ECLI:NL:RBAMS:2025:5422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
13/017175-25 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 25-jarige man voor poging tot doodslag en wapenbezit met tbs-maatregel

Op 24 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en wapenbezit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot 196 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De man had op 28 augustus 2024 in Amsterdam met een vuurwapen geschoten in een Kentucky Fried Chicken-restaurant, waarbij hij twee personen (NN1 en NN4) in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag op andere aanwezigen in het restaurant, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk de kans op hun overlijden had aanvaard. De rechtbank nam in haar oordeel mee dat de man psychische problemen had, waaronder PTSS, en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde de tbs-maatregel op om de man te laten behandelen voor zijn psychische stoornissen, met als doel recidive te voorkomen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en andere aanwezigen in het restaurant. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/017175-25 (Promis)
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.T. Haak, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Rafik, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mevrouw C.C. Pöll, medewerker van Reclassering Nederland, mevrouw P. Hoefnagel, psychiater en mevrouw [naam] , maatschappelijk hulpverlener, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 augustus 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. een poging tot doodslag van NN1 en NN4;
2. een poging tot doodslag van aanwezigen in een filiaal van Kentucky Fried Chicken;
3. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden. Daarbij heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 1 vol opzet had op de dood van NN1 en voorwaardelijk opzet had ten aanzien van NN4. Voor feit 2 geldt dat verdachte ook voorwaardelijk opzet had op de dood van de overige aanwezigen in de Kentucky Fried Chicken (hierna: KFC) omdat hij in een kleine ruimte schoot en de kogel had kunnen afketsen tegen de muur. Feit 3 kan bewezen worden op grond van de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1 en 2 omdat hij geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van NN1, NN4 en de overige aanwezigen in de KFC. Er was voldoende afstand tussen verdachte en NN1 en NN4. Daarnaast volgt uit de verklaring van verdachte en uit de beelden dat verdachte in de richting van de grond en muur schiet, naast NN1. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 3.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen omdat niet is vast te stellen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het overlijden van de overige aanwezigen in de KFC. De rechtbank vindt het dossier te onduidelijk om vast te stellen dat daadwerkelijk een aanmerkelijke kans op het overlijden van de aanwezigen is ingetreden bij het afvuren van het wapen. De rechtbank weegt mee dat het incident zich enkel aan één kant van het restaurant heeft afgespeeld en zij op basis van het dossier niet kan vaststellen hoe groot de ruimte is, dan wel of er een mogelijkheid was dat de kogel gevaarlijk zou (kunnen) afketsen, zodanig dat de overige aanwezigen er door geraakt zouden kunnen worden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de poging tot doodslag van de overige aanwezigen.
3.3.2.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van NN1 en NN4. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte vol opzet op de dood van NN1 en/of NN4 heeft gehad. De rechtbank kan daarentegen op basis van de beelden wel vaststellen dat verdachte zijn pistool trok en op enkele meters afstand globaal richting NN1 en NN4 schoot, terwijl zij in beweging waren. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte een ongeoefend schutter was die met zijn niet-dominante linkerhand schoot. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat NN1 en NN4 zouden komen te overlijden bij het afvuren van het pistool. De verklaring van verdachte dat hij richting de grond en/of muur schoot, dan wel dat er ruim voldoende afstand zat tussen hem en NN1 en NN4, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier en maakt het oordeel van de rechtbank ook los daarvan niet anders, nu ook in dat scenario NN1 en NN4 eenvoudig geraakt hadden kunnen worden.
3.3.3.
Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
Op grond van het onderzoek naar de munitie, het onderzoek naar het wapen en de bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte een pistool met munitie voorhanden heeft gehad.
