ECLI:NL:RBAMS:2025:5595

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/13/758073 / HA ZA 24-1144
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en schadevergoeding bij gebreken aan een boot

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een boot genaamd de Sea Fire, gebreken ontdekt die volgens hem al bij de koop aanwezig waren. Eiser vordert ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom, evenals schadevergoeding voor de kosten die hij heeft gemaakt in verband met de gebreken. Gedaagden betwisten de aansprakelijkheid en stellen dat eiser de koop al heeft omgezet in een verbintenis tot schadevergoeding, waardoor hij niet meer kan terugkomen op de koop. De rechtbank oordeelt dat de omzettingsverklaring van eiser geldig is en dat hij niet kan terugkomen op deze keuze. De rechtbank concludeert dat er geen tekortkoming in de nakoming is, omdat niet is vastgesteld dat de gebreken al bij de koop aanwezig waren. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/758073 / HA ZA 24-1144
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. M. Smit,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. R. van Gils-Lessy.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 september 2024 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 5 februari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 juni 2025 en de daarin genoemde stukken.

2.De zaak in het kort

[eisers] heeft in 2020 een boot gekocht van [gedaagden] en daarna gebreken ontdekt, die er volgens [eisers] op het moment van de koop al waren. [eisers] wil nu alsnog van de koop af, de boot teruggeven aan [gedaagden] , de koopsom terugkrijgen en alle kosten vergoed zien die verband houden met de gebreken. [gedaagden] voert aan dat het terugdraaien van de koop niet meer kan, omdat [eisers] de koop in oktober 2023 al heeft omgezet in een verbintenis tot schadevergoeding. Daarnaast betwist [gedaagden] aansprakelijk te zijn voor de gebreken aan de boot, omdat de oorzaak hiervan niet meer kan worden vastgesteld en dus niet vaststaat dat deze al bij de koop in 2020 aanwezig waren. [gedaagden] krijgt hierin gelijk. De vorderingen van [eisers] worden dan ook afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De feiten

3.1.
De Sea Fire is in 2002 gebouwd en is volledig ge-refit in 2014. In 2015 heeft de heer [naam 1] de boot aan [gedaagden] verkocht.
3.2.
Op 9 september 2019 voer [gedaagden] met de Sea Fire op zee toen de rubberen stootlijst loskwam van de bevestigingsstrip en in zee terecht kwam. Dit gebeurde bij slechte weersomstandigheden. Als gevolg hiervan zijn er beschadigingen ontstaan aan de boeg, de boeggeleider en de romp.
3.3.
[gedaagden] heeft deze schade gemeld bij zijn verzekeraar. In de schademelding staat dat de rubberen stootlijst loskwam, te water is geraakt en is overvaren. De stootlijst heeft de aandrijving (hekdrives) geraakt waardoor de Sea Fire kortstondig stil kwam te liggen. Na hervatten van de aandrijving trilden de motoren merkbaar meer, maar ze functioneerden nog wel. Door het wegvallen van de rubberen stootlijst had het anker veel ruimte gekregen en had deze de gelcoat rond het ankerbeslag en de boeg beschadigd. Bij thuiskomst is de Sea Fire bij de werf Zaanhaven B.V. uit het water gehaald om de schade te beoordelen.
3.4.
De verzekeraar heeft de Sea Fire laten inspecteren en het volgende genoteerd:
  • herstel gelcoatschade boeg en waterlijn
  • bevestigen stuurboord trimflap
  • montage stootlijst
  • inspectie bakboord hekdrive
  • herstel boeggeleider
3.5.
De stootlijst is in 2019 door Zaanhaven bevestigd. De schade aan de boeg en de boeggeleider is toen niet hersteld.
3.6.
Zaanhaven heeft een factuur d.d. 5 mei 2020 opgesteld, waarop de volgende werkzaamheden staan:
  • demontage en montage boeggeleider
  • reparatie scheuren
  • reparatie diverse plekken romp gevolgschade stootlijst
  • RVS eindkappen stootlijst
  • kleppen stellen
  • demonteren verstuiver leidingen om kleppendeksel te demonteren
Nadat [gedaagden] deze factuur heeft ingediend bij zijn verzekeraar, heeft de verzekeraar de vastgestelde schade (na aftrek van het eigen risico) vergoed.
