ECLI:NL:RBAMS:2025:5944

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
AMS 24/4778
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor zonnepanelen op achtergevel

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van zonnepanelen op de achtergevel van zijn woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de vergunning terecht heeft geweigerd, omdat het plaatsen van zonnepanelen aan zijgevels volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan. Eiser heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd, maar de rechtbank heeft deze niet gevolgd. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 12 oktober 2023, en na bezwaar bleef verweerder bij zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een medewerker van de Welstand. De rechtbank concludeert dat de zonnepanelen niet passen binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan en dat de afwijzing ook in overeenstemming is met de redelijke eisen van welstand. Eiser heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen duidelijke toezegging is gedaan door verweerder. Het beroep is ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/4778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.W. Menig),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Duisterwinkel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor zonnepanelen. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van zes zonnepanelen op de achtergevel van zijn woning (het project) op de locatie [adres 1] in [woonplaats] (de woning). Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van
12 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 juli 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en
[naam] , medewerker Welstand.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser wilde in 2022 zijn woning te verduurzamen door middel van het plaatsen van extra zonnepanelen op het dak, vanwege het hoge gasverbruik in zijn woning. Een deel van de woning is gelegen richting het noordoosten, waardoor de zes geplaatste zonnepanelen op het platte dak en de vijf geplaatste zonnepanelen op het schuine dak van de woning niet voldoende energie kunnen opwekken. Daarom wilde eiser ook op de achtergevel van de woning zes zonnepanelen aanbrengen. Eiser had voordien informatie opgevraagd bij verweerder omtrent vergunningplicht. Eiser heeft geen vergunning aangevraagd voor het project.
3.1.
Na een melding van een omwonende bij verweerder, heeft een toezichthouder van verweerder de woning gecontroleerd en aan eiser aangegeven dat hij voor de zes zonnepanelen op de achtergevel een omgevingsvergunning nodig heeft. Daarom heeft eiser ter legalisering een omgevingsvergunning aangevraagd.
3.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen vanwege strijd met de redelijke eisen van welstand.
3.3.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit handhaaft verweerder de weigering. Verweerder vult zijn motivering aan met de afwijzingsgrond dat het project niet past binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan en motiveert dit als volgt.
3.4.
Ter plaatse van het project geldt het bestemmingsplan ' [locatie 1] ' (hierna: het bestemmingsplan). De locatie heeft de enkelbestemming 'Wonen-1'. Het plaatsen van zonnepanelen op daken kan in beginsel vergunningvrij op grond van artikel 2, onderdeel 6, van bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht (het Bor). Uit de toelichting bij het Bor blijkt echter dat panelen en collectoren uitsluitend op het dak geplaatst kunnen worden en niet op zijgevels. Daarvan is in dit geval sprake, aldus verweerder. Dit betekent dat de zonnepanelen uit het project niet vergunningvrij kunnen worden geplaatst, omdat deze zich niet op het dak, maar op de achtergevel bevinden.
3.5.
Verweerder had zich in het primaire besluit op het standpunt gesteld dat het project past binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan. Het bouwplan zou vallen onder de afwijkingsmogelijkheden genoemd in artikel 27.1, onderdeel c, van het bestemmingsplan op grond waarvan kan worden afgeweken van de bouwgrenzen ten behoeve van erkers, galerijen, balkons, gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, pilasters en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter. Op dat standpunt komt verweerder in het bestreden besluit terug. Verweerder meent dat dit artikel betrekking heeft op (bouwkundige) uitbreidingen van het gebouw. Dat betreffen elementen die horen bij het gebouw zelf. Zonnepanelen worden niet genoemd en vallen daarom niet onder 'dergelijke delen van gebouwen'. Zonnepanelen kunnen als toevoegingen worden gezien, welke zonder schade kunnen worden verwijderd, maar zijn geen (bouwkundige) delen van het gebouw. Verweerder concludeert daarom dat zonnepanelen niet mogelijk zijn op grond van het bestemmingsplan en dat het project dus niet past in het bestemmingsplan.
3.6.
