ECLI:NL:RBAMS:2025:7124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
C/13/758368 / HA ZA 24-1160
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure tussen Swissned B.V. en buitenlandse gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. Swissned B.V. had een lening verstrekt aan [gedaagde 2], met [gedaagde 1] als persoonlijke garant. De lening werd niet tijdig terugbetaald, wat leidde tot een verstekvonnis op 24 april 2024, waarin de vordering van Swissned volledig werd toegewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verzet aangetekend, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet van [gedaagde 1] niet-ontvankelijk was omdat het buiten de verzettermijn was ingediend. Het verzet van [gedaagde 2] werd daarentegen ontvankelijk verklaard, omdat het tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke vordering van Swissned beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Swissned grotendeels toewijsbaar was, en heeft het verstekvonnis vernietigd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 750.000 aan Swissned, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van Swissned afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/758368 / HA ZA 24-1160
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
SWISSNED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gedaagde in het verzet, (hierna: Swissned),
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] (Zwitserland),
de vennootschap naar buitenlands recht,
2.
[gedaagde 2] GMBH,
gevestigd te [vestigingsplaats] , Zwitserland,
gedaagden,
eisers in het verzet (hierna: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] )
advocaat: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Swissned van 18 december 2023 met producties 1 tot en met 9,
- het verstekvonnis van 24 april 2024 met zaak-/rolnummer C/13/748088 / HA ZA 24-268,
- de verzetdagvaarding van 11 oktober 2024 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis althans tot zekerheidstelling met producties 1 tot en met 3,
- de incidentele conclusie voor alle weren tot niet-ontvankelijkheid tevens reactie op de incidentele vordering van Swissned met producties 1 tot en met 5,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het incident tevens houdende akte overleggen producties tevens houdende akte wijziging van eis in het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geïnitieerde incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging althans tot zekerheidsstelling met producties 4 tot en met 9,
- het vonnis in incident van 5 maart 2025, waarin door de rechtbank is besloten dat het ontvankelijkheidsvraagstuk in de hoofdzaak aan de orde komt,
- het vonnis van 26 maart 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 juni 2025, met de daarin genoemde stukken en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is indirect enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] .
2.2.
Op 14 juni 2022 hebben Swissned en [gedaagde 2] een ‘
loan agreement’ gesloten. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dat Swissned € 500.000 leent aan [gedaagde 2] , waarvan € 20.000 in rekening wordt gebracht als
‘closing commission’. [gedaagde 2] betaalt maandelijks de jaarlijkse rente van 7 % totdat het geleende bedrag is terugbetaald. De lening moet uiterlijk op 1 oktober 2022 zijn terugbetaald. Daarna is [gedaagde 2] een boeterente van 1% per dag verschuldigd totdat zij het volledige bedrag heeft terugbetaald aan Swissned. Tevens zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde 1] persoonlijk garant staat voor de terugbetaling van de lening.
2.3.
[gedaagde 2] heeft de € 500.000 aangewend voor de ontwikkeling van een woon- en bedrijfsgebouw in Zwitserland.
2.4.
Nadat de lening niet op tijd was terugbetaald hebben partijen op 30 oktober 2022 vervolgens een ‘
extension of loan agreement’gesloten. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dat de lening uiterlijk op 1 maart 2023 moet zijn terugbetaald en dat [gedaagde 2] daarna een boeterente van 1% per dag aan Swissned verschuldigd is totdat zij het volledige bedrag heeft terugbetaald aan Swissned. De boeterente is gemaximeerd tot 25%. Daarnaast is [gedaagde 2] een ‘
commission for the extension’ van € 30.000 aan Swissned verschuldigd. [gedaagde 2] betaalt maandelijks de rente van 7 % totdat het geleende bedrag is terugbetaald.
2.5.
[gedaagde 2] heeft de commissie van € 30.000 betaald aan Swissned.
2.6.
Nadat Swissned aan [gedaagde 2] om bevestiging vroeg van terugbetaling van de lening binnen de afgesproken termijn, heeft [gedaagde 2] laten weten dat dit niet zou lukken en dat de terugbetaling nu plaats zou vinden op 5 mei 2023.
2.7.