3.7.
In juni 2020 is de stootlijst tijdens het varen opnieuw losgekomen. [gedaagden] heeft toen met Zaanhaven afgesproken om het herstel van de gelcoatschade en het terugplaatsen van de stootlijst te verrichten tijdens de daaropvolgende winterstalling.
3.8.
[gedaagden] heeft de Sea Fire in september 2020 te koop gezet. De rubberen stootlijst ontbrak toen. Ook was een gelcoatschade aan de boeg zichtbaar.
3.9.
[eisers] heeft voorafgaand aan de koop per e-mail vragen gesteld aan [gedaagden] , onder andere of er osmose en/of schadehistorie is, en of er andere (niet zichtbare) zaken bekend zijn die aandacht behoeven. Dit was het antwoord:
Het schip heeft geen osmose historie. Vermeldenswaardig is dat wij vorig jaar op zee de rubber stootlijst verloren zijn doordat een spanner (van de staaldraad die door het rubber profiel is gevoerd) was losgeraakt waardoor de rubber stootlijst zich kon loswerken in golven. De nieuwe rubberen stootlijst wordt komende winter opnieuw gemonteerd. We laten deze in overleg met onze werf Zaanhaven nu vastzetten aan het zwarte bevestigingsprofiel zodat dit niet nogmaals kan gebeuren.
Onze boot is tijdens ons bezit altijd professioneel onderhouden en overwintert elk jaar in de hal binnen.
3.10.
Verder heeft [gedaagden] onder meer de volgende informatie voorafgaand aan de verkoop aan [eisers] gegeven:
  • Vivante Yachts B.V. heeft de boot in 2014 een complete refit gegeven (binnen en buiten),
  • de motoren zijn conform het geadviseerde onderhoudsschema van Volvo Penta onderhouden door gecertificeerde monteurs; in 2019 hebben de motoren groot onderhoud gehad, waarbij de schakelcones en de hekdrives zijn vervangen; ook hebben de drives onderhoud gehad,
3.11.
De koopovereenkomst tussen [eisers] en [gedaagden] is van 19 oktober 2020, de levering vond plaats op 28 november 2020. De oorspronkelijke koopprijs was € 137.500,-.
3.12.
Voorafgaand aan de koop en levering heeft [eisers] samen met de heer [naam 2] , een ervaren onderhoudsmonteur, proefgevaren met de Sea Fire en de boot daarna laten hijsen voor verdere inspectie. [naam 2] heeft in dat kader ook vochtmetingen gedaan aan het onderwaterschip en de spiegel. Daarbij heeft hij geen verhoogde vochtwaardes vastgesteld. Na dit onderzoek heeft nog een verrekening plaatsgevonden, vanwege speling op de staartstukken, waardoor [eisers] uiteindelijk aan [gedaagden] een bedrag van € 135.500,- heeft betaald.
3.13.
Eind 2020 heeft Zaanhaven de rubberen stootlijst opnieuw gemonteerd en de gelcoatschade hersteld.
3.14.
In 2021 heeft [eisers] de bakskisten en motorluiken laten herstellen, en een fishfinder in het onderwaterschip laten monteren.
3.15.
In juni 2023 heeft [eisers] de Sea Fire op de wal bij Zaanhaven laten zetten, omdat hij inwateringsschade vermoedde. Het leek erop dat de spiegel nat was. Eind augustus bleek dat er liters water in de kiel stonden, waarna spiegel en kiel zijn gedemonteerd.
3.16.
In deze periode attendeerde Zaanhaven [eisers] op de factuur van 5 mei 2020 voor door haar uitgevoerde werkzaamheden aan de Sea Fire.
3.17.
[eisers] heeft [gedaagden] op 1 september 2023 geschreven dat er problemen zijn. Hij heeft gemeld dat een expert onderzoek gaat doen, waar [gedaagden] bij kan zijn. Die laat in reactie weten het heel vervelend te vinden dat [eisers] problemen met de boot heeft, maar dat hij de boot steeds professioneel heeft laten onderhouden en zich niet verantwoordelijk voelt. Bij het onderzoek door de expert was [gedaagden] niet aanwezig.