Het project is ook in strijd met de redelijke eisen van welstand, aldus verweerder. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) is van oordeel dat het project niet voldoet aan de criteria over het behoud van de samenhang en ritmiek van de straatwand en het bouwblok. Op het dak van de grote dakkapel is ruimte voor het vergunningvrij plaatsen van panelen. Na de hoorzitting is dit advies nader toegelicht, waarbij opnieuw is geconcludeerd dat de zonnepanelen afbreuk doen aan de compositie en de samenhang in de gevel en daarmee aan het beeld vanuit de openbare ruimte. De woning maakt deel uit van een lange, als eenheid ontworpen rij. De doorgaande lijnen in het metselwerk van de gevel, welke prominent zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn een belangrijke karakteristiek van het ontwerp.
3.7.
Voor de beoordeling op welstand wordt een verschil gemaakt tussen de 'voorkant' en de 'achterkant'. In de Welstandsnota staat dat een ingreep aan de voor- of zijgevels en
dakvlakken die naar de openbare ruimte zijn gekeerd, in het algemeen kwetsbaarder zijn dan
een ingreep aan de achterkant, waar de mogelijkheden ruimer zijn. Veel gebouwen zijn met
alle gevels naar de openbare ruimte gekeerd en kennen daarom alleen maar voorkanten.
3.8.
Volgens verweerder is de achtergevel van eisers woning prominent zichtbaar vanuit de openbare ruimte, een wandelgebied. Daarom dient de achtergevel beschouwd te worden als een voorkant. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt is tot het voorkomen van excessen, maar dat er getoetst dient te worden of het project voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Wet- en regelgeving
4. Zie de bijlage voor een overzicht van de relevante wet- en regelgeving voor deze zaak.
Het bestemmingsplan
5. Eiser stelt dat verweerder had moeten afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 27.1 van het bestemmingsplan omdat zonnepanelen onder de bouwkundige uitbreidingen als genoemd in dat artikel vallen. Bij zonnepanelen dient te worden gekeken naar de locatie waar de zonnepanelen worden geplaatst, aldus eiser. Zonnepanelen die op of aan een gebouw worden bevestigd zijn onderdeel van dat bouwwerk en vallen daarom onder de lokale toelatingsregels van het gebouw, aldus eiser. Bovendien hebben zowel verweerder als de CRK ten onrechte niet gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat de zonnepanelen aan de achtergevel geen (bouwkundige) delen van het gebouw zijn.
5.1.
De rechtbank volgt dit standpunt van eiser niet. Artikel 27.1 van het bestemmingsplan bevat weliswaar geen limitatieve opsomming, maar geeft wel aan ten aanzien van welke delen van gebouwen kan worden afgeweken. De zinsnede 'en dergelijke delen van gebouwen' verwijst naar de daarvoor genoemde delen van gebouwen, te weten: erker, galerijen, balkons, gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, pilasters. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat dit delen van een gebouw zijn die bij het gebouw als geheel horen en in principe niet verwijderd kunnen worden anders dan door schade aan te brengen aan het gebouw als geheel. Daaronder vallen naar het oordeel van de rechtbank geen zonnepanelen, dat losse en verwijderbare onderdelen zijn.
5.2.
Verder stelt eiser dat zelfs wanneer artikel 27.1, onderdeel c, van het bestemmingsplan niet van toepassing zou zijn, de plaatsing van de zes zonnepanelen aan de achtergevel dient te vallen onder de algemene afwijkingsmogelijkheid van artikel 30, onderdeel e, sub 1, van het bestemmingsplan. Op grond van dat artikel kan namelijk worden afgeweken van de bouwgrenzen ten behoeve van onder meer bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen.
5.3.
