ECLI:NL:RBAMS:2025:7225

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
11690302 \ EA VERZ 25-536
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een schoonmaakmedewerker wegens het meenemen van statiegeldflessen uit personeelsprullenbakken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een schoonmaakmedewerker, hierna te noemen [verzoeker], en zijn werkgever, EW CLEANING OPERATIONS B.V. [verwerende partij]. [Verzoeker] was op staande voet ontslagen omdat hij lege statiegeldflessen en -blikjes uit personeelsprullenbakken had meegenomen. Hij verzocht om betaling van een transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding, omdat hij van mening was dat het ontslag onterecht was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter overwoog dat [verzoeker] niet op de hoogte was van het beleid omtrent het meenemen van gevonden voorwerpen en dat het ontslag te vergaand was, gezien de lange duur van zijn dienstverband en het feit dat hij nooit eerder een waarschuwing had ontvangen. De kantonrechter kende [verzoeker] de gevraagde vergoedingen toe, waaronder een transitievergoeding van € 15.397,48, een gefixeerde schadevergoeding van € 14.991,57 en een billijke vergoeding van € 5.000,-. Tevens werd EW veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11690302 \ EA VERZ 25-536
Beschikking van 30 september 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. I.E.E. Taling,
tegen
EW CLEANING OPERATIONS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
verwerende partij,
hierna te noemen: EW,
gemachtigde: mr. W.B. van Lingen.
De zaak in het kort
Volgens werknemer is hij onterecht op staande voet ontslagen. Hij verzoekt betaling van onder meer de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter wijst de verzoeken grotendeels toe, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 2 mei 2025 ingediende verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de aanvullende producties 12-16 en 17 van EW.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2025. [verzoeker] was daarbij aanwezig, samen met zijn partner, de gemachtigde en mr. Kokje. Namens EW waren aanwezig [naam 1] ( [naam functie 1] ), [naam 2] ( [naam functie 2] ),
[naam 3] ( [naam functie 2] ) en [naam 4] ( [naam functie 2] ), samen met mr. E. Vroege-Scheffers en mr. J.M. Buist. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van spreekaantekeningen en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
EW is een schoonmaakbedrijf dat personeel inzet om kantoren en panden van opdrachtgevers schoon te maken.
2.2.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1977, is op 12 augustus 2013 bij EW in dienst getreden. Hij werkte daar als schoonmaakmedewerker en verdiende € 3.865,72 bruto per maand (inclusief vakantiegeld en toeslagen).
2.3.
Vanaf 14 november 2022 verrichte [verzoeker] zijn werkzaamheden voor EW bij [locatie] .
2.4.
De in 2013 door [verzoeker] ondertekende arbeidsovereenkomst vermeldt onder meer dat de werknemer zonder toestemming van de werkgever niets, ook geen afval of waardeloos geachte zaken, van werkgever of relaties zal meenemen. [1] De arbeidsovereenkomst vermeldt verder dat de bij werkgever geldende reglementen, waaronder het boekje “Werken bij EW”, op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn en dat [verzoeker] die reglementen heeft ontvangen.
2.5.
Op 25 januari 2025 is de meest recente versie van het Werken bij EW boekje gepubliceerd. Hierover is op 4 februari 2025 een bericht geplaatst in de Happy-app, het intranet van EW. In de bijgewerkte versie van het Werken bij EW boekje staat onder meer: [2]

Gevonden voorwerpen
Gevonden voorwerpen dien je af te geven bij je leidinggevende. Gooi het niet weg! Hoe onbelangrijk iets voor jou misschien ook lijkt, het kan voor de eigenaar van waarde zijn. De voorwerpen worden door de leidinggevende geregistreerd en afgegeven aan de opdrachtgever. Statiegeld flessen of -blikjes vallen hier ook onder. Indien je besluit een gevonden voorwerp niet te melden en/of af te geven bij jouw leidinggevende, brengt dit mogelijk consequenties met zich mee omdat dit gezien kan worden als verduistering of diefstal.”
