ECLI:NL:RBAMS:2025:5709

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
13/070608-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en computervredebreuk door politiemedewerker

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politiemedewerker die zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1980, heeft tussen 21 juni 2021 en 12 augustus 2022 vertrouwelijke informatie uit politiesystemen opgevraagd en deze informatie zonder toestemming aan derden verstrekt. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door onbevoegd gebruik te maken van politiesystemen en gegevens over te nemen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het bezit van 50 pillen 2C-B, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap van en beschikkingsmacht over deze pillen had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn gedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor het vertrouwen in de politie. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank legde naast de taakstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet alleen schuldig had gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim, maar ook aan computervredebreuk, en dat zijn handelen schade had toegebracht aan het imago van de politie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/070608-24
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Cras naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. schending van zijn ambtsgeheim als politieagent door vertrouwelijke informatie uit politiesystemen over verdachte, zijn familieleden, politiemedewerkers, andere personen, over opsporingsonderzoeken, incidenten in IJmuiden en kentekens te bevragen terwijl dit niet nodig was voor de uitoefening van zijn taak en die informatie te verstrekken aan derden in de periode van 21 juni 2021 tot en met 19 oktober 2023;
2. computervredebreuk door onbevoegd gebruik te maken van politiesystemen en servers en de gegevens daaruit over te nemen in de periode van 21 juni 2021 tot en met 19 oktober 2023;
3. het bezit van 50 pillen 2C-B op 19 oktober 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde bezit van harddrugs. De onder 1 en 2 ten laste gelegde schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde bezit van harddrugs. Onder 1 (schending ambtsgeheim) dient verdachte te worden vrijgesproken van de bevraagde kentekens, omdat deze informatie niet is gedeeld met derden. Verder heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak bezit harddrugs (feit 3)
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het bezit van 50 pillen 2C-B. Deze pillen zijn in een enveloppe aangetroffen in de locker van verdachte op het politiebureau waar hij werkte. Op de zitting is gebleken dat ongeveer 50 collega’s beschikten over de moedersleutel waarmee de locker van verdachte kon worden opengemaakt. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte op het moment van het aantreffen van de pillen al maanden niet meer op het betreffende politiebureau was geweest en dus ook geen gebruik meer maakte van deze locker. Gezien deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over deze pillen had.
3.3.2.
Schending ambtsgeheim (feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Zij overweegt daartoe het volgende.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:527) volgt dat het schenden van een geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is. Het voor zichzelf ontsluiten van geheime informatie, zonder die informatie met anderen te delen, levert geen “schending” op van het ambtsgeheim als bedoeld in artikel 272 Sr.
Geheimhoudingsplicht als politieambtenaar
Verdachte was sinds 2007 werkzaam bij de politie Amsterdam. Op de taakuitvoering van politieambtenaren, zo ook verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, is de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) van toepassing. Uit artikel 3 van de Wpg blijkt dat politiegegevens slechts worden verwerkt (hieronder ook begrepen: verstrekt) voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens de Wpg geformuleerde doeleinden. Uit artikel 7 van de WPG blijkt dat verdachte als agent een geheimhoudingsplicht heeft met betrekking tot politiegegevens die hem ter beschikking zijn gesteld. Dit betekent dat, in beginsel, de uit dit artikel voortvloeiende verplichting tot geheimhouding in de weg staat aan verstrekking van de gegevens. Politieambtenaren moeten voorts op grond van artikel 125a lid 3 van de Ambtenarenwet, nader uitgewerkt in artikel 9 van het Besluit algemene rechtspositie politie bij hun indiensttreding de ambtseed of -belofte afleggen, waarin zij onder andere verklaren dat zij geen informatie zullen openbaren waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.
Opzet
Verdachte heeft in zijn verklaringen meermaals te kennen gegeven dat hij op de hoogte was van het feit dat hij geen informatie mocht delen met anderen die niet noodzakelijk was voor de uitvoering van zijn werk en dat hij dat toch heeft gedaan. Daarmee heeft hij opzettelijk gehandeld (dit geldt voor zowel feit 1 als feit 2).
Vrijspraak ten aanzien van bevragingen/informatie die verdachte niet met anderen heeft gedeeld
Op basis van de processen-verbaal over de loggingen van verdachte staat vast dat hij veelvuldig informatie over (ex-)familieleden, politiecollega’s en derden heeft bevraagd. Dat verdachte specifiek deze informatie met een ander heeft gedeeld kan op basis van het dossier echter niet worden vastgesteld. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij van het schenden van zijn ambtsgeheim ten aanzien van (vertrouwelijke) informatie over familieleden, politiemedewerkers en personen (feit 1 eerste en vierde gedachtestreepje). Het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde kentekens wordt hiermee gehonoreerd.
