geen controle zou hebben gehad over zijn wil en handelen, wordt op geen enkele wijze verder ondersteund in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte geen beroep op psychische overmacht in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht toekomt.
Aldus is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 (acht) jaren, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (hierna: GVM) ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de straf in het voordeel van verdachte rekening te houden met de door hem afgelegde bekennende verklaring en de persoon van verdachte, die aanleiding geven om beneden gemiddeld te straffen. Ook heeft de raadsman verzocht om in het geval aan verdachte een GVM wordt opgelegd, dit in strafmatigende zin mee te laten wegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van zijn zoontje [slachtoffer] , door driemaal met kracht met de vuist op zijn hoofd te slaan. Ten gevolge hiervan heeft [slachtoffer] zeer ernstig letsel bekomen, bestaande uit schedelfracturen, een subdurale bloeding en een retinale bloeding. Uiteindelijk is [slachtoffer] een paar dagen later overleden aan de complicaties van het zeer ernstige hoofd-/hersenletsel dat door zijn eigen vader is toegebracht. [slachtoffer] is nog geen zes maanden oud geworden en had zijn hele leven nog voor zich. Dat leven is hem door het handelen van zijn eigen vader op brute wijze ontnomen. [slachtoffer] was volkomen weerloos en bovendien volledig afhankelijk van zijn vader aan wie op dat moment de zorg voor [slachtoffer] was toevertrouwd. Verdachte is hierin in zeer ernstige mate tekortgeschoten. Het overlijden van [slachtoffer] brengt vanzelfsprekend in de naaste omgeving veel verdriet met zich. Nabestaanden missen [slachtoffer] iedere dag, zo blijkt uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaringen.
De moeder van [slachtoffer] verkeerde door de eerdere verklaring van verdachte, dat [slachtoffer] van de bank was gevallen, lange tijd in de veronderstelling dat [slachtoffer] door een ongeluk om het leven was gekomen. Verdachte was als enige op de hoogte van wat er gebeurd was met [slachtoffer] en heeft de moeder van [slachtoffer] en alle andere dierbaren voor lange tijd in het ongewisse gelaten ten aanzien van de werkelijke toedracht. Zelfs nadat verdachte voor de tweede keer door de politie was aangehouden in augustus 2024, heeft het tot en met oktober 2024 geduurd totdat verdachte bij de politie een verklaring heeft afgelegd over de geweldshandelingen die hij op het hoofd van [slachtoffer] heeft uitgevoerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat zowel de moeder van [slachtoffer] als de naaste familieleden pas na meer dan anderhalf jaar geconfronteerd zijn met de daadwerkelijke toedracht van zijn overlijden en zij pas recent (opnieuw) zijn begonnen met het verwerken van [slachtoffer] ’s overlijden. Aldus heeft verdachte door zo lang de daadwerkelijke toedracht van het overlijden van [slachtoffer] te ontkennen, de nabestaanden, en in het bijzonder de moeder van [slachtoffer] , extra leed aangedaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ook verdachte heeft vanzelfsprekend verdriet om het verlies van zijn zoontje. Hij zal verder moeten leven met het feit dat [slachtoffer] door zijn toedoen is overleden. De rechtbank weegt dit in strafmatigende zin mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden
Het strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. In het strafblad van verdachte zijn daarom geen strafverzwarende omstandigheden gelegen.
De persoon van verdachte
In de Triple-rapportage opgesteld door de forensisch milieuonderzoeker dhr. [persoon] , de GZ-psycholoog mw. S.A. Moonen en de psychiater mw. M.M. Sprock, waarin zij verdachte volledig toerekeningsvatbaar verklaren, ziet de rechtbank geen feiten of omstandigheden waarmee bij de strafoplegging rekening mee moet worden gehouden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 9 september 2025 van Reclassering Nederland. De reclassering adviseert bij een veroordeling aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering geeft in overweging mee om aan verdachte een GVM op te leggen, met de kanttekening dat zij twijfelt aan de meerwaarde van deze maatregel. Daarnaast merkt de reclassering ten aanzien van de GVM op dat niet volledig aan de voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel wordt voldaan.
8.3.3
Strafoplegging
Doodslag behoort tot de ernstigste delicten die onze samenleving kent. Het recht op leven behoort tot één van de meest fundamentele rechten die in onze rechtsorde dienen te worden beschermd. Het opzettelijk ontnemen van het leven van iemand rechtvaardigt een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden geacht. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van acht jaren acht de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, te hoog.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
8.3.4.
Geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank stelt vast dat niet wordt voldaan aan de wettelijke vereisten om een GVM aan verdachte op te leggen en legt deze maatregel dan ook niet op.

9.De benadeelde partijen

9.1
Vorderingen benadeelde partijen
De moeder van [slachtoffer] , mevrouw [benadeelde partij 1] , en de oma van [slachtoffer] , mevrouw [benadeelde partij 2] , hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen.
9.1.1
[benadeelde partij 1] , moeder van [slachtoffer]
[benadeelde partij 1] vordert een bedrag van in totaal € 42.000,- aan schade.
Dit bedrag bestaat uit € 2.000,- aan materiële schade, zijnde toekomstige medische kosten. Verzocht is om deze kosten niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast bestaat dit bedrag uit € 40.000,- aan immateriële schade:
  • affectieschade á € 20.000,-;
  • schokschade á € 20,000,-.
9.1.2
[benadeelde partij 2] , oma van [slachtoffer]
[benadeelde partij 2] vordert een bedrag van € 900,- aan schade. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, zijnde kosten die op 13 januari 2023 gemaakt zijn voor de crematie van [slachtoffer] .
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de verzochte affectieschade en schokschade kunnen worden toegewezen. Wat betreft de gevorderde toekomstige medische kosten heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat [benadeelde partij 1] in dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de verzochte kosten kunnen worden toegewezen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd op de door [benadeelde partij 1] gevorderde affectieschade en de door [benadeelde partij 2] gevorderde kosten van lijkbezorging.
De door [benadeelde partij 1] gevorderde schokschade en toekomstige medische kosten zijn door de raadsman betwist. De raadsman heeft verzocht om de vordering van [benadeelde partij 1] ten aanzien van deze gedeelten van haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1]
Affectieschade
De hoogte van de gevorderde affectieschade is op de zitting niet betwist. De gevorderde affectieschade zal daarom ook worden toegewezen.
Schokschade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van schokschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie het arrest van 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958). Vergoeding van schokschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het ten laste gelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit de emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hebben en het slachtoffer bij het ten laste gelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank overweegt dat in deze zaak de vordering tot schokschade niet (zodanig) onderbouwd is, dat daaruit naar objectieve maatstaven volgt dat sprake is van geestelijk letsel als gevolg van een hevige emotionele schok zoals hiervoor omschreven. Het overgelegde contactjournaal met de huisarts van 3 oktober 2023, waarin door de huisarts wordt geschreven dat gezien de ingrijpende gebeurtenis van het overlijden van [benadeelde partij 1] haar zoontje door een niet natuurlijke oorzaak, er
mogelijksprake is van een traumatisch verlies, is onvoldoende om het bestaan van zulk geestelijk letsel vast te kunnen stellen, mede in het licht van de aanwezige affectieschade. Dit maakt dat het op dit moment onvoldoende duidelijk is of het door [benadeelde partij 1] opgelopen geestelijk letsel een (rechtstreeks) gevolg is geweest van schokschade of verband houdt met het traumatische verlies van [slachtoffer] op zichzelf. De door [benadeelde partij 1] gevorderde schokschade zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en kan, desgewenst, bij de civiele rechter worden gevorderd of in geval van hoger beroep in deze strafzaak nader onderbouwd worden.
Toekomstige medische kosten
De gevorderde toekomstige medische kosten zullen door de rechtbank in overeenstemming met de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet vaststaat dat dit schade is die werkelijk zal worden geleden.
9.4.2
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2]
Kosten crematie
De hoogte van de gevorderde kosten van de crematie is op de zitting niet betwist. De gevorderde schade zal daarom ook worden toegewezen.
9.4.3
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen van alle benadeelde partijen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis tot het moment van de algehele voldoening. De datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis is ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] 3 januari 2023 en ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2] 11 januari 2023. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen ten aanzien van de verschillende toegewezen bedragen aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op artikel 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , van een bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, d.d. 3 januari 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering
niet-ontvankelijkis.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] van een bedrag van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis d.d. 3 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan 135 dagen gijzeling worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 900,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, d.d. 11 januari 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit vergoeding van materiële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] van een bedrag van € 900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis d.d. 11 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan 18 dagen gijzeling worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D. Bode, voorzitter,
mrs. J. Thomas en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2025.