2.6.
Op 27 februari 2025 heeft [verzoeker] na een dienst bij [locatie] lege statiegeldflessen en -blikjes meegenomen. Dit is later door een beveiliger van [locatie] op camerabeelden gezien. Vervolgens heeft er op 1 maart 2025 een gesprek plaatsgevonden tussen een beveiliger van [locatie] en [verzoeker] . Uit het van dat gesprek opgemaakte gespreksverslag volgt dat [verzoeker] onder meer heeft verklaard dat hij niet wist waarom de beveiliger met hem in gesprek wilde en dat hij niet wist waar het gesprek over zou gaan. Toen hij daarnaar werd gevraagd heeft hij verklaard dat af en toe mensen blikjes in de bak doen en dat hij soms blikjes in de prullenbak vindt, die hij meeneemt en bij de supermarkt inwisselt. [verzoeker] heeft verder verklaard dat hij niet bekend was met de procedure en dat als hij zou hebben geweten dat het niet mocht, hij dat niet zou hebben gedaan. Hij antwoordt verder dat hij in totaal misschien drie of vier keer blikjes heeft meegenomen en dat hij daarvoor in totaal ongeveer € 35,- heeft gekregen. Later in het gesprek antwoordt hij dat hij nu begrijpt dat dat niet mocht, dat hij het niet had moeten doen en dat hij bereid is de schade terug te betalen. Na het gesprek heeft [verzoeker] zijn dienst hervat.
2.7.
Op 2 maart 2025 heeft [locatie] aan EW laten weten dat [verzoeker] niet meer welkom was.
2.8.
Op 3 maart 2025 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de rayonmanager van EW en [verzoeker] , waarin [verzoeker] in afwachting van nader intern onderzoek met onmiddellijke ingang op non-actief werd gesteld.
2.9.
Op 4 maart 2025 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de rayonmanager van EW, een HR adviseur van EW en [verzoeker] . [verzoeker] is op staande voet ontslagen. EW heeft dit ontslag op staande voet bevestigd bij brief van 4 maart 2025.
2.10.
Op 4 maart 2025 heeft EW haar personeel per whatsapp geïnformeerd dat statiegeldflessen en -blikjes onder gevonden voorwerpen vallen.
2.11.
[verzoeker] is op 26 maart 2025 bij CSU als schoonmaker in dienst getreden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking primair veroordeling van EW tot betaling binnen twee weken van:
(i) de transitievergoeding van € 15.397,48 bruto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 april 2025;
(ii) de gefixeerde schadevergoeding van € 14.991,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025; en
(iii) een billijke vergoeding van € 47.341,80 bruto.
Subsidiair verzoekt hij kort gezegd betaling binnen twee weken van de transitievergoeding.
Zowel primair als subsidiair verzoekt hij verder een veroordeling om binnen twee weken specificaties te verstrekken van betaling van de bedragen en veroordeling van EW in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat er geen sprake is van een dringende reden, het ontslag niet onverwijld is gegeven en er geen sprake is van een onverwijlde mededeling van de dringende reden.
3.3.
EW voert verweer en stelt – samengevat – dat het verzoek moet worden afgewezen, althans gematigd, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Ontslag op staande voet
4.1.
[verzoeker] berust in het ontslag, maar maakt aanspraak op een aantal vergoedingen. Die vergoedingen komen (grotendeels) alleen voor toekenning in aanmerking als het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De eerste vraag die dus beantwoord moet worden, is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
Juridisch kader
4.2.
In de wet staat dat ieder van partijen bevoegd is om de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. [3] Voor een werkgever worden als dringende reden aangemerkt zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, dat in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [4] Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Van belang zijn bijvoorbeeld de aard en de ernst van wat er is gebeurd, de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan, de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
Geen dringende reden
4.3.
