ECLI:NL:RBAMS:2025:574

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
13-363553-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk in verband met strafrechtelijk onderzoek

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 15 november 2024, in het kader van een Aanhoudingsbevel dat op 25 juli 2024 door de Britse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1999 in het Verenigd Koninkrijk, werd verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en afpersing.

Tijdens de openbare zitting op 14 januari 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk beoordeeld. De raadsvrouw voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in de Britse detentie, terwijl de officier van justitie stelde dat de detentieomstandigheden niet aan de overlevering in de weg stonden.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in HMP Addiewell onderzocht en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is voor schending van de mensenrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoende bescherming kan krijgen in de Britse detentie-instelling en dat de overlevering kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, nu voldaan is aan de eisen van de relevante wetgeving en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-363553-24
Datum uitspraak: 28 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 15 november 2024 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 25 juli 2024 door
Sheriff Court of Lothian and Borders at Edinburgh(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 januari 2025. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Keulers. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Voor sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van
  • a warrant under section 102a(2) of the criminal procedure (Scotland) act 1995 was granted for the arrest of [opgeëiste persoon] at Hamilton Sheriff Court on 16 may 2023 in relation to the indictement referenced HM21007156.
  • a petition warrant was granted for the arrest of [opgeëiste persoon] on 25 january 2024 at Hamilton Sheriff Court referenced HM24000682.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [1] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;- afpersing.

5.Detentie-omstandigheden(artikel 604, aanhef en onder c, HSO)

Inleiding
De Britse autoriteiten hebben op verzoek van de officier van justitie meegedeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in HMP Addiewall.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, nu er zowel in algemene als specifieke zin een reëel gevaar is dat de opgeëiste persoon wordt onderworpen aan een onmenselijke en vernederende behandeling wanneer hij wordt overgeleverd aan Schotland. Zo blijken uit de onderzoeken van
HM Inspectorate of Prisons for Scotland(hierna HMIPS) over de jaren 2022-2023 en 2023-2024 zorgen op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn, terwijl HMP Addiewell ook overbevolkt is. Ook in persoonlijke zin loopt de opgeëiste persoon gevaar na overlevering, aangezien de opgeëiste persoon al jarenlang wordt bedreigd en afgeperst door personen van een criminele organisatie van Albanese afkomst, waarbij personen van die organisatie in HMP Addiewel gedetineerd zijn. Daarbij komt dat de opgeëiste persoon is gediagnostiseerd met PTSS, terwijl blijkens voornoemd rapport zorgen ten aanzien van de gezondheidszorg bestaan. Subsidiair moeten aanvullende vragen worden gesteld aan de Britse autoriteiten met betrekking tot de detentieomstandigheden in HMP Addiewell en de veiligheids- en detentiegaranties die aan de opgeëiste persoon kunnen worden geboden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden niet aan overlevering in de weg staan. Uit het rapport van HMIPS over de jaren 2023-2024 volgt dat het zorgelijke beeld dat er was met honderdtachtig graden is gedraaid, zodat thans nog maar één rood punt resteert:
health and wellbeing,waarbij wordt opgemerkt dat de wachtlijsten recent sterk zijn ingekort. Voorts is de medische situatie van de opgeëiste persoon niet nader onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest Alchaster van 29 juli 2024 (ECLI:EU:C:2024:649) moet de rechtbank de voorzienbare situatie van de opgeëiste persoon in geval van overlevering beoordelen. Dat veronderstelt dat de rechtbank, tegelijkertijd de regels en de praktijk in de uitvaardigende staat in het algemeen enerzijds en de specifieke kenmerken van de individuele situatie van de opgeëiste persoon anderzijds in aanmerking moet nemen.
In het licht van dit toetsingskader bestaat er voor de opgeëiste persoon geen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het HMIPS-rapport over de jaren 2022-2023 bleek de situatie in HMP Addiewell zorgelijk met zes rode seinen (
some serious concerns) en drie oranje seinen (
some slight concerns) en het ontbreken van groenen seinen (
no concerns/good practice).
In het rapport over de jaren 2023-2024 is vervolgens onder meer het volgende te lezen:
“The current management team and their staff should be commended for the work they have done so far. (…) HMP Addiewell is a prison in the process of being transformed. (…) By March of 2024 that picture was reversed, with the IPM team considering five standards were good or no concerns, and only one remained with serious concerns.”
De rechtbank stelt op grond van voornoemd rapport over de jaren 2023-2024 vast dat HMP Addiewell een nieuwe directie heeft gekregen die de eerdere zorgen heeft opgepakt en verbeteringen heeft doorgevoerd. Concreet heeft zich dat geuit in de beoordelingspunten, waarbij nog maar één sein op rood staat en vier oranje seinen worden benoemd. Voor het overige worden groene seinen benoemd. Het ene rode sein betreft
health and wellbeing, waarbij is opgemerkt dat aan het eind van het jaar de wachttijden redelijk waren, met slechts een week wachttijd voor verslavings- en mentale gezondheid en geen wachttijd voor primaire zorg.
Met de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat de gestelde PTSS niet is onderbouwd en ook uit het door de raadsvrouw overgelegde medisch dossier van de opgeëiste persoon volgt geen gezondheidsproblematiek waarvoor de opgeëiste persoon na overlevering onvoldoende zorg zou kunnen krijgen. Hoewel door de officier van justitie is toegezegd de mogelijke dreiging tegen de opgeëiste persoon bij overlevering onder de aandacht van de uitvaardigende autoriteiten te brengen, valt dit niet onder de reikwijdte van artikel 604, aanhef en onder c, HSO. In dit verband geldt bovendien dat, mede in het licht van de verbeterde rapportage over HMP Addiewell, niet is gebleken dat de opgeëiste persoon niet de benodigde bescherming kan worden geboden in die detentie-instelling.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een gevaar van grondrechtenschending, zodat artikel 604, aanhef en onder c, HSO niet aan overlevering in de weg staat.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 317 Wetboek van Strafrecht, 2, 3, 10, 11 Opiumwet en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet, 606 HSO.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sheriff Court of Lothian and Borders at Edinburgh(Verenigd Koninkrijk).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 januari 2025.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353.