ECLI:NL:RBAMS:2025:580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
13-279668-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) wegens geen gewijzigde omstandigheden

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Gdansk, Polen, op 9 februari 2024. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.P.M. Balemans. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in Polen centraal stonden. Tijdens de zitting van 31 oktober 2024 werd de behandeling aangehouden om aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten af te wachten. Op 10 december 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een individueel reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding geschorst. Op 14 januari 2025 werd de zaak voortgezet, maar de opgeëiste persoon was niet aanwezig. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten geen wijziging van omstandigheden met zich meebracht, waardoor het eerder vastgestelde gevaar niet was weggenomen. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-279668-24
Datum uitspraak: 14 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 3 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 februari 2024 door
the Regional Court in Gdansk, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen)
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 31 oktober 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal. De behandeling van de zaak is aangehouden om de beantwoording af te wachten van de op 7 oktober 2024 door het Openbaar Ministerie aan de Poolse autoriteiten gestelde vragen over de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regime.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding onder gelijktijdige schorsing daarvan bevolen.
Zitting van 26 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 26 november 2024 in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door
mr. M.P.M. Balemans en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en
derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid , OLW verlengd
met 30 dagen. Ook heeft de rechtbank de (geschorste) gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Tussenuitspraak 10 december 2024
Bij tussenuitspraak van 10 december 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten, nu met de aanvullende informatie van 30 oktober en 14 en 21 november 2024 het eerder vastgestelde algemene gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft op basis van artikel 11, vierde lid, OLW hier een redelijke termijn van maximaal 30 dagen aan verbonden en geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ook heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn verlengd waarbinnen zij uitspraak moet doen met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 14 januari 2025
De rechtbank heeft - met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling - de behandeling
van het EAB voortgezet op de zitting van 14 januari 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie De opgeëiste persoon is niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 10 december 2024 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB de (dubbele) strafbaarheid en artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 5 van de tussenuitspraak van 10 december 2024.
Op 16 december 2024 is – gelet op het oordeel van de rechtbank in de tussenuitspraak van 10 december 2024 – door het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) de volgende vraag gesteld aan de Poolse autoriteiten:
“We would therefore like to ask you if any guarantee or more information can be given regarding the time [opgeëiste persoon] will actually be able to spend outside of his cell per day.”
De Poolse autoriteiten hebben op 30 december 2024 hierop als volgt geantwoord:
” In reply to the letter of 16/12/2024 in the case ref. IV Kop 4/24 concerning Adam Piątek this Regional Court in Gdansk, Criminal Division IV, informs that in the light of the legal provisions referred to in the earlier letters and the conditions at the Remand Centre in Gdansk, neither the Regional Court in Gdansk, nor the Remand Centre in Gdansk have any grounds to guarantee to the requested person either more space in the cell, or more time he could spend outside his cell than the space/ amount of time ensuing from the information provided so far.”
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat met de laatste aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten geen wijziging van de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft daarom gevorderd geen gevolg te gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – aangesloten bij het standpunt van de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voornoemde aanvullende informatie niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Het eerder vastgestelde individuele reële gevaar voor de opgeëiste persoon is dan ook niet weggenomen. De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, in samenhang met artikel 28, derde lid OLW, en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

7.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW
geen gevolg aan het EAB;
VERKLAART de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
HEFT OPde - geschorste - gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.