Op 12 maart 2023 heeft [gedaagde 2] laten weten dat de lening zou worden terugbetaald op 15 mei 2023. Ook dat is niet gebeurd.
2.8.
Op 16 juni 2023 heeft [gedaagde 2] per mail (terug)betaling van de lening en rentes toegezegd tegen 23 augustus 2023.
2.9.
Op 30 augustus 2023 heeft een bespreking in [vestigingsplaats] plaatsgevonden. Tijdens die bespreking zijn partijen schriftelijk overeengekomen:

(…) On November 17th 2023 latest, you will repay both the loan and a compensation for the costs we had to make due to your failure to repay the loan as agreed upon.
The compensation will be:
5 % fee for the new loan we had to enter in = euro 25.000
We pay 1.5% interest per month on the new loan for a minimum of 12 months = euro 90.000 minus the interest paid by you makes euro 55.000
This means you will repay euro 580.000 on November 17th 2023 latest.
If you fail to do so, you will pay a penalty of euro 25.000 for every day, starting on November 18th 2023, until the amount has been paid in full up to a maximum of euro 750.000,- (…).
(…)
As stipulated in the loan agreement, you - [gedaagde 1] - are personally liable as guarantor for the timely payment of the loan and the compensation (and possible penalties and damages) (…).
2.10.
Omdat terugbetaling uitbleef, heeft Swissned vervolgens deze procedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt met de dagvaarding van 18 december 2023 tegen de rol van 20 maart 2024.

3.Het geschil

3.1.
Swissned heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
€ 881.150, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf het moment waarop de dagvaarding is betekend, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
De vordering van Swissned is als volgt opgebouwd:
  • a) € 750.000 uit hoofde van de verstrekte geldlening en de afspraken zoals vastgelegd op 30 augustus 2023,
  • b) € 125.000 uit hoofde van schadevergoeding,
  • c) € 6.150 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Bij verstekvonnis van 24 april 2024 heeft de rechtbank de vordering van Swissned geheel toegewezen.
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Swissned alsnog worden afgewezen, met veroordeling van Swissned in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben woonplaats in Zwitserland en de lening is aan hen verstrekt in Zwitserland. In het verstekvonnis is al ambtshalve geoordeeld dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft en dat de rechtsbetrekking tussen partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht.
4.2.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ontvankelijk zijn in hun verzet. Verzet-termijnen zijn van openbare orde, zodat de rechtbank (ook) ambtshalve moet vaststellen of het verzet tijdig is ingesteld door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
4.3.
In dit geval dient verzet te worden ingesteld door betekening van de verzetdagvaarding aan Swissned (zie artikel 143 Rv in verbinding met artikel 125 Rv) binnen acht weken na:
  • a) de betekening van het verstekvonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon;
  • b) of na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
4.4.
De rechtbank constateert dat de verzetdagvaarding op 11 oktober 2024 is betekend aan Swissned.
het verzet van [gedaagde 1] is niet-ontvankelijk
4.5.
Het verzet van [gedaagde 1] is buiten de verzetstermijn ingediend.
4.6.
Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat Swissned in Zwitserland is begonnen met de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. Het
Bezirksgericht Kriensheeft op 7 augustus 2024 een
Arrestbefehlafgegeven en het verstekvonnis uitvoerbaar verklaard. Swissned heeft vervolgens beslag laten leggen op de woning van [gedaagde 1] , zo blijkt uit de
Arresturkundedie op 8 augustus 2024 aan [gedaagde 1] is toegezonden. In de
Arresturkundestaan de volgende gegevens over het vonnis:
  • de naam van gedaagde: “
  • de naam van eiser: “
  • het Gerecht, de datum van het vonnis en het zaaknummer: “
  • het bedrag van de veroordeling (omgerekend in Zwitserse frank), vermeerderd met rente: “
4.7.
Ter zitting heeft [gedaagde 1] verklaard deze brief te hebben ontvangen. Niet is gebleken dat ook het vonnis op 8 augustus 2024 is meegestuurd of dat [gedaagde 1] daarover al eerder beschikte. Echter, met de
Urkundebeschikte [gedaagde 1] over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. [1] [gedaagde 1] heeft nog bepleit dat hij niet over de volledige inhoud van het vonnis beschikte, maar heeft niet concreet gemaakt welke informatie er dan miste. Bovendien bleek uit deze
Urkundeonmiskenbaar dat Swissned was begonnen met de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis.
