ECLI:NL:RBAMS:2025:7126

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
13/171918-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering in het kader van Europees aanhoudingsbevel Litouwen

Op 24 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 27 februari 2025 door de Litouwse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 2003 in Litouwen, is momenteel gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 10 september 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse detentie-instellingen, wat aanleiding gaf tot vragen over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de zaak heropend en de officier van justitie verzocht om aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld in de gevangenis. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en een nieuwe zitting gepland voor uiterlijk 14 dagen voor 11 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/171918-25
Datum uitspraak: 24 september 2025
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 17 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 februari 2025 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] (Litouwen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 september 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
ÁG113122921223aÈ
G113122921223

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 28 januari 2025 van
the Kaunas District Court, Chamber of Kaunas(no. 01-1-03947-24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als lijstfeiten, daarom geldt het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van één van de feiten hieraan is voldaan.
Dit feit levert naar Nederlands recht op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het andere feit – het verstoren van de openbare orde – is naar Nederlands recht niet (in zijn algemeenheid) strafbaar. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat het feit in Litouwen is gepleegd en de Nederlandse rechtsorde niet wordt geraakt en de opgeëiste persoon bovendien wel voor het andere feit wordt overgeleverd.

5.Artikel 11 OLW

Inleiding
De rechtbank heeft in een uitspraak van 12 december 2024 vastgesteld dat in alle detentie-instellingen in Litouwen een algemeen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. [4] Het algemeen gevaar ziet met name op de informele hiërarchie onder gedetineerden (het kastenstelsel) met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten tot gevolg.
De Litouwse autoriteiten hebben naar aanleiding van vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC), bij brief van 6 augustus 2025 onder andere de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“1. As regards the specific places of imprisonment of [de opgeëiste persoon] , we would point out that persons surrendered to the Republic of Lithuania under the EAW are initially placed in a Vilnius or Kaunas prison. If [de opgeëiste persoon] is granted an extension of the constraint measure – arrest, he will be transferred to prison under the jurisdiction of the court that imposed the constraint measure. Persons subject to arrest may be held in Vilnius Prison, Kaunas Prison, Šiauliai Prison, and Panevėžys Prison (women). Arrestees are held in small cells designed for 2-4 persons.
(…)
At this stage, it is not possible to determine in which prison [de opgeëiste persoon] would serve a custodial sentence if convicted.
3. In all Lithuanian prisons the arrested persons are assessed considering the risk of violence they could face or the risk of violence posed by them, and, considering the established risks, the arrested persons are differentiated and placed in cells in a way guaranteeing their safety. In the event of surrender of [de opgeëiste persoon] to Lithuania further to the EAW, the risk of violence against him would be assessed before placing him in a cell, and he would be place in a cell in which there would be no violent conflicts between him and other convicts in the same cell. The prison staff constantly monitor the microclimate between the arrested persons and, upon establishment or receipt of information on a likely risk of a violent conflict between the arrested persons, shall apply preventive measures to prevent a violent conflict including separation of the arrested
persons who could get into a violent conflict, redistribution of inmates between the cells, or isolation thereof.
3.1.
Upon noticing any sings (de rechtbank begrijpt‘ signs’) of violence between the arrested persons or prisoners including oral or psychological violence the imprisonment facility staff shall examine the situation and undertake actions to prevent violent acts. Safety of [de opgeëiste persoon] in the prison outside the cell, i.e. in the common premises, courtyard, shall be secured by:
3.1.1.
monitoring of the microclimate between the prisoners by the staff in their posts and, thus, having them identify likely presumptions of violent conflicts in due time and undertake measures to prevent the conflict before it occurred;
3.1.2.
monitoring the situation using the video surveillance cameras installed in most of the common premises of the prison;
3.1.3.
having the contact officer communicate directly with [de opgeëiste persoon] and provide him with required assistance.
(…)
Lithuania is a member state of the European Union that complies with the law. Penitentiary institutions are in live with with (de rechtbank begrijpt ‘ comply with’)the requirements of Article 3 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms of 4 November 1950 and Article 4 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd
de rechtbank begrijpt: geen gevolg moet worden gegeven aan het verzoek om overlevering)op grond van artikel 11 OLW, omdat onvoldoende concrete garanties worden geboden door de Litouwse autoriteiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid moet worden gesteld om aanvullende informatie te verstrekken met betrekking tot de detentieomstandigheden en dat de zaak daarom moet worden aangehouden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het vastgestelde algemene gevaar door de van de Litouwse autoriteiten ontvangen detentiegarantie niet is weggenomen. Allereerst is niet duidelijk welke concrete bescherming tegen geweld onder gedetineerden en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel aan de opgeëiste persoon zal worden geboden. Daarnaast blijkt uit de aanvullende informatie niet waar de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst. In de ontvangen aanvullende informatie van 6 augustus staat vermeld dat de opgeëiste persoon na overlevering in eerste instantie in
Vilniusof
Kaunas Prisongeplaatst zal worden en dat hij daarna naar een andere gevangenis zal worden overgebracht. Het is echter niet bekend welke gevangenis dat zal zijn. Het is daarom voor de rechtbank niet mogelijk om onderzoek te doen naar de concrete omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overleving zal worden gedetineerd.
Nu de rechtbank in deze zaak nog geen vragen heeft gesteld aan de uitvaardigende autoriteiten en de beslistermijn daartoe nog ruimte laat, zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de officier van justitie verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen te stellen:
  • Voor welke periode zal de opgeëiste persoon in
  • In welke penitentiaire inrichting wordt de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid daarna geplaatst?
  • De rechtbank ziet graag antwoord op de volgende vragen voor de penitentiaire inrichtingen
  • Hoeveel m2 aan persoonlijke ruimte, exclusief afgescheiden sanitair, heeft hij daar ter beschikking?
  • Wat zijn de overige omstandigheden in de penitentiaire inrichting? Hoe wordt de opgeëiste persoon beschermd tegen het kastenstelsel en alle gevolgen daarvan (de rechtbank verwijst in dit verband naar haar eerdere uitspraak van 12 december 2024 met het nummer ECLI:NL:RBAMS:2024:8240.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 5 geformuleerde vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen, met gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 11 november 2025 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Litouwse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.