3.18.
De heer [naam 3] heeft de Sea Fire op 16 september 2023 onderzocht en een rapport opgesteld. Hij raadt aan uit te gaan van € 45.000,- voor reparatie van het achterschip en € 10.000,- voor reparatie van het voordek. De waarde van het schip schat hij (in de huidige staat) in op € 30.000,- en na herstel op € 180.000,-.
3.19.
[eisers] heeft [gedaagden] op 2 oktober 2023 de conclusies van het rapport doorgegeven en gevraagd of [gedaagden] bereid is om die € 10.000,- voor zijn rekening te nemen, omdat uit het rapport blijkt dat de schade aan het voordek het gevolg is van de eerdere schade aan de stootlijst en de boeg. Hij schrijft dat hij die schade destijds wel had willen weten, zodat hij er nader onderzoek naar had kunnen laten doen.
3.20.
[gedaagden] heeft diezelfde dag bericht dat hij zich niet verantwoordelijk voelt voor de schade die pas na bijna drie jaar is vastgesteld en dat het om een zeer kleine polyesterschade ging die door Zaanhaven is hersteld.
3.21.
Op 24 oktober 2023 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagden] een brief gestuurd waarin staat dat de aanzienlijke gebreken al ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst en de levering aanwezig waren, en dat [gedaagden] geen gelegenheid zal krijgen om de gebreken te (laten) herstellen, maar in plaats daarvan de herstelkosten van € 55.000,- moet vergoeden.
3.22.
[gedaagden] heeft op 27 november 2023 het rapport van [naam 3] ontvangen. Op 5 december 2023 heeft Vijzelaar Expertise B.V. in opdracht van [gedaagden] een contra-expertise uitgevoerd. Op dat moment waren de gebreken aan de bakskisten, kuipvloer, spiegel en zwemplateau al volledig hersteld.
3.23.
[gedaagden] heeft [naam 1] aangesproken, die op zijn beurt een onderzoek heeft laten verrichten door Scheepswerktuigkundig Expertiseburo Coers B.V. Coers heeft de Sea Fire onderzocht toen alle schade was hersteld en de boot weer in het water lag.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert na wijziging eis – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
de koopovereenkomst te ontbinden en [gedaagden] te veroordelen tot terugbetaling van de koopsom van € 135.000,- en vergoeding van de kosten / schade van € 154.428,33,
subsidiair, onder de voorwaarde dat [gedaagden] de kosten / schade van € 154.428,33 toegekend krijgt, de koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling, en daarbij [gedaagden] te veroordelen tot betaling van die kosten / schade én tot terugbetaling van de koopsom van € 135.000,-,
meer subsidiair [gedaagden] te veroordelen tot vergoeding van de kosten / schade van € 106.416,49, dan wel de gevolgen van de koopovereenkomst zo te wijzigen dat het financiële nadeel van [gedaagden] wordt opgeheven,
steeds met veroordeling van [gedaagden] tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.994,44, de wettelijke rente over het toegewezen bedrag en de proceskosten.
4.2.
[eisers] voert aan dat de Sea Fire niet voldoet aan de verwachtingen die [eisers] hiervan mocht hebben. [eisers] vordert daarom ontbinding van de koopovereenkomst. Subsidiair beroept [eisers] zich op dwaling. In beide scenario’s vordert [eisers] terugbetaling van de koopsom en vergoeding van de schade die hij heeft gemaakt. Meer subsidiair vordert [eisers] alleen de schade als gevolg van de tekortkoming. De gevorderde kosten houden verband met herstelwerkzaamheden aan voor- en achterschip, stalling, werkzaamheden aan de motor, onderhoud en investeringen.
4.3.
[gedaagden] is het niet eens met de vordering en voert aan dat die moet worden afgewezen, met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Brief van 24 oktober 2023 is een omzettingsverklaring

5.1.
