ECLI:NL:RBAMS:2025:7439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
13-219757-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Substituut procureur des Konings van het Parket Antwerpen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, waarbij de opgeëiste persoon, geboren in 1974 in België, momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting, waar hij werd vertegenwoordigd door zijn advocaat.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de grondslagen van het EAB onderzocht. Het EAB betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 10 jaar, opgelegd voor ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord en diefstal. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de Belgische autoriteiten voldoende garanties hebben gegeven dat de opgeëiste persoon in humane omstandigheden zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw, die de overlevering wilde tegenhouden op basis van zorgen over de detentieomstandigheden, verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en heeft zij de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-219757-25
Datum uitspraak: 9 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 12 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juli 2025 door de Substituut procureur des Konings van het Parket Antwerpen - Sectie Strafuitvoeringsrechtbank, België, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] (België),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier in Nederland,
nu gedetineerd in [P.I.],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 september 2025, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht bij de behandeling op zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn daartoe door hem gemachtigde raadsvrouw, mr. A.M. Rus, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een:
1. vonnis herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling van de Strafuitvoeringsrechtbank in Antwerpen van 24 februari 2023. Het betreft de strafuitvoering van het arrest van het Hof van beroep in Antwerpen van 08 april 2020, met referentie C/466/2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1861 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest (C/466/2020).
Uit de aanvullende informatie van 28 augustus 2025 blijkt dat het vonnis herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling is aangeduid met kenmerk VZ 23/0532.
Daarnaast vermeldt het EAB een:
2. arrest van het Hof van beroep in Antwerpen van 12 oktober 2023 met referentie C/1252/2023.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Deze arresten betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Overlevering van de opgeëiste persoon kan worden geweigerd als de overlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die straf of maatregel heeft geleid, behoudens de uitzonderingen als bedoeld in artikel 12, onder a tot en met d, OLW. In deze zaak is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het arrest van het Hof van beroep in Antwerpen (C/466/2020)
In onderdeel d) van het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op de zitting die tot de beslissing heeft geleid. Dat betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is.
De beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (VZ 23/0532)
Op 28 augustus 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie verstrekt. Hieruit blijkt dat de opgeëiste persoon bij beslissing van de Rechtbank van eerste Aanleg in Antwerpen van 15 juli 2022 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Bij beslissing van de Strafuitvoeringsrechtbank in Antwerpen van 24 februari 2023 is die voorwaardelijke invrijheidsstelling herroepen. De beslissing van 24 februari 2023 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Daarnaast blijkt uit de aanvullende informatie dat die herroeping het gevolg is geweest van schending van bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling en niet van het plegen van strafbare feiten.
Het arrest van het Hof van beroep te Antwerpen (C/125/2023)
De rechtbank stelt vast dat het EAB mede strekt tot de tenuitvoerlegging van dit arrest, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van het EAB stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van deze procedure sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW. De opgeëiste persoon was volgens de verstrekte informatie op de hoogte van het voorgenomen proces en een door hem gemachtigd advocaat heeft ter terechtzitting daadwerkelijk de verdediging van de opgeëiste persoon gevoerd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom ten aanzien van dit arrest niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, als voldaan is aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Ten aanzien van het arrest van het Hof van beroep in Antwerpen (C/466/2020):
- Feit 1 en 2:
telkens: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- Feit 3:
poging tot moord;
- Feit 4:
diefstal.
Ten aanzien van het arrest van het Hof van beroep in Antwerpen (C/1252/2023):
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in België

Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere overleveringsprocedure geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België. Om die reden voldoet de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer. [5]
Bij brief van 30 juli 2025 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden voor de opgeëiste persoon de volgende detentiegarantie afgegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.
2.
Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.

De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval egelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om de overlevering te weigeren op grond van artikel 11 OLW. De verstrekte detentiegarantie is niet voldoende, omdat deze niet altijd wordt nageleefd door de Belgische autoriteiten. Zij heeft dit onderbouwd met een voorbeeld van een andere zaak uit haar eigen praktijk waarbij de betreffende opgeëiste persoon na overlevering in een andere detentie-instelling werd geplaatst dan was gegarandeerd door de Belgische autoriteiten, waarbij hij in onmenselijke omstandigheden terechtkwam en waarop door het IRC vervolgens is geweigerd om actie te ondernemen, ondanks uitgebreide communicatie daartoe door de raadsvrouw met het IRC, welke communicatie zij aan de rechtbank heeft overgelegd. Volgens de raadsvrouw kan daardoor niet worden vertrouwd op de verstrekte detentiegarantie in onderhavige zaak en dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie neemt de gegeven garantie het reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden weg voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft in eerdere zaken de gegeven garantie als voldoende beschouwd. In geval van een melding over niet-naleving van de detentiegarantie zal het IRC altijd navraag doen bij de betreffende autoriteiten. Bovendien wordt de melding gemonitord.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (waaronder de CPT-standaarden).
De omstandigheid dat in de door de raadsvrouw aangehaalde zaak een melding van niet-naleving van de garantie is gedaan waarop mogelijk niet afdoende door het IRC is gereageerd is betreurenswaardig, maar betekent op zichzelf niet dat dit voldoende is om in alle zaken de verstrekte detentiegarantie in twijfel te trekken. Ook als in de aangehaalde zaak daadwerkelijk sprake is geweest van niet-naleving van de garantie, brengt deze melding nog niet mee dat de opgeëiste persoon in onderhavige zaak een reëel gevaar loopt op onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden. Tot slot en ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het mechanisme inzake meldingen over niet-naleving van garanties in de praktijk en voorzover bekend bij de rechtbank in staat blijkt om, in die gevallen waarin de garantie kennelijk niet is nageleefd, alsnog op korte termijn naleving van de garantie te bewerkstelligen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 285, 289 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, 27 en 54 van de Wet Wapens en Munitie en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Substituut procureur des Konings van het Parket Antwerpen - Sectie Strafuitvoeringsrechtbank, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M. Westerman en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (Minister for Justice and Equality (Herroeping van de opschorting)), punt 53.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.