ECLI:NL:RBAMS:2025:6682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
10775135 \ CV EXPL 23-14083
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenrecht en oneerlijke bedingen in shortleaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2025 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen SELECT CAR LEASE B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 963,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een shortleaseovereenkomst voor een auto. De kantonrechter heeft ambtshalve toetsing toegepast aan het consumentenrecht, waarbij de overeenkomst is getoetst aan de Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst onduidelijkheden bevat, met name over de leaseprijs en de voorwaarden voor doorbelasting van kosten zoals boetes en brandstof. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat verschillende bedingen in de algemene voorwaarden als oneerlijk kunnen worden aangemerkt, omdat ze het evenwicht tussen partijen verstoren en afwijken van wettelijke regelingen. De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van deze bedingen voordat de rechter tot vernietiging overgaat.

De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating door de eisende partij, waarbij ook de gedaagde partij op de hoogte moet worden gesteld van de ontwikkelingen. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de rechter nog niet definitief heeft geoordeeld over de vordering van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10775135 \ CV EXPL 23-14083
Vonnis van 26 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SELECT CAR LEASE B.V.,
gevestigd te Woerden,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 oktober 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 963,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. Eisende partij stelt dat gedaagde partij zich niet heeft gehouden aan alle verplichtingen voortvloeiend uit de tussen hen gesloten shortleaseovereenkomst met betrekking tot een auto.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen eisende partij als handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.3.
De vordering bestaat volgens eisende partij uit onbetaald gelaten leasetermijnen, doorbelasting van bekeuringen en een eindafrekening voor de huur en brandstof. Van de afzonderlijke onderdelen van de vordering moet worden getoetst of hierover iets is geregeld in de overeenkomst, ongeacht of daarop een beroep wordt gedaan. Als het beding in de overeenkomst dat aan de vordering ten grondslag is of kan worden gelegd oneerlijk is in de zin van de richtlijn, dan moet dat gedeelte van de vordering worden afgewezen. Dat volgt uit de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger).
2.4.
In de overeenkomst is geen leaseprijs per maand vermeld. Weliswaar staat achter ‘huurtarief’ 314,0500, maar niet duidelijk is of dat voor de gehele periode van 17-01-2023 tot 17-04-2023 is of per termijn, waarbij niet is gespecificeerd wat een termijn is. Bovendien zijn alle genoemde bedragen exclusief btw, terwijl de prijs inclusief btw essentiële informatie is (artikel 6:193e lid 1 onder c van het Burgerlijk Wetboek). In de facturen ten aanzien van de onbetaald gelaten leasetermijnen wordt per maand € 150,00 in rekening gebracht. Dat verhoudt zich niet met eerdergenoemd huurtarief. Dit dient eisende partij nader toe te lichten.
2.5.
Vanwege de hiervoor beschreven onduidelijkheid over de hoogte van de leaseprijs, in combinatie met het feit dat de genoemde bedragen in de overeenkomst exclusief btw zijn, wordt het prijsbeding als niet transparant aangemerkt en moet het daarom op oneerlijkheid worden getoetst. Als het prijsbeding als oneerlijk wordt aangemerkt, moet het ambtshalve worden vernietigd, zodat gedaagde partij daar niet aan is gebonden. Nu eisende partij zich over de (on)eerlijkheid van het prijsbeding nog niet heeft uitgelaten, zal zij daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
2.6.
Voor de doorbelasting van de parkeerboetes verwijst eisende partij naar artikel 9 van de algemene voorwaarden en voor het doorbelasten van brandstof bij niet afgetankt inleveren op artikel 10. Eisende partij maakt verder aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten, rente en gerechtelijke kosten. Hierover staan ook bedingen in artikel 13 van de algemene voorwaarden, die moeten worden getoetst.
2.7.
De van belang zijnde bedingen luiden als volgt.
Artikel 9: Van overheidswege opgelegde sancties en maatregelenA. Voor rekening van Lessee zijn alle sancties en gevolgen van maatregelen die in verband met het ter beschikking hebben c.q. gebruiken van het voertuig van overheidswege worden opgelegd, tenzij deze verband houden met een defect dat bij aanvang van de huurperiode reeds aanwezig was.
B. Indien deze sancties en maatregelen aan Lessor worden opgelegd, is Lessee gehouden Lessor op diens eerste verzoek schadeloos te stellen.
C. Indien Lessor in verband met enige gedraging of nalaten van Lessee, zoals een verkeersovertreding, informatie aan autoriteiten verstrekt, is Lessee gehouden de daarmee gepaard gaande kosten te vergoeden.
D. Per geval wordt administratiekosten ter hoogte van € 12,50 excl. BTW in rekening gebracht.
Artikel 10: Inlevering van het voertuig
(…)
F. Het voertuig dient in dezelfde staat te worden geretourneerd aan Lessor (schoon en afgetankt). Indien dit niet het geval is kunnen reinigingskosten en aftankkosten in rekening worden gebracht.
