ECLI:NL:RBAMS:2025:5854

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
24/6255
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college over pilot venstertijden op- en afstapvoorzieningen in Amsterdam

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, een rederij uit [locatie 1], en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, dat op 25 april 2024 was gepubliceerd in het Gemeenteblad, waarin een pilot werd aangekondigd voor venstertijden op- en afstapvoorzieningen op drie locaties aan [locatie 2]. Deze pilot, die op 1 mei 2024 van start ging, stelde een (aan)meerverbod in, maar maakte een uitzondering voor passagiersvaartuigen met een exploitatievergunning voor kortstondig in- of uitstappen van passagiers tussen 13:00 en 20:00 uur. Eiseres stelde dat haar bezwaren niet behoorlijk waren behandeld en dat zij onvoldoende voorbereidingstijd had gekregen voor de pilot. De rechtbank oordeelde dat eiseres procesbelang had, maar dat het college niet verplicht was om een onafhankelijke adviescommissie in te stellen. De rechtbank vond dat het college voldoende rekening had gehouden met de belangen van eiseres, ondanks de korte voorbereidingstijd. Eiseres had al eerder kennisgenomen van de pilot en had gedurende 2023 met het college gecommuniceerd over de aanstaande veranderingen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen gelijk kreeg, waardoor zij ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/6255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [locatie 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Witvoet),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (hierna:

het college)
(gemachtigde: mr. E.G. Blees).

