Uitspraak
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De vordering
3.Grondslag van de vordering
4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
- 28 maart 2020 13 blokken
- 6 april 2020 10 blokken
- 9 april 2020 10 blokken
- 2 mei 2020 15 blokken
- 25 mei 2020 10 blokken.
Wij hebben zo druk en ruimte te kort dat eigenlijk met iedereen de deal is 40/40/20.”Ook heeft zij erop gewezen dat uit de berichten zou blijken dat de verdiensten van [naam account 1] en [naam account 2] door veroordeelde worden gedeeld met [persoon] . Het Openbaar Ministerie heeft volhardt in haar standpunt en aangegeven dat de verdeelsleutel van 40-40-20 alleen ziet op het transport, maar is daarbij niet of nauwelijks ingegaan op de stellingen van de verdediging. De enkele voorbeelden die het Openbaar Ministerie aanhaalt van gesprekken waaruit af te leiden zou zijn dat de volledige opbrengst aan veroordeelde zou zijn toegekomen, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet heel overtuigend. Zo kan het bericht waarnaar het Openbaar Ministerie in dit verband verwijst ( [veroordeelde] : “Ik kan werken alleen wij werken zo. 40% (jij)/40%(wij)/20%(tp) [4] ) even goed een bevestiging vormen voor de stellingen van de verdediging aangaande de verdeling, namelijk dat de 40% moet worden verdeeld door “wij”, zijnde veroordeelde en [persoon] . Overigens onderschrijft het Openbaar Ministerie dat aan [persoon] 20% van de opbrengst is toegekomen, echter volgt hieruit volgens het Openbaar Ministerie nog niet dat ook veroordeelde slechts 20% zou hebben ontvangen. Het Openbaar Ministerie stelt vervolgens dat uit de door de verdediging aangehaalde berichten eerder blijkt van een 40-60 verdeling, maar onderbouwt dit verder niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hetzelfde bedrag dat [persoon] aan voordeel heeft genoten, ook voor veroordeelde dient te gelden (namelijk een aandeel van 40% van het totaalbedrag van € 450.950,-, gelijkelijk verdeeld tussen verdachte en [persoon] ). Nergens uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van een andere verdeling die strekt tot een hoger genoten wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde. De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde € 90.190,- bedraagt.
5.De verplichting tot betaling
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
€ 90.190,- (negentigduizend honderdnegentig euro).
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 90.190,- (negentigduizend honderdnegentig euro)aan de Staat.
1080 dagen.