Omdat verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit kan op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 28 augustus 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om personen, te weten de personen beschreven als NN1 en NN4 in het proces-verbaal camerabeelden op pagina 08 en verder, opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen in de richting van voornoemde personen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 28 augustus 2024 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, kaliber 7,65mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 huls van het merk Sellier & Bellot, kaliber 7,65mm Browning, voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het advies van de deskundigen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de daarbij bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend. Verder heeft hij primair aangevoerd dat gelet op de bepleitte vrijspraak van feit 1 en 2, hooguit een straf gelijk aan voorarrest opgelegd moet worden. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat een deels voorwaardelijke straf passend is met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan het moment waarop verdachte klinisch kan worden opgenomen in de kliniek. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de maatschappelijk hulpverlener, mevrouw [naam] , van verdachte die hem ondersteunt en begeleidt vanuit HVO Querido.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van twee (onbekend gebleven) personen door met een pistool in restaurant de KFC te schieten. NN1 en NN4 waren niet de enige aanwezigen in het restaurant, er waren op dat moment op zijn minst nog zes anderen aanwezig. Dit is een zeer ernstig feit omdat verdachte daadwerkelijk iemand had kunnen raken met alle gevolgen van dien. Het schietincident moet daarnaast een erg beangstigende ervaring zijn geweest voor het personeel en de overige gasten van de KFC. De lichtzinnige wijze waarop verdachte het wapen heeft getrokken toen er een vuistgevecht ontstond tussen NN1 en NN4 is schokkend. De rechtbank is daarnaast gebleken dat verdachte vaker met een wapen op zak liep en dat hij niet lijkt te beseffen dat dit tot plotselinge geweldsescalaties kan zorgen. Deze feiten rechtvaardigen alleen hierom al een flinke gevangenisstraf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Vanwege de ernst van de tenlastegelegde feiten is verdachte onderzocht door een psychiater en psycholoog.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapportage die is opgemaakt over de persoon van verdachte:
- een Pro Justitia psychiatrisch en psychologisch onderzoek van 21 mei 2025, opgesteld door M. Shashtawy, GZ-psycholoog en P. Hoefnagel, psychiater.
Uit dit rapportage van de psychiater en de psycholoog blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende.
Bij verdachte is sprake van een psychische stoornis, namelijk: PTSS, een beperkte cognitieve functiestoornis door traumatisch hersenletsel zonder gedragsstoornissen en een stoornis in cannabisgebruik (licht). Verdachte lijdt tevens aan epilepsie en sikkelcelziekte. De stoornissen waren ook aanwezig tijdens de tenlastegelegde feiten. Sinds verdachte in 2020 slachtoffer werd van fysiek geweld en met een machete in zijn schouder en hoofd werd geslagen staan angstklachten op de voorgrond. Vanuit de PTSS is verdachte verhoogd alert, schrikachtig en geneigd om situaties te vermijden. Daarnaast is hij angstig voor een nieuwe klap, die mogelijk (reële) ernstige gevolgen zou kunnen hebben. Verdachte heeft op de dag van het incident een herbeleving gekregen naar het incident van 2020. Hierdoor werd iets in hem getriggerd waardoor hij in zijn beleving in een levensbedreigende situatie verkeerde. Het roken van cannabis lijkt niet van invloed te zijn geweest op het tenlastegelegde. Verdachte lijkt niet in te zien dat het dragen van een vuurwapen voor snellere of extremere escalatie van situaties kon zorgen, maar vindt het dragen van een vuurwapen gerechtvaardigd vanwege zijn eigen kwetsbare situatie. De rapporteurs concluderen dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rapporteurs achten de kans op recidive hoog omdat verdachte een vuurwapen bij zich draagt vanwege zijn (gevoel van) kwetsbaarheid. Zijn aanwezige angsten worden versterkt door zijn lichamelijke aandoeningen. Zo vermijdt verdachte situaties omdat hij angstig is om een epileptisch insult te krijgen waarbij hij op zijn hoofd kan vallen. Echter, de kans op zo’n insult neemt juist toe doordat deze angst een verhoogde stressreactie oplevert. Bij aanblijvende PTSS-klachten is het recidiverisico hoog.
De rapporteurs achten ter voorkoming van recidive van soortgelijk gedrag het belangrijkste dat verdachte voor zes maanden klinisch wordt behandeld. Na deze klinische behandeling kan de behandeling binnen een ambulant kader voortgezet worden. Verdachte kampt, ondanks eerdere afgeronde ambulante behandeling, nog altijd met traumagerelateerde klachten. Daarnaast speelt de vermijdende coping van verdachte ook een rol in zijn dagelijks leven. Verdachte heeft moeite met concentratie en is angstig dat te veel inspanning leidt tot epileptische insulten. Ook dient de behandeling te zien op het vinden van een passende dagbesteding en huisvesting, nu verdachte zijn woning dreigt kwijt te raken vanwege zijn detentie. De rapporteurs komen tot de conclusie dat deze behandeling kan plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Hen is gebleken dat verdachte gedurende het persoonlijkheidsonderzoek heeft ingestemd met klinische behandeling en een vervolgtraject. Ook heeft verdachte eerder reclasseringstoezicht goed doorlopen. De rapporteurs noemen een terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden tevens mogelijk gelet op het hoge recidiverisico. Echter heeft verdachte slechts een beperkte forensische voorgeschiedenis, lijkt hij bereid mee te werken aan zijn behandeling en heeft hij eerder toezicht positief afgerond. Hoewel verdachte bereid lijkt te zijn om mee te werken aan zijn behandeling, wilt hij liever niet dat dit binnen een klinische setting zal plaatsvinden omdat hij niet opgesloten wil worden. Gelet op zijn ambivalente houding tegenover klinische behandeling zou een tbs met voorwaarden alsnog overwogen kunnen worden.
