In deze huurzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben meerdere verzoekers, aangeduid als huurders, een verzoek ingediend met betrekking tot de verlenging van de ontruimingstermijn van hun gehuurde loodsen. De verzoekers, waaronder [verzoeker 1] en [verzoeker 3], huren van de verwerende partij, Schinkeldijkje B.V., en zijn in een juridische strijd verwikkeld over de kwalificatie van de gehuurde ruimtes. De kantonrechter heeft op 2 september 2025 een tussenbeschikking gedaan waarin de verzoeken van de huurders zijn beoordeeld. De kern van de zaak draait om de vraag of de huurders recht hebben op verlenging van de ontruimingstermijn en onder welk huurregime hun huurovereenkomsten vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker 3] recht heeft op verlenging van de ontruimingstermijn tot 1 januari 2026, terwijl het verzoek van [verzoeker 1] om verlenging is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat het belang van de verhuurder bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [verzoeker 1] bij verlenging. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, en de kantonrechter heeft ook een gebruikersvergoeding vastgesteld voor de huurders tijdens de verlengde ontruimingstermijn. De zaak illustreert de complexiteit van huurrecht en de afweging van belangen tussen huurders en verhuurders.