Bewijs voor schending ambtsgeheim van onbevoegd verkregen gegevens die met anderen zijn gedeeld
Uit het proces-verbaal met betrekking tot het uitlezen van zijn telefoon blijkt dat verdachte ook onbevoegde informatie heeft gedeeld met anderen. Verdachte heeft in de periode van 21 juni 2021 tot en met 12 augustus 2022 op verzoek van vrienden en uit zichzelf informatie opgevraagd en bevraagd in systemen van de politie. De informatie had betrekking op lopende opsporingsonderzoeken en incidenten/registraties in de omgeving van IJmuiden, waaronder beelden van de politiemonitoren op de meldkamer in mediagevoelige opsporingsonderzoeken zoals direct na het neerschieten van [naam 2] , en de gijzeling in de Apple Store, maar ook informatie over gebeurtenissen in de woonomgeving van verdachte, IJmuiden, en informatie over een boete en over een van zijn vrienden. Verdachte heeft foto’s gemaakt van beelden op de monitoren in de meldkamer, van de binnenkant van de parkeergarage van de politie met daarop burgervoertuigen inclusief leesbaar kenteken van politiemedewerkers en van een verdachte tijdens een aanhouding in een woning en die foto’s vervolgens gedeeld met vrienden. Verdachte was hiertoe onbevoegd. Deze informatie had geheim moeten blijven voor derden. Verdachte heeft bekend dat hij wist dat hij deze informatie geheim moest houden, maar dat hij deze toch met zijn vrienden heeft gedeeld uit dwangmatige nieuwsgierigheid en uit stoerdoenerij. Door deze geheime informatie onbevoegd met derden te delen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim.
3.3.3.
Computervredebreuk (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk. De servers waarop de applicaties van de politie worden gehost kunnen als geautomatiseerde werken worden aangemerkt. Verdachte heeft in de periode van 21 juni 2021 tot en met 18 oktober 2023 onbevoegd bevragingen gedaan door de aan hem toegekende autorisaties voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor die aan hem waren verstrekt. Hij heeft zijn gebruikersnaam en/of wachtwoord, waarover hij beschikte vanuit zijn functie als politieambtenaar, gebruikt bij het bevragen van familieleden, collega’s (en daar weer familie van), personen die een aantoonbare connectie hebben met verdachte of zijn familie en overige bevragingen in de omgeving IJmuiden. Door onbevoegd in te loggen en bevragingen te doen, is verdachte wederrechtelijk binnengedrongen in deze servers met behulp van valse sleutels. Bovendien heeft hij een deel van de gegevens overgenomen. Zo heeft verdachte blijkens het proces-verbaal met betrekking tot het uitlezen van zijn telefoon in de periode van 21 juni 2021 tot en met 12 augustus 2022 foto’s met daarop politie en informatie over lopende onderzoeken gedeeld met derden.
Is er sprake van geautomatiseerde werken die de politie toebehoren?
In de tenlastelegging is opgenomen dat er sprake is van computervredebreuk door binnen te dringen in een geautomatiseerd werk, te weten een computersysteem of een webserver van de politie.
De vraag doet zich dan ook voor of verdachte in dit geval is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk van de politie of daarnaast ook in een geautomatiseerd werk dat aan een ander toebehoort. Het binnendringen in een geautomatiseerd werk dat niet toebehoort aan de politie valt immers niet onder de reikwijdte van de tenlastelegging.
Onder een ‘geautomatiseerd werk’ wordt volgens art. 80sexies Sr verstaan: “een apparaat of groep van onderling verbonden of samenhangende apparaten, waarvan er één of meer op basis van een programma automatisch computergegevens verwerken.” Kort gezegd moet het gaan om digitale apparaten, dus om hardware. Gegevens, zoals softwareapplicaties, zijn geen geautomatiseerde werken.
De rechtbank begrijpt dat verdachte via de politiesystemen door kan klikken naar de sites van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), de Strafrechtketendatabank (SKDB) en Politie Suite Handhaving Vreemdelingen (PSHV). De RDW-systemen behoren toe aan het Ministerie van Infrastructuur. De SKDB behoort toe aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk of het PSHV een applicatie is en vanaf welke server dit wordt gehost. Daarom wordt verdachte van computervredebreuk ten aanzien van de gegevens van de RDW, SKDB en PSHV vrijgesproken.