Ter zitting is gebleken dat de flessen en blikjes waar het in deze procedure over gaat, zich bevonden in het gedeelte van [locatie] waar uitsluitend personeelsleden kwamen. Namens EW is ter zitting toegelicht dat er daar één grote recyclebak staat, waar personeelsleden statiegeldflessen en -blikjes kunnen ingooien. De opbrengst van die recyclebak komt ten goede aan het personeel of een goed doel. [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat de flessen en blikjes die hij heeft meegenomen
nietin die recyclebak lagen, maar dat hij die vond in de verschillende prullenbakken die ook in dat personeelsgedeelte stonden. Dit is namens EW onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. [verzoeker] heeft verder onweersproken toegelicht dat het ging om flessen en blikjes van het personeel die zij vanaf huis mee naar hun werk hadden genomen, zoals hij zelf ook wel eens had gedaan, en die zij vervolgens na gebruik daar in de prullenbak gooiden.
4.4.
Alhoewel het goed te begrijpen is dat EW, ook gelet op de aard van haar werkzaamheden, niet wil dat haar werknemers spullen bij opdrachtgevers meenemen, is het gegeven ontslag op staande voet in dit geval te verstrekkend.
4.5.
Een ontslag op staande voet is een zeer ingrijpend middel, met vergaande consequenties voor de werknemer. Mede gelet op de (lange) duur van het dienstverband van [verzoeker] , de onweersproken omstandigheid dat hij nooit een geldige officiële waarschuwing heeft gehad en dat – zoals hij heeft aangevoerd en EW niet heeft weersproken – hij de afgelopen jaren de hoogst haalbare score kreeg voor het overgrote deel van zijn functioneren, had EW met een minder vergaande maatregel moeten volstaan. Dat geldt eens te meer nu [verzoeker] zich er kennelijk niet van bewust was dat hij deze flessen en blikjes niet uit de personeelsprullenbakken mocht meenemen. Dit verklaarde hij al in het eerste gesprek met de beveiliger (2.6 hiervoor) en heeft hij blijkens de ontslagbrief ook verklaard tijdens het gesprek met EW op 4 maart 2025 (2.9 hiervoor). Aangezien het gaat om flesjes en blikjes die personeelsleden na gebruik in de personeelsprullenbakken (en niet in de recyclebak) hadden gegooid (4.3 hiervoor), was die gedachte op zichzelf niet onbegrijpelijk.
4.6.
Dat EW heeft aangevoerd dat zij gelet op haar reputatie in de markt in dit kader een
zero tolerancebeleid hanteert, maakt het voorgaande niet anders. In de eerste plaats geldt dat immers juist dan van haar mag worden verwacht dat ze dit beleid tijdig, duidelijk en herhaaldelijk bij haar werknemers onder de aandacht brengt. Dat is in deze procedure onvoldoende gebleken. Weliswaar is niet in geschil dat sinds 25 januari 2025 in het Werken bij EW boekje staat dat statiegeldflessen en -blikjes onder gevonden voorwerpen vallen, maar namens EW is ter zitting bevestigd dat zij dit (pas) naar aanleiding van het ontslag op staande voet van [verzoeker] op 4 maart 2025 per whatsapp bij haar werknemers onder de aandacht heeft gebracht. Zij heeft onvoldoende over het voetlicht weten te brengen dat [verzoeker] hier eerder van op de hoogte was, of had moeten zijn. De melding in de happy-app maakt dat niet anders, nu [verzoeker] heeft aangevoerd dat hij belangrijke berichten altijd via whatsapp van EW kreeg. EW heeft dit onvoldoende weersproken, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Bovendien volgt uit dat bijgewerkte EW boekje niet dat er sprake is van een
zero tolerancebeleid. Vermeld staat immers dat het niet melden van gevonden voorwerpen “mogelijk consequenties” heeft.
4.7.
