ECLI:NL:RBAMS:2025:458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
13-356108-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, België. Het EAB was gericht tegen een opgeëiste persoon, geboren in 1993, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en op dat moment gedetineerd was in een Justitieel Complex. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 januari 2025 gestart, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenneming bevolen. Op 22 januari 2025 werd het onderzoek hervat en direct daarna uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon had de Nederlandse nationaliteit en er was geen sprake van een onherroepelijk vonnis in België, aangezien de opgeëiste persoon vertegenwoordigd was door een gemachtigd advocaat tijdens de procedure. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na overlevering niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarmee de opgeëiste persoon kan worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes jaar, zoals opgelegd in een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-356108-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 22 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 8 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 november 2024 door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in Justitieel Complex [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 8 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Onnink, advocaat te Diemen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank de gevangenneming bevolen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting nog niet gesloten omdat de officier van justitie nog bij de Belgische autoriteiten zal navragen of het klopt dat er geen hoger beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon en er dus sprake is van een onherroepelijk vonnis.
De raadsman en de officier van justitie hebben er mee ingestemd dat de rechtbank het onderzoek enkelvoudig sluit op 22 januari 2025.
Zitting 22 januari 2025
De rechtbank heeft op de zitting van 22 januari 2025 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich voor de onderbreking op 8 januari 2025 bevond, het onderzoek vervolgens gesloten en direct daarna uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting van 8 januari 2025 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen - afdeling Antwerpen dd. 04-11-2024, referentie: Vonnisnummer: 2024/4846 - dossiernummer: 23CO19164 - AN45.LB.34060/2023.
Uit aanvullende informatie van de Belgische Autoriteiten van 13 januari 2025 is gebleken dat er ter zake van dit vonnis geen hoger beroep loopt zodat genoemd vonnis onherroepelijk is.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 6 jaren, te verminderen met de reeds ondergane voorlopige hechtenis van 25-03-2023 tot 03-04-2024. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Met de raadsman en de officier van justitie stelt de rechtbank op basis van het EAB vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure die tot de beslissing heeft geleid, maar dat hij in de procedure werd vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat die namens de opgeëiste persoon op de zitting het woord heeft gevoerd en hem dus daadwerkelijk verdedigd heeft, terwijl de opgeëiste persoon op de hoogte was van de voorgenomen procedure. Daarmee is sprake van een omstandigheid zoals bedoeld in artikel 12 onder b OLW en doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voor.

4.Strafbaarheid: Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
Opzettelijke brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, maar beroept zich niet op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a, eerste lid, OLW.

6.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 21 november 2024, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden te Brussel de volgende individuele detentiegarantie is gegeven:

1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of schermo Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.3. Sanitaire en hygiëne omstandighedenAls algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar op een dergelijke behandeling met deze individuele garantie voor hem is weggenomen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.