De rechtbank begrijpt dat de andere sites waar informatie vandaan is gehaald, te weten BVI-IB, BVH, MEOS, Bluespot en OPP-EnS zijn wel systemen die op servers van de politie worden gehost. De computervredebreuk ten aanzien van die gegevens wordt wel bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 21 juni 2021 tot en met 12 augustus 2022 in
Nederland, een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van zijn ambt, te weten politiemedewerker bij de Eenheid Amsterdam, en wettelijk voorschrift (te weten artikel 3 Wet politiegegevens en artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door telkens opzettelijk in een of meerdere politiesystemen (onder andere uit/in BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of OPP-EnS (vertrouwelijke) informatie over
- [naam 1] en
- opsporingsonderzoeken en
- incidenten/registraties in de omgeving van IJmuiden,
terwijl het bevragen van voornoemde gegevens niet noodzakelijk was voor de
uitvoering van zijn werkzaamheden, te bevragen en/of op te vragen en (vervolgens) die verkregen (vertrouwelijke) informatie aan daartoe niet-gerechtigde personen/derden te verstrekken;
Feit 2
op tijdstippen in de periode van 21 juni 2021 tot en met 18 oktober 2023 in
Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een gedeelte van geautomatiseerde werken, te weten computersystemen van de politie waarop de applicaties BVI-IB en BVH en MEOS en Bluespot en OPP-EnS worden gehost, met behulp van een valse sleutel, te weten door het (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor die systemen en/of
zich toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, waarop
informatie was geplaatst met (telkens) een ander doel dan waarvoor hem,
verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden
en waarvoor hem die toegang was toegestaan en/of (vervolgens) gegevens die
waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van)
die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor
(een) ander(en) niet gerechtigde over te nemen;

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk, zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van voorarrest. Dit is in lijn met andere vergelijkbare uitspraken.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel conform artikel 9a Sr. Verdachte heeft al zoveel negatieve gevolgen ondervonden van deze strafzaak dat hij al voldoende is gestraft. Het opleggen van een straf dient geen redelijk doel meer. Subsidiair heeft zij verzocht een lage taakstraf op te leggen van maximaal 40 uren. Een hogere taakstraf kan nadelig uitpakken voor het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag. Meer subsidiair heeft zij verzocht om een volledig voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid als politieambtenaar over een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. Hij heeft veelvuldig informatie opgevraagd over familieleden, collega’s en hun familie, gebeurtenissen in de omgeving IJmuiden en derden die in verband met hemzelf of zijn familie te brengen zijn. Dit lijkt voor verdachte in de loop der jaren een gewoonte te zijn geworden. Bovendien heeft hij beelden – waaronder over de gijzeling in de Apple Store en de moord op [naam 2] – en vertrouwelijke informatie doorgespeeld aan zijn vrienden. De bevragingen deed verdachte naar eigen zeggen uit – onder meer – nieuwsgierigheid en op enig punt dwangmatig. De informatie speelde hij door om stoer te doen tegenover zijn vrienden. Verdachte heeft daarmee laten zien dat hij achteloos is omgegaan met de systemen en vertrouwelijke informatie waar hij als politieagent toegang toe had. Verdachte heeft op die manier misbruik gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen, dat de maatschappij in de politie mag en moet kunnen hebben, geschonden. Een politieambtenaar neemt, gelet op diens taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. Om die reden wordt van een politieambtenaar een hoge mate van integriteit verwacht. Daarbij heeft verdachte met zijn handelen schade toegebracht aan het imago van het politiekorps en het vertrouwen van zijn mede politieambtenaren beschaamd. De rechtbank vindt dit ernstige feiten en rekent dat verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij ontslagen is bij de politie en dat hij ook zijn nieuwe baan als beveiliger kwijt zal raken, omdat hij de nodige beveiligingspas niet krijgt door deze strafzaak. Verdachte heeft met het verlies van zijn baan bij de politie niet alleen zijn werk verloren, maar voor zijn gevoel ook een deel van zijn identiteit. Ook op privé vlak heeft deze strafzaak voor verdachte veel impact gehad. Hiervoor heeft verdachte een behandeling gevolgd.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, die variëren van taakstraffen tot gevangenisstraffen al naar gelang de feiten en omstandigheden van de zaak. De rechtbank weegt in deze zaak aan de ene kant mee dat het gaat om een grote hoeveelheid bevragingen gedurende langere periode van gevoelige gegevens over zowel individuele personen als grotere opsporingsonderzoeken. Aan de andere kant neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat de informatie voor zover zij kan nagaan niet is doorgespeeld aan criminelen om gemakkelijker strafbare feiten te kunnen plegen. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte open lijkt te zijn geweest over zijn handelen en lijkt in te zien dat dit verkeerd was. Alles afwegende, acht de rechtbank een maximale taakstraf passend. De rechtbank ziet een recidivekans, gelet op de nonchalante wijze waarop verdachte lange tijd met de beschikbare informatie is omgegaan en de haast verslavende werking die het opvragen en bekijken van de onbevoegde gegevens op hem had. De rechtbank vindt daarom, anders dan de officier van justitie, dat naast de gevorderde taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Zij acht alles afwegende een maximale taakstraf voor de duur van 240 uren én een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 50 stuks roze pillen 2C-B (goednummer: 6508181).
Onttrekking aan het verkeer
Nu deze drugs zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl ze van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt deze drugs onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 138ab, 272 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
onder 3ten laste gelegde niet bewezen en
spreektverdachte
daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het
onder 1 en 2ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd
en
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van het geautomatiseerde werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt of opneemt, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beslag
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
- 50 stuks Sealbag (goednummer: 6508181, 2c-b).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en M. Smayel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.V. Koppelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 augustus 2025.