Een belangrijk discussiepunt tussen partijen is de beantwoording van de vraag of de brief van 24 oktober 2023 van [eisers] een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW inhoudt. De advocaat van [eisers] heeft toen het volgende aan [gedaagden] geschreven:
Cliënten hebben met u de conclusies van het rapport gedeeld per WhatsApp. Naar aanleiding hiervan heeft u andermaal te kennen gegeven dat u zich niet verantwoordelijk voelt en dat u niets voor cliënten zal betekenen. Als gevolg van deze mededeling bent u in verzuim geraakt op grond van artikel 6:83 sub c BW. Aan u zal derhalve geen kans (meer) worden geboden om de gebreken te (laten) herstellen. U bent daarentegen verplicht om cliënten schadeloos te stellen op grond van artikel 6:74 BW. Cliënten hebben dan ook recht op vergoeding van de herstelkosten door u, alsmede vergoeding van de kosten van de expertise op grond van artikel 6:96 lid 2 b BW.
5.2.
Volgens [eisers] is dit geen omzettingsverklaring, omdat nergens is gezegd dat hij de vordering omzet op grond van artikel 6:87 BW. Hij heeft alleen aangegeven [gedaagden] aansprakelijk te houden voor schade en dat hij vervolgstappen zet.
5.3.
Daar gaat de rechtbank niet in mee. Voor een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW zijn geen formele bewoordingen of een verwijzing naar dat artikel nodig. Het gaat erom of de schuldeiser schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert, en dat de schriftelijke mededeling de schuldenaar bereikt (wat hier het geval is, daar zijn partijen het over eens). Daarbij is iedere schriftelijke mededeling waaruit dit blijkt voldoende om te kunnen spreken van een omzetting. [1] Met eerder genoemde brief heeft [eisers] aan [gedaagden] te kennen gegeven dat hij geen prijs stelde op herstel van de gebreken, dus op nakoming, maar in plaats daarvan schadevergoeding wilde. De bewoording is duidelijk. Hiermee heeft [eisers] de oorspronkelijke verbintenis omgezet in een verplichting tot het betalen van vervangende schadevergoeding. Het gevolg hiervan is dat de oorspronkelijke verbintenis, dus de koop, teniet gaat. Dat brengt ook mee dat [eisers] de koop in beginsel niet meer kan ontbinden of, anders dan [eisers] stelt, kan vernietigen op grond van dwaling. De koop bestaat namelijk niet meer. Dat zou anders kunnen zijn als [eisers] op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid toch mag terugkomen op zijn keuze. Weliswaar heeft [eisers] hier een beroep op gedaan, maar dit beroep slaagt niet. Dat wordt hierna uitgelegd.
[eisers] kan niet terugkomen op zijn omzettingsverklaring
5.4.
Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan onder omstandigheden voortvloeien dat een schuldeiser kan terugkomen op zijn keuze voor omzetting. Dat volgt uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 6:87 BW en uit de jurisprudentie. [2]
5.5.
[eisers] heeft aangevoerd dat de schade in oktober 2023 nog leek mee te vallen, maar dat het gaandeweg meer werd en er inmiddels ook een probleem is met de motoren. Verder speelt voor [eisers] een rol dat hij niet wist van de heftigheid van het incident in 2019. Op grond van deze omstandigheden vindt [eisers] dat hij kan terugkomen op de omzettingsverklaring.
5.6.