Conclusie is dat er geen dringende reden bestond voor het ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven. Bij die stand van zaken kan in het midden blijven in hoeverre aan het vereiste van onverwijldheid is voldaan.
De verzochte vergoedingen
4.8.
De arbeidsovereenkomst is door een niet rechtsgeldig ontslag op staande voet geëindigd en is daarmee op onregelmatige wijze opgezegd. Als iemand de arbeidsovereenkomst opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, moet diegene het in geld vastgestelde loon betalen over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [5] Dat wordt de gefixeerde schadevergoeding genoemd. De kantonrechter volgt de berekening van [verzoeker] – die door EW ook niet is weersproken – zodat een bedrag van € 14.991,57 toewijsbaar is. De daarover gevorderde wettelijke rente is als niet weersproken eveneens toewijsbaar.
4.9.
[verzoeker] verzoekt verder dat EW hem een transitievergoeding van € 15.397,48 bruto betaalt. Een werkgever moet – behalve bij ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer – een transitievergoeding aan de werknemer betalen als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. [6] EW heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd en de kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat EW de transitievergoeding moet betalen. EW heeft erkend dat de hoogte van de door [verzoeker] berekende transitievergoeding klopt en de kantonrechter volgt die berekening, zodat € 15.397,48 bruto toewijsbaar is. De daarover verzochte wettelijke rente wordt als onweersproken ook toegewezen.
4.10.
[verzoeker] verzoekt verder betaling van een billijke vergoeding van € 47.341,80,- bruto (een jaarsalaris). Volgens EW moet dat worden afgewezen, althans aanzienlijk worden verlaagd.
4.11.
Doordat [verzoeker] ten onrechte op staande voet is ontslagen en hij berust in het ontslag, kan hij tegenover EW aanspraak maken op een billijke vergoeding. [7] Bij de begroting van de hoogte daarvan moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Het gaat er kort gezegd om dat [verzoeker] wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen van EW. Daarbij kan rekening worden gehouden met de gevolgen voor [verzoeker] van het verlies van zijn baan. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te beëindigen. [8]
4.12.
De kantonrechter acht een billijke vergoeding van € 5.000,- passend. Daarbij is in aanmerking genomen dat [verzoeker] na een dienstverband van bijna 12 jaar onterecht op staande voet is ontslagen. Maar ook weegt mee dat de transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding worden toegekend en dat [verzoeker] binnen een maand een andere baan heeft gevonden. De financiële schade van [verzoeker] is daarom relatief beperkt, al heeft hij onweersproken aangevoerd dat hij bij zijn nieuwe werkgever € 500,- per maand minder verdient. EW zal al met al worden veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 5.000,- bruto.
Overig
4.13.
De door [verzoeker] verzochte veroordeling van EW om binnen twee weken na de beschikking specificaties te verstrekken van betaling van de verschillende bedragen wordt als onweersproken toegewezen.
4.14.
Omdat EW grotendeels ongelijk heeft gekregen, moet zij de proceskosten van [verzoeker] betalen. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt EW tot betaling binnen twee weken na de dag van deze beschikking aan [verzoeker] van:
I. € 15.397,48 aan transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 april 2025;
II. € 14.991,57 aan gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 maart 2025;
III. € 5.000,- bruto aan billijke vergoeding;
5.2.
veroordeelt EW om binnen twee weken na de dag waarop de beschikking is gewezen deugdelijke specificaties aan [verzoeker] te verstrekken van betaling van de onder I t/m III genoemde bedragen;
5.3.
veroordeelt EW in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als EW niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.B. Cramwinckel en in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6 sub b.
2.Pagina 25.
3.Artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Artikel 7:678 lid 1 BW.
5.Artikel 7:672 lid 11 BW.
6.Artikel 7:673 lid 1 sub a BW.
7.Artikel 7:681 lid 1 sub a BW.
8.Vgl. Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 en HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878.