Artikel 13: Facturering en betaling
(…)
E. Indien incasseren niet mogelijk is wordt Lessee een administratieve sanctie opgelegd van € 45,- per storno.
(…)
I. Indien Lessee, na tot betaling te zijn aangemaand, nalatig blijft de vordering te voldoen, is Lessor gerechtigd de invordering uit handen te geven, in welk geval Lessee naast het alsdan verschuldigde totale bedrag tevens gehouden is tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, waarvan de hoogte wordt gesteld op tenminste 15% van de hoofdsom met dien verstande dat deze minimaal € 75,- bedragen. Indien Lessor aantoont hogere kosten te hebben gemaakt, welke redelijkerwijs noodzakelijk waren, komen deze voor vergoeding in aanmerking. Tevens is Lessee gehouden, in het geval van gerechtelijke kosten, daaronder ook begrepen de daadwerkelijke door Lessor gemaakte gerechtelijke kosten, daaronder ook begrepen de daadwerkelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand te vergoeden.
J. Lessor is gerechtigd om de huurovereenkomst zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst te beëindigen en zich weer in het bezit van het voertuig te stellen, onverminderd haar recht op vergoeding van kosten, schade en renten, indien blijkt dat Lessee tijdens de huurperiode een van zijn verplichtingen niet, niet geheel, niet tijdig, dan wel niet behoorlijk nakomt. (…)
2.8.
Alle hiervoor aangehaalde bedingen, die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd, worden als oneerlijk aangemerkt omdat ze het evenwicht tussen partijen aanzienlijk verstoren en/of ten nadele van de consument afwijken van de wettelijke regelingen. Ter toelichting geldt het volgende.
Doorbelaste boetes
2.9.
Uit het beding dat ten grondslag ligt aan de doorbelaste boetes (artikel 9 van de algemene voorwaarden) volgt dat gedaagde partij ingeval van oplegging van een boete eisende partij altijd volledig schadeloos moet stellen en alle daarmee gepaard gaande kosten volledig moet betalen. Daarmee wijkt het beding ten nadele van de consument af van het wettelijke systeem voor schadevergoeding. De ruime formulering van het beding kan tot gevolg hebben dat de consument opdraait voor schades of kosten die op grond van de wet voor rekening van een ander behoren te komen. Het zou ook kunnen leiden tot een onevenredig hoge schadevergoeding ten laste van gedaagde partij. Bovendien wordt de consument de mogelijkheid ontnomen om nog in bezwaar of beroep te gaan tegen een opgelegde boete.
Aftankkosten
2.10.
In het beding dat ten grondslag ligt aan de doorbelaste kosten voor het aftanken (artikel 10 van de algemene voorwaarden) wordt de hoogte van de aftankkosten niet genoemd of gespecificeerd. Ook wordt er geen maximum aan verbonden. Dat geeft eisende partij de mogelijkheid om ongelimiteerd kosten in rekening te brengen.
Rente
2.11.
Nu de rente niet nader wordt gespecificeerd, zou eisende partij met een beroep op dit beding een (aanzienlijk) hogere rente dan de wettelijke rente in rekening kunnen brengen, naast een direct opeisbare boete van € 45,- per storno. Beide kunnen leiden tot een onevenredig hoge schadevergoeding.
Buitengerechtelijke kosten
2.12.
Op grond van het beding kunnen, zonder limiet, incassokosten bij de consument in rekening worden gebracht. Er wordt gerefereerd aan tenminste 15% en een minimumbedrag van € 75,-. Door deze formulering heeft het beding een bredere strekking dan de incassokosten die op grond van de wet zijn te vorderen. Door de toevoeging ‘tenminste’ is niet duidelijk hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen of kunnen worden gebracht, noch wordt er een maximum aan verbonden. Nu eisende partij zichzelf met het beding de bevoegdheid heeft gegeven om ongelimiteerd incassokosten bij de consument in rekening te brengen, is sprake van een aanzienlijke verstoring van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst, ten nadele van de consument. Als wordt afgeweken van dwingend recht, zoals hier, levert dat oneerlijkheid op (zie ECLI:NL:HR:2023:198).
Gerechtelijke kosten
2.13.
Een beding op grond waarvan alle gerechtelijke kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht is als oneerlijk aan te merken. Dat is onlangs bevestigd door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2025:820). Het beding geeft eisende partij de mogelijkheid om alle daadwerkelijk gemaakte gerechtelijke kosten, waaronder alle kosten voor juridische bijstand, bij de consument in rekening te brengen. Dat is in rechte slechts mogelijk ingeval van zeer bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van recht.
2.14.
Gevolg van de oneerlijkheid van de bedingen is dat de kantonrechter ze ambtshalve dient te vernietigen, zodat gedaagde partij daar niet aan is gebonden. Ze kunnen geen grondslag vormen voor de afzonderlijke delen van de vordering die daarop zijn of kunnen worden gebaseerd. Eisende partij kan ook geen aanspraak meer maken op de wettelijke regelingen die van toepassing zouden zijn als de bedingen niet in de algemene voorwaarden zouden staan.
2.15.
Voordat tot vernietiging van de hiervoor besproken bedingen wordt overgegaan, mag eisende partij zich daarover bij akte uitlaten.
2.16.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor uitlating door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.4 en 2.5 en het voornemen tot vernietiging van genoemde bedingen die als oneerlijk zijn aangemerkt.
2.17.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 23 september 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.17,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.
991