De psychiater, P. Hoefnagel, heeft op zitting het advies nader toegelicht en aangegeven dat verdachte een intensievere behandeling nodig heeft dan hij hiervoor heeft gehad. Hoewel zijn klachten minder zijn geworden, lijkt het erop dat hij niet volledig is behandeld waardoor hij blijft kampen met continue gevoelens van onveiligheid. De behandeling dient voornamelijk te zien op zijn angsten, maar daarbij kan zijn traumatische hersenletsel in ogenschouw worden genomen. Een behandeling binnen een klinische setting lijkt juist voor verdachte een goede setting omdat hij daar 24 uur per dag de nodige zorg kan krijgen. Mocht verdachte zich niet goed voelen, dan kan dat binnen de kliniek worden gesignaleerd en kan zijn behandeling hierop worden aangepast.
De raadsman van verdachte heeft tijdens de zitting een mail van de reclassering aan de rechtbank overgelegd waaruit volgt dat verdachte op 29 of 30 juli 2025 klinisch kan worden opgenomen in FPA Kompas.
Toerekenbaarheid
Gelet op het advies van de psychiater en de psycholoog komt de rechtbank, net als de officier van justitie en de raadsman, tot de conclusie dat het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate dient te worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat er ernstige psychische problemen bij verdachte aanwezig zijn. Hierdoor kampt verdachte met PTSS-klachten en een beperkte cognitieve functiestoornis door traumatisch hersenletsel. Deze beperkingen worden gecompliceerd door zijn vermijdende copingmechanismen. De rechtbank concludeert dat het handelen van verdachte op de dag van het incident (deels) voortkomt uit de aanwezige stoornissen en ziet dat als belangrijke risicofactor.
7.3.1.
De motivering van de straf
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend is. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht alsook naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook neemt de rechtbank in de keuze voor het opleggen van de duur van de gevangenisstraf de jonge leeftijd van verdachte mee. Hoewel vergelding een strafdoel kan zijn, dient er ook oog te blijven voor de speciale preventie. In dit geval weegt de rechtbank het laatste zwaarder mee en is zij van oordeel dat de nadruk van (het doel van) deze straf moet liggen op de behandeling van verdachte ter voorkoming van recidive. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van 196 dagen opleggen. In de praktijk komt dat erop neer dat deze straf gelijk is aan het voorarrest tot en met de datum waarop verdachte wordt opgenomen bij FPA Kompas, op 29 juli 2025. Bij deze beslissing weegt de rechtbank mee dat verdachte verminderd toerekenbaar is en ook naar verwachting een intensieve en langdurige behandelperiode tegemoet gaat.
7.3.2.
De motivering van de maatregel
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden moet worden opgelegd. Ook de deskundigen zijn van mening dat behandeling met bijzondere voorwaarden voldoende risicobeperkend werken. De rechtbank komt hieromtrent tot een andere conclusie: zij vindt het noodzakelijk om aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, zodat verdachte klinisch zal worden behandeld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte kampt met verschillende psychische stoornissen waarvoor hij behandeld dient te worden om het recidiverisico te verlagen. Eerdere behandeling heeft niet tot beëindiging van zijn PTSS klachten geleid. Verdachte is nog altijd zeer angstig en loopt daarom met een vuurwapen op straat om zichzelf veiliger te voelen.
De rechtbank is gebleken dat verdachte zich niet welwillend opstelt tegenover klinische behandeling. Zo heeft verdachte aangegeven het gevoel te hebben dat hij dan opgesloten komt te zitten. Hij bepaalt liever zijn eigen tempo, zodat hij bij een slechte dag zijn afspraken kan afzeggen en dan niet verplicht wordt een behandeling te ondergaan, wat binnen een kliniek minder makkelijk is. De rechtbank ziet daarin een risico gelegen dat verdachte zich bij bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel op enig moment niet meer wil committeren omdat het te veel van hem vraagt.
De rechtbank vindt dat het risico op recidive onvoldoende kan worden ondervangen met een behandeling binnen een voorwaardelijk kader, gelet op het ontbreken van een voldoende groot draagvlak daarvoor bij verdachte. Een resterend voorwaardelijk kader biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht om verdachte te blijven motiveren om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden, in het bijzonder aan de geadviseerde klinische behandeling. Als verdachte deze voorwaarden niet nakomt, dan vervalt het behandelkader en resteert slechts de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Verdachte komt in dat geval (onbehandeld) vrij in de maatschappij, terwijl het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
Het wettelijk kader
De tbs-maatregel kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit, voor zover hier van belang, een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Voor oplegging van de tbs-maatregel is verder ingevolge het bepaalde in artikel 37a, lid 3, Sr vereist dat de rechter beschikt over een (recent) advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen. Uit de genoemde rapportages blijkt dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, in de vorm van PTSS en een beperkte cognitieve functiestoornis door traumatisch hersenletsel.