Ook dit standpunt volgt de rechtbank niet. Dit artikel is in eisers zaak niet van toepassing omdat deze afwijkingsmogelijkheid ziet op een mogelijke overschrijding van bouwhoogten. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
De welstand
6. Eiser voert aan dat het project voldoet aan de toepasselijke welstandscriteria, namelijk dat de repetitie op hoofdlijnen en collectieve vormgeving de basis zijn van de
architectonische uitwerking met eventueel onnadrukkelijke accenten. De zes zonnepanelen aan de achtergevel passen wat vorm en kleur betreft binnen de architectonische uitwerking van de bestaande gevel. De zonnepanelen bevatten zeer onnadrukkelijke accenten. Ook bestaat er voldoende samenhang tussen de zonnepanelen en de gevel. Vanwege onder meer de kleur en de vormgeving van de zonnepanelen passen deze perfect binnen de gevel. De zonnepanelen vallen daardoor weg in het straatbeeld en zijn zeer onopvallend. Ook voldoet het project aan het criterium dat per blok hoofdelementen van de architectuur zoals galerijen, dakranden, balkons en gevelopeningen bij verbouw in stand worden gehouden. Met de plaatsing van de zes zonnepanelen zijn de galerijen, dakranden, balkons en
gevelopeningen onaangetast gebleven en in stand gehouden. De zes gevelpanelen vallen weg in het straatbeeld. Dat deze enigszins zichtbaar zijn vanuit een dijkpad doet daar niet aan af.
6.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan in beginsel doorslaggevende betekenis worden toegekend aan een welstandsadvies. Het is niet gebleken dat het oordeel van de CRK onjuiste feiten of onlogische conclusies bevat. Dat eiser de situatie anders beoordeelt, maakt niet dat er sprake is van een onjuist advies. Eiser heeft het oordeel van de CRK ook niet weerlegd met het oordeel van een deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder zich baseren op het advies van de CRK en dit ten grondslag leggen aan het bestreden besluit.
Het vertrouwensbeginsel
7. Verder stelt eiser dat hij een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen. Hij verwijst naar een e-mail van een medewerker van verweerder (een projectmedewerker VvE-aanpak), werkzaam op de afdeling Wonen die volgens eiser een toezegging heeft gedaan: ‘
Als uw woning geen monument is en/of in een beschermd stadsgezicht ligt, dan heeft u als eigenaar ruime mogelijkheden voor het verduurzamen van het pand. Het is vergunning- maar niet regelvrij’. Eiser stelt dat hij voorafgaand correcte informatie heeft opgegeven en zijn vraagstelling duidelijk heeft geformuleerd, zodat het voor de betrokken ambtenaar duidelijk moest zijn wat zijn vraag was. Dit getuigt van een welbewuste standpuntbepaling van verweerder die ook aan verweerder kan worden toegerekend, aldus eiser. Verder stelt eiser dat verweerder zijn belang onvoldoende heeft meegewogen.
7.1.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 [1] volgt dat er voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. Allereerst moet sprake zijn van een toezegging (1). Die toezegging moet aan het bevoegde bestuursorgaan kunnen worden toegerekend (2). Indien sprake is van een toezegging die aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend, moet er een belangenafweging plaatsvinden (3).
7.2.
Voor de eerste stap geldt het volgende. Om aan te nemen dat er een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. Hierbij ligt de nadruk op hoe een uitlating bij een redelijk denkende burger overkomt en minder op wat het bestuursorgaan daarmee bedoelde. De betrokkene dient hierbij te goeder trouw te zijn.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Eiser citeert een e-mailbericht, maar daaruit leidt de rechtbank geen concrete, ondubbelzinnige toezegging af. Verder is op de zitting gebleken dat eiser meermaals zowel per e-mail als telefonisch contact heeft gehad met verschillende medewerkers van verweerder. De inhoud van al die gesprekken is de rechtbank onbekend. Wel heeft eiser op de zitting aangegeven dat zijn adres bij de medewerker van het hierboven geciteerde bericht bekend was, waarna hij een link ontving en werd doorverwezen naar een online loket waaruit volgde dat eiser voor de zes zonnepanelen aan de zijgevel een omgevingsvergunning nodig zou hebben. Eiser had indien hij deze informatie had gelezen dus kunnen weten dat hij een omgevingsvergunning nodig had. Dat het systeem lastig in te vullen is en in sommige gevallen ook voor vergunningvrije zonnepanelen aangaf dat een omgevingsvergunning nodig is, maakt dat niet anders. Zoals verweerder ter zitting heeft toegegeven, konden zowel de informatie van de betreffende medewerker als de toegankelijkheid danwel begrijpelijkheid van het digitale loket winnen aan duidelijkheid. Dit doet aan het voorgaande echter niet af. Het lag op eisers weg om meer onderzoek te doen naar de vraag of hij een omgevingsvergunning nodig had.
