4.3.Het oordeel van de rechtbank
Het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en licht dit als volgt toe.
De rechtbank gaat op grond van de in bijlage II vervatte wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat zijn broer [medeverdachte] op 12 november 2023 een kleine accu heeft meegenomen naar zijn woning. Verdachte heeft verklaard dat hij draadjes aan de accu heeft bevestigd, zodat het geheel eruit zou zien als een bom en dat hij wist dat zijn broer van plan was om deze accu met draadjes ‘voor de grap’ in de trein achter te laten. Dat verdachte ervan op de hoogte was dat zijn broer de nepbom in de trein zou achterlaten blijkt ook uit de chatgesprekken tussen zijn broer en verdachte. Zijn broer heeft de accu met draadjes vervolgens meegenomen en neergelegd op een stoel in een trein op het Centraal Station in Amsterdam en foto’s van de ‘bom’, zoals verdachte het voorwerp noemt in een chatgesprek met zijn broer, naar verdachte gestuurd. Verdachte reageert op de gestuurde foto’s “Prachtig”. Vervolgens heeft een andere man de accu met de draadjes (hierna ook: de nepbom) op het perron gelegd. Een medewerker van Veiligheid Nederlandse Spoorwegen heeft deze nepbom gezien op het perron en hiervan melding gemaakt. Twee verbalisanten zijn ter plaatse gekomen en zagen een zwartkleurig vierkant pakketje liggen op perron 1 dat in geelkleurig tape was gewikkeld, met diverse zwart- en roodkleurige draden en een witkleurige knop eraan bevestigd. Het Real Time Intelligence Center van de politie heeft de foto die de verbalisanten hebben gemaakt, beoordeeld. Hierna is een deel van het station ontruimd. Op 13 november 2023 stuurt zijn broer het volgende bericht naar verdachte “Video gezien bra/ was gisteravond spooropruimingsdienst Defensie spoor 1/ Explosieve alles was erbij politie video", waarop verdachte reageert “Ja prachtig man”. Vervolgens doet verdachte in de chatberichten met zijn broer uitlatingen als: “
als je op het knopje drukt dat hij na 5 of 6 minuten in de brand vliegt”. Ook schrijft verdachte op 13 november 2023 over het nieuws over de ontruiming aan verdachte: “
Ja prachtig man/ P alleen gaat dit misschien voor ons nog wel consequenties krijgen.” Hierop antwoordt zijn broer
:“
Als we nu niet meer over praten en bellen en appen dan zal het wel meevallen/Voor jou niet voor mij misschien/Ik zei toch gisteren het komt wel op het nieuws.”
De rechtbank overweegt als volgt.
De wetgever heeft in artikel 83 Sr bepaald welke misdrijven als terroristische misdrijven hebben te gelden. Bedreiging met een terroristisch misdrijf (artikel 285, derde lid, Sr) is daaronder begrepen. In artikel 83a Sr is bepaald dat onder een terroristisch oogmerk onder meer wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. Voor een veroordeling voor bedreiging met een terroristisch misdrijf is niet vereist dat de verdachte zelf ook met dit terroristisch oogmerk heeft gehandeld.
Wel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan (a) dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf betreft en (b) dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Daarnaast is voor zo een veroordeling vereist dat het – tenminste voorwaardelijke – opzet van de verdachte erop was gericht deze vrees te laten ontstaan.
Bedreiging met terroristisch misdrijf
Verdachte heeft draadjes aan een accu bevestigd, zodat deze eruit zou zien als een nepbom, en hij heeft samen met zijn broer het plan bedacht dat zijn broer deze accu met draadjes zou achterlaten in een trein. Uit de chatgesprekken tussen verdachte en zijn broer blijkt dat het de bedoeling was dat het voorwerp op een bom leek en zou worden achtergelaten in een trein. Ondanks dat er mensen waren die de ‘bom’ hebben gezien en vonden dat hij er nep uit zag of direct zagen dat het een accu betrof met draadjes eraan vastgeplakt, is de rechtbank van oordeel dat naar algemene objectieve maatstaven de redelijke vrees kon ontstaan bij omstanders dat het om een bom zou gaan. Hierbij speelt een rol dat een willekeurige reiziger niet goed aan de buitenkant kan beoordelen of het een nepbom is of dat het toch een explosief is dat af kan gaan. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat echte explosieven er ook provisorisch uit kunnen zien. Ook vond de medewerker van Veiligheid Nederlandse Spoorwegen de nepbom blijkbaar wel verdacht genoeg eruitzien om er een melding van te maken en is naar aanleiding van deze melding en na beoordeling van een foto van de nepbom door het Real Time Intelligence Center van de politie het perron ontruimd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op 12 november 2023 bij omstanders in redelijkheid de vrees heeft kunnen ontstaan dat werd gedreigd met een terroristisch misdrijf en dat dit misdrijf zou worden uitgevoerd. Daarbij speelt een rol dat er in Europa meerdere aanslagen zijn geweest op trein- of metrostations. Op het Centraal Station in Amsterdam zijn ook eerder (terroristische) aanslagen geweest en waren veel mensen aanwezig. Daarmee strekte het mogelijke gevaar zich uit over een grote groep mensen.
Dat er in het Wetboek van Strafrecht een strafbepaling is, te weten artikel 142a Sr, die specifiek betrekking heeft op de situatie waarin een nepbom wordt achtergelaten met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht, doet aan het bovenstaande niet af.
De verdachte had in ieder geval voorwaardelijk opzet op de bedreiging. Hij heeft het voorwerp in chatgesprekken met zijn broer een ‘bom’ genoemd en aan zijn broer een bericht gestuurd dat hij het prachtig vindt dat de spooropruimingsdienst bij het perron was naar aanleiding van de nepbom die zij hebben gemaakt en zijn broer heeft neergelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op al het vorengaande niet anders zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat anderen (a) zich bedreigd voelden en dat (b) bij hen in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf dat erop was gericht de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, zou worden uitgevoerd. De rechtbank verwerpt dus het verweer van de verdediging.
Medeplegen kan bewezen worden verklaard wanneer sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte op de zitting en de chatgesprekken tussen verdachte en zijn broer van 12 november 2023 af dat zij samen het plan hebben bedacht om de nepbom in de trein te leggen. Verdachte vraagt immers in een chatgesprek aan zijn broer, wanneer zijn broer in de trein zit, "Heb je de bom geplaatst/ Heb je hem aangezet". Bij het plan om de nepbom in de trein achter te laten bestond de rol van verdachte uit het bevestigen van de draadjes aan de accu om de accu op een bom te laten lijken en de rol van zijn broer bestond uit het neerleggen van de nepbom in de trein. Hieruit volgt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij het maken van de nepbom en het achterlaten ervan in de trein.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging met een terroristisch misdrijf op 12 november 2023.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen, omdat voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen van brandstichting is vereist dat de opzet gericht moet zijn op brandstichting. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat de opzet van verdachte was gericht op het plaatsen van een nepbom, die niet kon ontploffen. Verdachte dient dan ook van het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.