Procesverloop

1. Op 25 april 2024 is het besluit van het college ‘Pilot venstertijden op- en afstapvoorzieningen [locatie 2] ’ gepubliceerd in het Gemeenteblad. [1] Er wordt met dat besluit een (aan)meerverbod ingesteld op drie locaties [2] aan de [locatie 2] . Voor passagiersvaartuigen waar een exploitatievergunning voor is verleend, wordt een uitzondering gemaakt voor het kortstondig in- of uitstappen van passagiers in de tijdsperiode tussen 13:00 uur en 20:00 uur (hierna: de venstertijden). De pilot start op 1 mei 2024 en eindigt op 1 oktober 2024. De pilot is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad 2023.
2. Met het bestreden besluit van 25 september 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het college is bij het eerdere besluit gebleven.
3. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heren [naam 1] en [naam 2] , beide directeur van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiseres procesbelang?
5. Op zitting heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres procesbelang heeft omdat zij de geleden schade tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt.
Zijn de bezwaren van eiseres behoorlijk behandeld?
6. Eiseres stelt dat haar bezwaren niet behoorlijk zijn behandeld omdat de voorzitter van de bezwarencommissie heeft bevestigd bij de gemeente in dienst te zijn. Eiseres meent dat de voorzitter daarmee niet als onafhankelijk kan worden beschouwd.
7. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Het college is niet verplicht om een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in te stellen. [3] Bij keuze voor een commissie met een andere samenstelling gelden de eisen van artikel 7:5 van de Awb. Eiseres is gehoord door een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest. Daarmee is aan de vereisten voldaan. [4]
Heeft eiseres voldoende voorbereidingstijd gekregen?
8. Eiseres stelt dat de datum van bekendmaking (25 april 2024) en de ingangsdatum van de pilot (1 mei 2024) te kort op elkaar zaten waardoor zij onvoldoende voorbereidingstijd heeft gehad. De planning voor het vaarseizoen wordt al ruim van tevoren gemaakt. Daarnaast stelt eiseres dat het college niet heeft gemotiveerd waarom het voorjaar van 2025 niet kon worden afgewacht, dan had eiseres namelijk wel voldoende voorbereidingstijd gehad.
9. Hoewel de rechtbank het met eiseres eens is dat het college haar maar korte voorbereidingstijd heeft gegeven en dat het netter was geweest als haar een langere voorbereidingstijd was gegund, is de rechtbank van oordeel dat het college de belangen van eiseres in deze voldoende in acht heeft genomen. Daarbij is het volgende van belang. Eiseres wist al langere tijd dat er een pilot aanstaande was. Het college heeft eind 2022 al aangekondigd dat er een pilot ophanden was. Ook hebben het college en eiseres gedurende 2023 met regelmaat over de pilot gecorrespondeerd. Daarbij is besproken dat de pilot een beperking van het gebruik van betreffende steigers aan de [locatie 2] zou gaan inhouden. Op 22 maart 2024, dat is ongeveer 6 weken vóór de ingangsdatum van de pilot, heeft het college eiseres een brief gestuurd waarin zij heeft laten weten dat er met ingang van 1 mei 2024 venstertijden tussen 13:00 en 18:00 uur gaan gelden. Met haar besluit van 25 april 2024 heeft het college besloten de venstertijden te verruimen van 18:00 uur naar 20:00 uur om aan de bezwaren van eiseres en andere rederijen tegemoet te komen. Het college heeft in dit verband overwogen dat is gebleken dat deze tijden (van 13:00 tot 20:00 uur) kunnen worden gezien als de drukste uren waarbij de steigers het intensiefst worden gebruikt. Door deze tijden te hanteren worden de reders tegemoetgekomen, maar zullen bewoners na 20:00 uur – in de avonduren wanneer de meeste bewoners thuis zijn – geen drukte en overlast ervaren op de desbetreffende locaties. [5] Het had het college gesierd als zij al eerder over de concrete beperkingen met eiseres had gecommuniceerd, zodat de planning ook al eerder kon worden aangepast op de pilot. Dat de planning op het laatste moment moest worden aangepast, en wellicht in het geval van eiseres heeft geleid tot het wegvallen van bepaalde diensten, maakt nog niet dat er sprake is van een onzorgvuldig besluit. De rechtbank kan het college volgen dat dit ook onder het ondernemingsrisico valt en, zoals hiervoor overwogen, heeft het college naderhand voldoende rekening gehouden met de belangen van eiseres, door de venstertijden te verruimen en zo vast te stellen dat eiseres van 13:00 tot 20:00 uur – de drukste periode van de dag – kon blijven varen. Ook heeft het college eiseres aangeboden om van andere steigers gebruik te maken. De pilot kon daarom in redelijkheid in 2024 plaatsvinden.
Heeft het college ongeoorloofd onderscheid gemaakt tussen rederijen?
10. Eiseres stelt dat het college ongeoorloofd onderscheid heeft gemaakt tussen rederijen met een eigen op- en afstapplaats en rederijen zonder.
11. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De venstertijden golden voor alle rederijen, met of zonder eigen op- en afstapplaats. Dat er rederijen met een eigen steiger zijn, staat los van de pilot.
Heeft het college ongeoorloofd onderscheid gemaakt tussen horecaondernemers en rederijen?
12. Eiseres stelt dat het college ongeoorloofd onderscheid heeft gemaakt tussen horecaondernemers en rederijen.
13. Ook hierin kan de rechtbank eiseres niet volgen. Binnen het Uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad 2023, waar de pilot een onderdeel van is, gelden ook pilots voor horecaondernemers. Zo golden er ten tijde van het bestreden besluit het ‘Besluit beperking weekendsluitingstijd horeca kern- [locatie 3] ’ en ‘Nadere regels venstertijden alcoholschenkende horecabedrijven kern- [locatie 3] ’.
Heeft het college ten onrechte geen rekening gehouden met een eerdere uitspraak van de Afdeling over het volumebeleid?
14. Eiseres stelt dat het college ten onrechte voorbij is gegaan aan een eerdere uitspraak van de Afdeling over het volumebeleid. [6] De Afdeling heeft in deze uitspraak bepaald dat uit de ingediende onderzoeksrapporten niet blijkt dat de legale passagiersvaart mede verantwoordelijk is voor een deel van de overlast die bewoners in de stad ervaren en dat zij er dus mede de oorzaak van is dat de leefbaarheid onder druk staat.
15. In genoemde uitspraak lag het volumebeleid voor passagiersvaart ter beoordeling. Dit beleid bepaalt het aantal exploitatievergunningen voor passagiersboten dat maximaal wordt verstrekt. De Afdeling heeft beoordeeld of het instellen van een maximumaantal exploitatievergunningen is te rechtvaardigen onder de Dienstenrichtlijn. [7] De Afdeling heeft overwogen dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de leefbaarheid, het voorkomen van overlast en het belang om de kwaliteit van de grachten als historisch erfgoed te beschermen worden gediend met een volumebeleid. Dit is een andere toets dan die hier voorligt. Het gaat hier om het aanpakken van overlast op de kade, meer specifiek op de in de pilot betrokken steigers. Dat er sprake is van overlast in de binnenstad, en met name in het [locatie 3] , blijkt uit het Uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad 2023, waar de pilot een onderdeel van is.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.A. Olsen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nr. 188052.
2.Ter hoogte van de percelen 32, 197 en 224.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 26 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4246, r.o. 4.1.
4.Uit artikel 7:5, eerste lid, aanhef en onder a van de Awb.
5.Besluit van 25 april 2024, p. 4.
6.De uitspraak van de Afdeling van 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3732.
7.Richtlijn 2006/123/EG van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376).