Het is op zichzelf invoelbaar dat [eisers] spijt heeft van zijn keuze om de koop om te zetten, in plaats van destijds vast te houden aan nakoming, omdat het gevolg hiervan is dat hij eigenaar is en blijft van de Sea Fire. Een boot waarin [eisers] weinig vertrouwen meer heeft. Maar dat maakt nog niet dat hij op grond van de redelijkheid en billijkheid kan terugkomen op zijn keuze. Op het moment dat hij de keuze maakte wist [eisers] namelijk van het incident op zee en wist hij dat het herstel op een aanzienlijk bedrag was begroot, namelijk € 55.000,-. Anders dan [eisers] suggereert, heeft [gedaagden] geen wezenlijke informatie achtergehouden over het incident op zee. De heftigheid van de weersomstandigheden (waarover [gedaagden] bij de verkoop niet heeft verteld) heeft namelijk geen impact op de schade aan de boot. Die weersomstandigheden maken de schade die toen mogelijk aan de boot is ontstaan namelijk niet anders. Er zijn geen aanwijzingen dat [gedaagden] bijvoorbeeld een aanvaring heeft verzwegen of andere informatie over het ontstaan van de schade heeft achtergehouden. Ook de omstandigheid dat de kosten volgens [eisers] flink zijn opgelopen, bijna verdubbeld, is onvoldoende om [eisers] het recht te geven terug te komen op zijn keuze. Als [eisers] alle geclaimde schade vergoed zou krijgen, is hij namelijk nog steeds in de situatie die hij bij het maken van zijn keuze voor ogen had: hij heeft dan een herstelde Sea Fire, met een aanzienlijke (meer dan € 50.000,-) schadehistorie. Het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt dan ook niet.
Het beroep van [eisers] op ontbinding en dwaling slaagt niet
5.7.
Het voorgaande brengt mee dat [eisers] de koop niet meer kan ontbinden of vernietigen op grond van dwaling. De vorderingen onder I) en II) worden dan ook afgewezen. Wat [eisers] in het kader van zijn beroep op ontbinding en vernietiging naar voren heeft gebracht, zoals over de mededelingsplicht, wordt dan ook niet verder besproken.
Wat mocht [eisers] op grond van de overeenkomst verwachten?
5.8.
[eisers] kan in beginsel wel aanspraak maken op vergoeding van de schade die hij lijdt door een tekortkoming in de nakoming. Om te beoordelen of sprake is van een tekortkoming, moet eerst duidelijk zijn wat [eisers] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Een zaak moet, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen van de verkoper, de eigenschappen hebben die voor normaal gebruik nodig zijn en waarvan de koper de aanwezigheid niet hoeft te betwijfelen. In dit geval gaat het om een boot die al 18 jaar oud was, maar waarvan [eisers] mocht verwachten dat deze in betere staat was dan andere boten die 18 jaar oud zijn. De boot had tenslotte zes jaar eerder een complete refit gehad, had in de winter binnen gestaan en was uitstekend onderhouden. Omvangrijke lekkage hoefde [eisers] dan ook niet te verwachten. Wel wist hij dat er een probleem was met de stootlijst, want die ontbrak op het moment van de koop, en dat er een lichte schade aan de boeg was, omdat dat zichtbaar was. [eisers] wist dus dat er recente schade aan de boot was, maar mocht op grond van de toelichting van [gedaagden] ervan uitgaan dat er daarnaast alleen een probleem met de stootlijst was.
Onderzoek(en) naar de oorzaak van het vochtprobleem
5.9.
In 2023 kwam een aanzienlijk vochtprobleem naar boven. Om te achterhalen wat de oorzaak was en of de oorzaak van dat probleem ook al bij de koop in 2020 aanwezig was, hebben verschillende experts de boot onderzocht. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen gebreken aan het achterschip en aan het voordek. [naam 3] is de enige die de boot heeft onderzocht voordat de gebreken zijn hersteld. Toen Vijzelaar en Coers de Sea Fire onderzochten waren de gebreken al (grotendeels) hersteld, waardoor zij beperkt waren in hun onderzoeksmogelijkheden.
Het staat niet vast dat er bij de koop een gebrek was aan het achterschip
5.10.
[naam 3] heeft in het achterschip op de volgende plekken een zeer hoog vochtgehalte gemeten: stuurboord achter, rond de kuipconstructie en bij de motorfundaties. Hij herleidt de lekkage in het achterschip tot twee bouten die door het rompmateriaal zijn gestoken ter bevestiging van de steunen van de stootlijst. Via die bouten is er volgens [naam 3] gedurende 20 jaar (namelijk vanaf de bouw van de boot) vocht in het rompmateriaal gekomen. Vijzelaar heeft geen eigen onderzoek kunnen doen, maar acht deze conclusie van [naam 3] aannemelijk.
5.11.
