ECLI:NL:RBAMS:2025:5

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
C/13/757477 / HA RK 24-324
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele zaak na ongeval in winkel

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 januari 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.Y. Messchaert, heeft TICA Aalsmeer B.V. aangeklaagd na een ongeval dat plaatsvond op 31 juli 2022 in de winkel van Tica. De verzoeker is ten val gekomen door een gevaarlijke situatie in de winkel, waarbij een vloerbedekkingsdraad betrokken was. Tica, vertegenwoordigd door advocaat mr. V. Oskam, heeft de aansprakelijkheid betwist, maar verzet zich niet tegen het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en heeft besloten het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor het oproepen van getuigen en de procedure rondom het getuigenverhoor. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft een rechter-commissaris benoemd die het getuigenverhoor zal leiden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/757477 / HA RK 24-324
Beschikking van9januari 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. A.Y. Messchaert,
tegen
TICA AALSMEER B.V.,
gevestigd te Uithoorn,
verwerende partij,
hierna te noemen: Tica,
advocaat: mr. V. Oskam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties, binnengekomen bij de griffie op 3 oktober 2024,
- het verweerschrift, met producties,
- de tussenbeschikking van 31 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de e-mail van mr. Messchaert van 12 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling, die gepland stond op 16 december 2024, heeft in overleg met partijen geen doorgang gevonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] bracht op 31 juli 2022 samen met haar collega mevrouw [naam 1] een bezoek aan inkoopcentrum Tica in Aalsmeer om inkopen te doen voor haar winkel [naam winkel] in Gelderland. Bij het verlaten van de winkel is zij op het looppad naar de kassa’s ten val gekomen.
2.2.
Op het moment dat [verzoeker] is gevallen in de winkel van Tica, was daar een medewerker aanwezig: [naam 2] . Hij heeft [verzoeker] na haar val te woord gestaan. Ook een klant die voor [verzoeker] in de rij stond heeft haar geholpen.
2.3.
Na de val heeft een teamleider van Tica op enig moment telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] om te vragen hoe het met haar ging.
2.4.
Op 4 oktober 2022 heeft [verzoeker] een gesprek gehad met een andere teamleider van Tica over het ongeval.
2.5.
In een brief van 2 december 2022 heeft de advocaat van [verzoeker] Tica aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval.
2.6.
[naam 3] van Property Works B.V. heeft in een e-mail van 27 december 2022 aan de advocaat van [verzoeker] de aansprakelijkheid van Tica betwist.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] vraagt - na wijziging van haar verzoek - de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
3.2.
Tica verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor.

4.De beoordeling

4.1.
Vóór wijziging van haar verzoek verzocht [verzoeker] - kort gezegd - in deelgeschil voor recht te verklaren dat Tica de schade van [verzoeker] volledig moet vergoeden, Tica te veroordelen tot betaling van een voorschot, buitengerechtelijke kosten en de kosten van het deelgeschil.
4.2.
Aan dat verzoek heeft [verzoeker] in haar verzoekschrift het volgende ten grondslag gelegd. Het ongeval heeft volgens [verzoeker] plaatsgevonden omdat in de winkelruimte van Tica sprake was van een gevaarlijke situatie. Er zat een vloerbedekkingsdraad vast in de richel tussen twee betonnen vloerplaten, waar [verzoeker] over is gestruikeld. De medewerker [naam 2] heeft na het ongeval deze draad weggesneden met een aardappelschilmesje. Tica heeft niet aan haar zorgplicht voldaan door de gevaarlijke situatie rondom de richel in de betonnen vloer niet te inventariseren en door geen adequate maatregelen daartegen te treffen. Zij heeft daarmee een onverantwoord risico in het leven geroepen. Tica is daarom op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade die [verzoeker] heeft geleden als gevolg van de val op 31 juli 2022. In het verzoekschrift van [verzoeker] staat verder dat Tica verklaringen heeft overgelegd van anonieme getuigen die grotendeels zwartgelakte passages bevatten en dat [verzoeker] de namen niet kent van de personen die over het ongeval zouden kunnen verklaren. [verzoeker]
4.3.
Tica heeft in haar verweerschrift onder meer de toedracht van het ongeval betwist. Zij heeft een ongevalsrapportage en een aantal getuigenverklaringen overgelegd van haar medewerkers die volledig leesbaar zijn. De medewerker die [verzoeker] na haar val te woord heeft gestaan, heet [naam 2] . De teamleiders die later met [verzoeker] hebben gesproken, heten [naam 4] en [naam 5] . Zij hebben ook de camerabeelden van de val bekeken. [naam 4] kent bovendien de klant die [verzoeker] heeft geholpen, [naam 6] , en heeft hem ook nog gesproken over het ongeval.
4.4.
De rechtbank heeft telefonisch contact opgenomen met mr. Messchaert met de vraag of [verzoeker] naar aanleiding van de informatie die blijkt uit het verweerschrift misschien wenst dat een voorlopig getuigenverhoor wordt gelast en of zij de wens heeft haar verzoek in die zin te wijzigen.
4.5.
In de e-mail van mr. Messchaert van 12 december 2024 staat dat zij overleg heeft gehad met [verzoeker] en met de advocaat van Tica en dat beide partijen ermee instemmen het deelgeschil om te zetten in een voorlopig getuigenverhoor.
4.6.
Het wettelijk uitgangspunt staat in artikel 186 Rv en dat is dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan.
Die voorwaarden staan in artikel 187 lid 3 Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker onder meer duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen (HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112).
4.7.
Het verzoek voldoet aan de vereisten van de wet en Tica heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Daarom wordt het verzoek toegewezen.
4.8.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld ten minste 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven.
4.9.
Omdat de advocaat van Tica al in het bezit is van het verzoekschrift en een afschrift van deze beschikking ontvangt, is [verzoeker] niet gehouden Tica een afschrift van deze stukken te verstrekken.
4.10.
Partijen moeten erop voorbereid zijn dat de rechter na afloop van de getuigenverhoren op diezelfde zitting kan bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris, die zich door een ander lid van de rechtbank kan laten vervangen,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.4.
bepaalt dat [verzoeker]
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank (t.a.v. rekestenadministratie van de Afdeling privaatrecht, team Handelszaken) de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februari tot en met mei 2025moet opgeven waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025.