4.8.
Uit de overgelegde conclusie van de Zwitserse advocaat van [gedaagde 1] , [naam 1] , blijkt dat [gedaagde 1] hem op 13 augustus 2024 opdracht heeft gegeven om bezwaar te maken tegen het
Arrestbefehl. In de conclusie (van 19 augustus 2024) staat namelijk – zoals ter zitting is besproken – dat: “
(…) 1. Der unterzeichnende Rechtsvertreter ist bevollmächtigt. Beweis: Vollmacht vom 13. August 2024, Beleg 1. (…)”. De rechtbank ziet daarin een daad van bekendheid. De daad van bekendheid moet naar buiten – maar niet noodzakelijkerwijs tegenover de wederpartij of diens raadsman – zijn verricht en de bekendheid moet daaruit ondubbelzinnig volgen. [2] Anders dan [gedaagde 1] bepleit, hoeft deze daad dus niet te zijn gericht tegen de schuldeiser.
4.9.
Op basis van het voorgaande geldt 13 augustus 2024 als het moment dat de verzet-termijn van acht weken aanvangt. Dat betekent dat de verzetdagvaarding van 11 oktober 2024 te laat is ingediend. Dat de betekening van de dagvaarding volgens [gedaagde 1] niet in overeenstemming met het Haags Betekeningsverdrag zou zijn geweest doet daar niet aan af. [3] [gedaagde 1] wordt niet-ontvankelijk in zijn verzet verklaard.
Het verzet van [gedaagde 2] is wél ontvankelijk
4.10.
Het verzet van [gedaagde 2] is wél binnen de verzetstermijn ingediend.
4.11.
Uit de
Urkunde(zie 4.6) blijkt niet dat ook [gedaagde 2] gedaagde was in het verstekvonnis en veroordeeld is tot dezelfde betalingen als [gedaagde 1] . De aangevangen tenuitvoerlegging (het beslag op de woning van [gedaagde 1] ) had ook geen betrekking op [gedaagde 2] . Weliswaar lag het voor de hand dat Swissned niet alleen [gedaagde 1] maar ook [gedaagde 2] zou dagvaarden, maar dat is onvoldoende om een daad van bekendheid aan te nemen voor [gedaagde 2] . [gedaagde 1] heeft gesteld dat hij pas op 21 augustus 2024 voor het eerst kennis heeft genomen van de tekst van het vonnis. Niet gebleken is van een eerder moment waarop hij bekend heeft moeten zijn met het feit dat [gedaagde 2] was veroordeeld.
4.12.
Op basis van het voorgaande geldt voor [gedaagde 2] 21 augustus 2024 als het moment dat de verzet-termijn van acht weken aanvangt. Dat betekent dat de verzetdagvaarding van 11 oktober 2024 op tijd is ingediend. [gedaagde 2] is dan ook ontvankelijk in haar verzet. Daarom komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Swissned en het verweer van [gedaagde 2] .
De inhoudelijke beoordeling
4.13.
Primair stelt [gedaagde 2] zich op het standpunt dat de vordering van Swissned niet opeisbaar is. Subsidiair voert zij aan dat de overeengekomen afspraken over boeterentes en commissies nietig zijn en daarom niet rechtens afdwingbaar. Meer subsidiair stelt [gedaagde 2] zich op het standpunt dat de boeterentes en commissies gematigd moeten worden. Ook voert ze verweer tegen de wettelijke handelsrente, aldus steeds [gedaagde 2] .
De vordering is opeisbaar
4.14.
Swissned vordert – onder andere – terugbetaling van het geleende bedrag. [gedaagde 2] betwist de opeisbaarheid van de lening. Partijen hebben afgesproken dat de lening pas hoeft te worden terugbetaald – zonder een contractuele boete – wanneer de verkoop van de appartementen van start zou zijn gegaan. Omdat dat nog niet is gebeurd, is de vordering nog niet opeisbaar. Dit kan worden ingelezen in de overeenkomsten, aldus steeds [gedaagde 2] . Swissned heeft een en ander stellig betwist.
