ECLI:NL:RBAMS:2025:4676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
13-104982-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door het Zalaegerszeg Regional Court in Hongarije was uitgevaardigd. De zaak begon met een vordering van de officier van justitie op 16 april 2025, waarbij de rechtbank op 3 juni 2025 de behandeling opende. De opgeëiste persoon was niet verschenen, en de rechtbank constateerde dat de oproeping niet op de juiste wijze had plaatsgevonden, waardoor deze nietig was. De behandeling werd voortgezet op 19 juni 2025, waarbij de opgeëiste persoon wederom niet aanwezig was, maar de raadsvrouw wel. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met 30 dagen en beval de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

De rechtbank onderzocht de identiteit van de opgeëiste persoon en bevestigde dat deze de Hongaarse nationaliteit had. Het EAB was gericht op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, opgelegd voor georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en een advocaat had gemachtigd.

Wat betreft de detentieomstandigheden in Hongarije, oordeelde de rechtbank dat er een algemeen reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in de penitentiaire inrichting in Tiszalök. Echter, op basis van een garantie van de Hongaarse autoriteiten dat de opgeëiste persoon niet in Tiszalök, maar in Szombathely zou worden gedetineerd, concludeerde de rechtbank dat het gevaar was weggenomen. De rechtbank stelde vast dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank stond de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-104982-25
Datum uitspraak: 3 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 16 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 maart 2025 door
Zalaegerszeg Regional Court,Hongarije,
(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 3 juni 2025 in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Aanwezig is de, niet gemachtigde, raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. N.M. Delsing, advocaat in Amsterdam. De rechtbank heeft geconstateerd dat de oproeping van de opgeëiste persoon niet op bij de wet voorgeschreven wijze heeft plaats gevonden, zodat de oproeping nietig is.
De behandeling is voorgezet op de zitting van 19 juni 2025. De opgeëiste persoon is wederom niet verschenen. De raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, is wel aanwezig maar is nog steeds niet gemachtigd. De rechtbank constateert dat de opgeëiste persoon voor deze zitting juist is opgeroepen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, zonder deze overleveringsdetentie nog langer te schorsen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Judgment No. 4.B.87/2021/130 of the District Court of Zalaegerszeg, dated 03 October 2023 and final through Judgement No. 1.Bf.8/2024/8 of the Zalaegerszeg Regional Court, as the court of second instance, dated 21 May 2024, met referentie 7.Szv.195/2024/10.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 21 mei 2024.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 mei 2025e stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon ook voor wat betreft de procedure in hoger beroep op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om haar verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces haar verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
4. Strafbaarheid
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Hongaarse detentieomstandigheden

In een eerdere uitspraak van 7 januari 2025 [5] heeft de rechtbank op basis van het rapport van
the Comittee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading treatment or Punishment(hierna: CPT) van 3 december 2024 overwogen dat sprake is van een onveilige situatie in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, gelet op de
ill-treatmentvan gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling. Daarop heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 Handvest.
Het
Ministry of Justice of Hungary, Department of International Criminal Lawheeft bij brief van 14 mei 2025, voor zover van belang, de volgende garantie gegeven:
“ (…)
[opgeëiste persoon] will not be placed in the Tiszalök National Prison, she will be transported for placement to the Szombathely National Prison as soon as possible.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6]
Uit deze individuele detentiegarantie volgt dat de opgeëiste persoon na overlevering niet zal worden gedetineerd in Tiszalök maar naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in de detentie-instelling
Szombathely.Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie, hiermee het vastgestelde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon weggenomen. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Zalaegerszeg Regional Court,Hongarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.