Op 24 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel. De officier van justitie diende op 7 augustus 2025 een vordering in tot behandeling van het EAB, dat op 9 juli 2025 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 2006 in België en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, en een tolk tijdens de zitting op 10 september 2025. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De Belgische autoriteiten hebben garanties gegeven over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon, waarbij is bevestigd dat hij zal worden opgesloten in een instelling die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het risico op onmenselijke of vernederende behandeling is weggenomen door de geboden garanties.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel voor de feiten zoals omschreven in het EAB. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.