Tbs met voorwaarden
Aan het reclasseringsadvies van 26 juni 2025, opgemaakt door reclasseringswerker J. Lieuwma, ontleent de rechtbank – zakelijk weergegeven – het volgende.
Het is van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn PTSS klachten en dat gewerkt wordt aan het verkrijgen van ziekte inzicht dan wel besef. Verdachte heeft eerder laten zien zich aan voorwaarden te kunnen committeren en deze te kunnen voortzetten na een forensisch kader. Dat eerdere behandeling de PTSS klachten van verdachte niet heeft beëindigd baart de reclassering zorgen. De reclassering merkt wel op dat tbs met voorwaarden een zware maatregel is gelet op zijn klinische voorgeschiedenis, maar adviseert positief over de uitvoerbaarheid van tbs met voorwaarden. De reclassering kan het toezicht hierop uitvoeren. De reclassering heeft in haar advies de voorwaarden geformuleerd waaronder de tbs-maatregel met voorwaarden kan worden opgelegd, te weten:
Geen strafbaar feit plegen;
Meewerken aan reclasseringstoezicht;
Meewerken aan time-out;
Niet naar het buitenland;
Opname in een zorginstelling;
Ambulante behandeling
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
Drugsverbod;
Alcoholverbod;
Dagbesteding.
Verdachte heeft zich op de zitting van 10 juli 2025 bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Daarnaast adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Verder is geadviseerd een GVM-maatregel op te leggen zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs-maatregel.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met voorwaarden het meest geschikte middel is om verdachte op het juiste pad te krijgen. Eerdere behandeling heeft niet het noodzakelijke effect gehad en het is van belang dat verdachte intensief behandeld wordt voor zijn stoornissen. De ambivalente houding van verdachte tegenover de behandeling biedt naar het oordeel van de rechtbank te veel onzekerheid om behandeling binnen een kader met bijzondere voorwaarden te laten slagen. De rechtbank vindt de tbs-maatregel met voorwaarden daarom passend en geboden en legt deze maatregel op.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Dit betreffen de onder 1 en 3 bewezen geachte feiten. De maatregel kan daarom bij omzetting naar tbs met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van de behandeling en het gevaar voor recidive en het uit te oefenen toezicht, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 38, eerste lid Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
GVM-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van deze maatregel, als bedoeld in artikel 38z Sr is voldaan. De rechtbank volgt het advies van de reclassering dat ook na de tbs-maatregel met voorwaarden, langdurig onder toezicht gesteld kan worden om zo nodig recidive te voorkomen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank legt deze maatregel op voor het geval de tbs met voorwaarden afloopt, maar nog wel behandeling nodig is. De officier van justitie dient hiervoor via een aparte procedure de tenuitvoerlegging van deze maatregel te vorderen en dient daarbij een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van de reclassering te overleggen.
Voorlopige hechtenis
De duur van de op te leggen straf brengt mee dat de verdachte, na aftrek van voorarrest, nog minder dan 60 dagen gedetineerd zal zijn. Voor het geval dit vonnis binnen die termijn nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van de dag waarop verdachte zich heeft laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
Die schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijk uitvoerbare tbs met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Huls (G6546561).
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van dit voorwerp het onder 3 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 37a, 38, 38a, 38d, 45, 55, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 3:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
196 (honderdzesennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1.
Geen strafbaar feit plegen
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
  • Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
3.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
4.
Niet naar het buitenland
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen bij de Pompestichting afdeling FPA Kompas of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij voorkeur aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als ook de controle hierop, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinische behandeling voltooid is en er nog reden is tot ambulante behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als ook de controle hierop als de zorgverlener dat nodig vindt.
7.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start nadat de klinische behandeling voltooid is en het resocialisatietraject verder vorm wordt gegeven. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8.
Drugsverbod
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
9.
Alcoholverbod
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
10.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding), met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft opdracht aan de reclassering de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Legt op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Beveelt de
schorsing van de voorlopige hechtenisvan de verdachte met ingang van de dag waarop de terbeschikkinggestelde zich heeft laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Aan de schorsing worden de voorwaarden verbonden, zoals deze onder 1 tot en met 10 zijn vermeld bij de voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde.
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK Huls (G6546561).
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A. Segbedzi, voorzitter,
mrs. P. Sloot en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2025.