Coers niet. Hij brengt tegen de conclusie van [naam 3] in dat de stootlijststeunen nu op identieke wijze zijn gemonteerd als destijds bij de nieuwbouw. Dezelfde gaten zijn gebruikt voor de bout-en-moer constructie. Coers heeft dit nog nagevraagd en er zijn geen nieuwe gaten gebruikt om de stootlijststeunen te plaatsen. Als het probleem in de verbinding zit, zou dat dus ook al eerder naar voren zijn gekomen en zou er al eerder lekkage zijn geweest. Coers wijst op drie mogelijke alternatieve oorzaken voor de schade:
  • de in opdracht van [eisers] na de koop uitgevoerde werkzaamheden in de buurt van de spiegel, waaronder het plaatsen van een fishfinder,
  • het meerderde malen uit het water halen van de Sea Fire, waarbij de hijsbanden van de schepenlift mogelijk voor een te hoge belasting op de stootlijst / stootlijstverbinding hebben gezorgd, en
  • het botsen van de stootlijst tegen kades en kanten (ook zonder dat de eigenaren aan boord waren), waardoor de onderliggende constructie is beschadigd.
Daarnaast wijst Coers op het feit dat er tijdens de aankoop door [eisers] geen onregelmatigheden zijn geconstateerd, terwijl de stootlijst toen ontbrak en de constructie dus zichtbaar was, en dat er bij de vochtmeting toen geen verhoogde waardes zijn gemeten.
5.12.
Deze vraagtekens bij het rapport van [naam 3] maken dat het standpunt van [eisers] niet kan worden gevolgd. Als de stootlijststeunen inderdaad verkeerd zijn gemonteerd, zou het voor de hand liggen dat er al veel eerder een vochtprobleem was, omdat de steunen vanaf de nieuwbouw op dezelfde wijze zijn geplaatst. Er zijn geen aanwijzingen dat er vóór de verkoop aan [eisers] een vochtprobleem is geweest. De conclusie van [naam 3] is ook niet te volgen, omdat [naam 2] tijdens de aankoopkeuring in 2020 geen verhoogde vochtwaardes heeft vastgesteld. Als er bij de aankoopkeuring sprake was van verkeerd geplaatste bouten, waardoor er al 18 jaar vocht in het rompmateriaal kwam, zou dat bij de vochtmeting naar voren zijn gekomen. En ook als de stootlijststeunen pas in 2019 verkeerd zijn gemonteerd of beschadigd, waardoor toen pas lekkage is ontstaan, zou dit met de vochtmeting van [naam 2] naar alle waarschijnlijkheid wel naar boven zijn gekomen. Dat is niet zo, wat doet vermoeden dat de oorzaak van het vochtprobleem in het achterschip er ten tijde van de koop niet was. Ook de alternatieve oorzaken van de lekkage maken dat aan de uitkomsten van het rapport van [naam 3] getwijfeld moet worden. Deze alternatieven vormen stuk voor stuk een weerlegging van het door [naam 3] (en dus [eisers] ) geschetste verband tussen de bevestiging van de bouten en de lekkage.
5.13.
Bij deze stand van zaken is niet vast te stellen dat de oorzaak van het vochtprobleem in het achterschip al bij de koop in 2020 aanwezig was, en kan niet worden vastgesteld dat de Sea Fire daar een tekortkoming had. Verder onderzoek is niet mogelijk, omdat de gebreken al zijn hersteld.
Het staat niet vast dat er bij de koop een gebrek was aan het voordek
5.14.
[naam 3] heeft ook in het voordek een zeer hoog vochtgehalte gemeten. Dat is volgens hem veroorzaakt door het incident waarbij de stootlijst is losgeraakt en het ankerbeslag en de romp zijn beschadigd. Volgens Vijzelaar is er een andere oorzaak en komt het vocht in het voordek door veroudering van de kitnaad, wat normaal is na verloop van tijd. Coers heeft zich niet specifiek over dit punt uitgelaten.
5.15.