7.4.
Verder leest de rechtbank in de overgelegde stukken geen toezegging dat eiser de zes zonnepanelen zonder omgevingsvergunning mocht plaatsen. Gelet op het voorgaande wordt niet voldaan aan ‘stap 1’ als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling genoemd onder rechtsoverweging 7.1. Eiser kan dus geen geslaagd beroep doen op opgewekt vertrouwen. Dat eiser belang heeft bij het project maakt dit niet anders.
7.5.
Tot slot verzoekt eiser om een schadevergoeding van alle kosten en nog te lijden schade, die er zonder het gerechtvaardigd vertrouwen niet zou geweest. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat hiervoor geen juridische grondslag, nu het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
Het gelijkheidsbeginsel
8. Eiser stelt dat een gelijke situatie zich voordoet bij de zonnepanelen op de gevel van de woningen aan het [adres 3] .
Verweerder heeft aangegeven dat hij voor deze zonnepanelen geen vergunning heeft verleend. Het feit dat er geen omgevingsvergunning is verleend en (nog) niet is gehandhaafd, zoals eiser heeft aangevoerd, betekent niet dat de betreffende situatie wordt gedoogd aldus verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds hierom niet slagen omdat onbetwist is voor de plaatsing van de zonnepanelen aan het [adres 3] geen vergunning is verleend. De, overigens door verweerder betwiste, stelling van eiser dat in die situatie niet wordt gehandhaafd, maakt dit niet anders. In de voorliggende zaak gaat het om het al dan niet verlenen van een vergunning.
Verder wijst eiser op zonnepanelen aan de gevel van de woning op het adres [adres 2] in [locatie 1] , dezelfde wijk als waar de woning van eiser staat. Ook daar zijn gevelpanelen geïnstalleerd, die bovendien tegen een witte gevel en eveneens zichtbaar vanaf het dijklichaam van waar uit de gevelpanelen van de woning van eiser zichtbaar zijn.
8.1.
Verweerder heeft betwist dat sprake is van een gelijk geval. Hij heeft verwezen naar het advies van de CRK voor het adres [adres 2] [huisnummer] dat, anders dan in eisers geval, positief was omdat de commissie concludeerde dat de panelen in dat geval onderdeel uitmaken van de architectuur van de woning, Dit terwijl de CRK over de woning van eiser heeft geoordeeld dat deze zonnepanelen afbreuk doen aan de gevelcompositie en de samenhang in het beeld van het blok. Daarbij zijn de zonnepanelen op de woning aan de [adres 2] geplaatst op een zijgevel tussen twee rijen woningen en niet op de achtergevel, zoals de woning van eiser, welke onderdeel uitmaakt van een als eenheid ontworpen rij. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd waarom eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten of een schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M. Mazurel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025.
de griffier is verhinderd
rechter
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Wet- en regelgeving

Besluit omgevingsrecht
Artikel 2 bijlage II
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
6.een collector voor warmteopwekking of een paneel voor
elektriciteitsopwekking op een dak, mits wordt voldaan aan de volgende
eisen:
a. indien op een schuin dak:
i. binnen het dakvlak,
2. in of direct op het dakvlak, en
3. hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak,
b. indien op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak ten
minste gelijk aan hoogte collector of paneel, en
c. indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de
installatie voor het opslaan van het water of het omzetten van de
opgewekte elektriciteit: die installatie aan de binnenzijde van een
bouwwerk is geplaatst;
Het bestemmingsplan
27.1
Toegestane overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te
overschrijden c.q. af te wijken van een gevellijn:
(…)
c. ten behoeve van erkers, galerijen, balkons, gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten,
overstekende daken, pilasters en dergelijke delen van gebouwen, mits de
overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager
zijn gelegen dan 4,2 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 m
langs een rijweg, 2,4 m boven een rijwielpad en 2,4 m boven een voetpad, voorzover
dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 m.
Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het bevoegd gezag bevoegd om in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van:
e. overschrijding van de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met ten hoogste:
1. meter ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, lichtmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen
2. 10 meter ten behoeve van windmolens

Voetnoten

1.Afdeling 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, met de verwijzing naar de conclusie van advocaat-generaal Wattel van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:896.