4.15.
[gedaagde 2] heeft geen aanknopingspunten geboden die erop wijzen dat partijen redelijkerwijs een andere afspraak hebben bedoeld dan dat de lening “
(…) will be repaid in full on October 1st 2022 latest. (…)” zoals overeengekomen in de geldleningsovereenkomst, “
(…) will be extended and repaid in full on march 1st 2023 latest (…)” zoals overeengekomen op 30 oktober 2022 en “
(…) the loan will be repaid on November 17th 2023 latest. (…)” zoals overeengekomen op 30 augustus 2023. Uit niets is gebleken dat partijen voorafgaand aan de geldverstrekking de verkoop van appartementen als voorwaarde voor het moment waarop [gedaagde 2] de geldlening moet terugbetalen hebben besproken. Het verweer van [gedaagde 2] tegen de opeisbaarheid van de lening wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen. De vordering van Swissned is dus opeisbaar.
De bedongen boete, commissies en compensatie zijn niet nietig
4.16.
[gedaagde 2] voert aan dat bij het sluiten van de geldleningsovereenkomst en de overeenkomst op 30 oktober 2022 zij in totaal € 50.000 aan commissie heeft moeten betalen, en verder dat Swissned thans betaling vordert van een boete van € 170.000 en € 80.000 aan compensatie. Deze bedragen dienen gelijk te worden gesteld aan rente. Dan is sprake van (woeker)rentepercentages die niet in rechte kunnen worden toegewezen vanwege strijdigheid met de goede zeden als bedoeld in artikel 3:40 lid 1 BW. Deze bedingen zijn daarom nietig, aldus steeds [gedaagde 2] . Swissned betwist dit.
4.17.
Partijen hebben een overeenkomst van geldlening gesloten. Het uitgangspunt is dat partijen contractsvrijheid toekomt. Dat wordt in artikel 3:40 BW begrensd door de gevallen waarin een bepaling in strijd komt met de wet, goede zeden of openbare orde. Bij de goede zeden, waarop [gedaagde 2] een beroep doet, staat de moraliteit van de afspraak centraal, in het geval van rente dat sprake is van een moreel onaanvaardbare woekerrente. Dat is in dit geval niet aan de orde, ongeacht of de verschillende onderdelen van de betalingsverplichting (boete, commissies en compensatie) kwalificeren als rente. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. De geldlening is gesloten tussen twee professionele vastgoedontwikkelaars - [gedaagde 2] heeft immers gesteld dat zij onderdeel is van de
‘ [gedaagde 1] -Groep’die zich hoofdzakelijk bezighoudt met vastgoedontwikkeling en dat de lening is verstrekt voor een vastgoedproject. Daarnaast gaat het hier om een kortlopende lening waarvoor [gedaagde 2] geen andere zekerheid heeft gesteld dan de borgstelling door haar bestuurder. Daaruit volgt dat Swissned een hoog risico liep bij het verstrekken van deze lening aan [gedaagde 2] .
4.18.
[gedaagde 2] heeft tot op heden geen enkel bedrag aan aflossing betaald aan Swissned, de rente van 7% per jaar onvolledig voldaan en ook geen boete betaald aan Swissned, terwijl zij tot twee keer toe een nadere overeenkomst heeft gesloten met de toezegging dat zij het gehele verschuldigde bedrag aan Swissned zal betalen. In die nadere overeenkomsten heeft [gedaagde 2] ook ingestemd met de – op zich zeer hoge – boetebedragen. Die boetes, die dienden als prikkel tot nakoming, zijn in die overeenkomsten gemaximeerd op € 170.000 en het totaal verschuldigde bedrag is gemaximeerd op € 750.000.
4.19.
Op basis van het voorgaande zijn de boete, de commissies en de compensatie niet in strijd met de goede zeden. De afspraken zijn dus rechtens afdwingbaar.
Geen matiging
4.20.
[gedaagde 2] stelt zich verder op het standpunt dat de boete en compensatie moeten worden gematigd. Artikel 6:94 BW staat matiging toe als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Het komt erop neer dat slechts plaats is voor matiging als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. [4] Op basis van de omstandigheden als genoemd in 4.17 en 4.18 is daarvan geen sprake. Het beroep op matiging wordt daarom verworpen.