Gelet op deze tegenstrijdige rapporten van [naam 3] en Vijzelaar over de herkomst van het vochtprobleem, is nu niet meer met zekerheid vast te stellen wat de oorzaak is. Nader onderzoek heeft ook geen zin, omdat de gebreken inmiddels zijn hersteld. Maar los daarvan blijft de schade in beide scenario’s (loslaten stootlijst of veroudering) hoe dan ook voor rekening van [eisers]
Als wordt uitgegaan van veroudering heeft namelijk te gelden dat een koper bij een boot van 18 jaar rekening moet houden met veroudering, zeker van kitnaden. Dat is ook het geval als een boot zes jaar eerder een complete refit heeft gehad en goed is onderhouden, aangezien kitnaden na een aantal jaar verouderen en onthechten.
Als wordt uitgegaan van een verband tussen het incident waarbij de stootlijst is losgekomen en de lekkage aan het voordek, geldt dat [eisers] hiervan op hoogte was bij de koop: de gelcoatschade aan de boeg was zichtbaar en het was ook zichtbaar dat de stootlijst ontbrak. Voor zover de lekkage met het loslaten van de stootlijst verband houdt, is het dan ook geen tekortkoming omdat [eisers] daarmee rekening had kunnen en moeten houden. Waarom het relevant is dat de stootlijst tweemaal van de steun is losgekomen (en niet eenmaal, waarvan [eisers] uitging bij de koop) heeft [eisers] niet onderbouwd, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Zonder onderbouwing is namelijk niet duidelijk dat het tweemaal loslaten van de stootlijst tot vocht in het voordek heeft geleid.
5.16.
[eisers] heeft nog gesteld dat er in 2019 meer schade is geweest aan het voordek dan zichtbaar was, omdat het incident op zee heftiger was dan hem was voorgespiegeld bij de verkoop. [gedaagden] heeft destijds alleen verteld wat in overweging 3.9 staat, niet wat hij een jaar eerder aan zijn verzekeraar had gemeld (zie overweging 3.3). [eisers] heeft pas later kennis genomen van die schademelding en noemt de omvang van het werkelijke incident schokkend.
5.17.
Zoals hiervoor in 5.7 ook al is uitgelegd, maakt de heftigheid van de weersomstandigheden waaronder de stootlijst eraf viel de schade aan de boot niet anders. Er zijn geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat er een andere feitelijke toedracht was, bijvoorbeeld een verzwegen aanvaring. [gedaagden] heeft de Sea Fire destijds laten inspecteren door de verzekeraar, waarna de schade is vastgesteld die later is verholpen. Het gaat bijvoorbeeld om schade aan de boeg en boeggeleider (zie 3.4). De hekdrives zijn geïnspecteerd en daaraan was geen schade. De omstandigheid dat [eisers] pas later de factuur van 5 mei 2020 heeft gezien, is niet een aanwijzing dat er toen schade aan de Sea Fire was, die niet is verholpen en tot een vochtprobleem heeft geleid dat zich in 2023 heeft geopenbaard.
Het staat niet vast dat er bij de koop een gebrek was aan de motoren
5.18.
[eisers] heeft uiteindelijk alle vochtschade laten herstellen. Bij het terugplaatsen van de motoren zijn er volgens hem problemen geconstateerd aan de motoren, waarvan de oorzaak onbekend is. [eisers] legt niet uit dat (de oorzaak van) die motorproblemen er al bij de koop waren. Hij kan op dit punt dan ook geen schadevergoeding vorderen.
Conclusie
5.19.
Om aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding, moet komen vast te staan dat er een tekortkoming in de nakoming is. Daarin is [eisers] niet geslaagd. Er kan niet worden vastgesteld dat de oorzaak van de vochtproblemen of de problemen aan de motor al bij de koop in 2020 aanwezig waren. Zijn vorderingen worden dan ook afgewezen.
Proceskosten
5.20.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en zal daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagden] moeten vergoeden. Die kosten worden begroot op:
- griffierecht € 2.626,-
- salaris advocaat € 5.428,- (2,0 punten x tarief € 2.714,-)
- nakosten
€ 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 8.232,-
5.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 8.232,- , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisers] € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald,
6.4.
verklaart de onderdelen 6.2 en 6.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, rechter, bijgestaan door V.W. de Leeuw, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.

Voetnoten

1.Zie ook HR 5 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1028.
2.Zie HR 17 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6088.