Swissned heeft de schadevergoedingsvordering onvoldoende onderbouwd
4.21.
Swissned vordert ook dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld tot betaling van € 125.000 aan schade. Swissned betoogt dat zij in november 2023 een lening heeft moeten sluiten met [naam 2] (hierna: [naam 2] ) omdat afbetaling van de lening door [gedaagde 2] uitbleef. Deze lening moest zij inlossen met een winstdeling, waardoor zij € 125.000 aan [naam 2] , de lening-verstrekker, moest betalen. Die schade moet op grond van artikel 6:74 BW worden vergoed aan Swissned, aldus steeds Swissned.
4.22.
De rechtbank kan uit de overgelegde financieringsovereenkomst tussen Swissned en [naam 2] niet opmaken dat Swissned de door haar gestelde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Verder is uit de overgelegde financieringsovereenkomst niet op te maken dat die gestelde kosten zijn gemaakt omdat [gedaagde 2] de lening van Swissned aan haar niet heeft afgelost. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 2] , had het op de weg van Swissned gelegen haar schadevergoedingsvordering nader te onderbouwen. Dat heeft Swissned niet gedaan. De vordering tot schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.23.
Swissned vordert ten slotte vermeerdering met wettelijke handelsrente over het toe te wijzen bedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. Artikel 6:92 lid 2 BW staat in de weg aan toewijzing van een boete én wettelijke rente, zoals [gedaagde 2] terecht heeft betoogd. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een van artikel 6:92 BW afwijkende afspraak hebben gemaakt.
4.24.
Het door Swissned gevorderde bedrag van € 750.000 wordt daarom toegewezen zonder vermeerdering met wettelijke rente. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten over dit bedrag worden overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 5.525. De gevorderde vermeerdering met wettelijke rente wordt toegewezen, met toepassing van de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 14 dagen na aanschrijving van dit vonnis tot de dag van voldoening.
Conclusie
4.25.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Swissned grotendeels toewijsbaar is ten aanzien van [gedaagde 2] . Daarom kan het verstekvonnis – waarin de volledige vordering van Swissned is toegewezen – niet in stand blijven jegens [gedaagde 2] . Deze uitkomst maakt echter ook dat het verstekvonnis evenmin in stand kan blijven jegens [gedaagde 1] . Uit de inhoudelijke beoordeling van de standpunten van Swissned en [gedaagde 2] volgt immers dat de vorderingen van Swissned deels ongegrond dan wel onrechtmatig zijn. [gedaagde 1] is immers aangesproken als borg voor de schuld van [gedaagde 2] en kan daarom niet worden veroordeeld tot betaling van een hoger bedrag dan waartoe [gedaagde 2] wordt veroordeeld. Daarom wordt het verstekvonnis in zijn geheel vernietigd. Vervolgens zal de rechtbank opnieuw beslissen overeenkomstig hetgeen hiervoor is overwogen.
Hoofdelijke veroordeling
4.26.
Uit het bovenstaande volgt verder dat de gevorderde hoofdelijke veroordeling kan worden toegewezen.
Proceskosten
4.27.
Omdat het verstekvonnis zal worden vernietigd moet de proceskostenveroordeling opnieuw worden uitgesproken. [gedaagde 1] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet en [gedaagde 2] is grotendeels in het ongelijk gesteld. Daarom worden zij in de proceskosten (inclusief nakosten) van de verstek- en verzetprocedure veroordeeld. De proceskosten van Swissned worden begroot op:
- dagvaarding
106,73
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
13.905,73

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 24 april 2024 met zaaknummer C/13/748088 HA ZA 24-268 tussen Swissned, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gewezen verstekvonnis,
en opnieuw rechtdoende,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van € 750.000,00 aan Swissned,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van € 5.525,00 aan Swissned aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na aanschrijving van dit vonnis aan partijen tot aan de dag van voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 13.905,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, bijgestaan door mr. L.M. Garritsen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652
2.Hoge Raad, 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4071
3.het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van 15 november 1965.
4.Hoge Raad, 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638