ECLI:NL:RBAMS:2025:395

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
13-319587-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van schending van grondrechten in het Poolse detentie regime

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kraków. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar verblijft. De rechtbank oordeelde dat de detentieomstandigheden in Polen, met name in het remand regime, onvoldoende garanties bieden voor de bescherming van de grondrechten van de opgeëiste persoon. Tijdens de zitting op 28 november 2024 werd vastgesteld dat de Poolse autoriteiten onvoldoende individuele garanties hadden verstrekt om het risico van schending van de grondrechten uit te sluiten. De rechtbank heeft eerder al geconstateerd dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor gedetineerden in Polen, en dit geldt ook voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. In de tussenuitspraak van 12 december 2024 werd geconcludeerd dat de door de Poolse autoriteiten verstrekte garanties niet voldoende waren om het risico van schending van de grondrechten uit te sluiten. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB hervat op 9 januari 2025, maar concludeerde dat er geen wijziging van omstandigheden was die het risico kon wegnemen. Daarom werd besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de overleveringsprocedure te beëindigen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-319587-24
Datum uitspraak: 9 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 8 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 oktober 2022 door
the Regional Court in Kraków, III Criminal Division(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen), op [geboortedag] 1982,
feitelijk verblijvende op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 28 november 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 12 december 2024
In de tussenuitspraak van 12 december 2024 [3] heeft de rechtbank - kort samengevat - geconcludeerd dat de door de Poolse autoriteiten op 12 november 2024 verstrekte individuele garanties onvoldoende zijn om het ten aanzien van het Poolse
remand regimein eerdere uitspraken vastgestelde algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van de opgeëiste persoon uit te sluiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een individueel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, heeft het onderzoek heropend en direct geschorst, de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW en ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van 30 dagen vastgesteld waarbinnen door een wijziging van omstandigheden het algemeen reëel gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon nog kan worden weggenomen.
Tot slot heeft de rechtbank de beslistermijn met 60 dagen verlengd (artikel 22, vierde lid, sub c, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
Zitting van 9 januari 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 9 januari 2025 in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat in Amsterdam, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon (opnieuw) verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 12 december 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 29 augustus 2024, waarin zij heeft geoordeeld over de grondslag en de inhoud van het EAB (rubriek 3), de strafbaarheid (rubriek 4), artikel 11 OLW in verbinding met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (rubriek 5) en het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie van de verdediging (rubriek 7). Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in het Poolse remand regime

Inleiding
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen onder rubriek 6 van de meermaals genoemde tussenuitspraak. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In het bijzonder brengt de rechtbank in herinnering dat in eerdere uitspraken is geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar op schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. [4] In de tussenuitspraak is vastgesteld dat dit algemeen gevaar ook voor de opgeëiste persoon geldt en is ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van 30 dagen vastgesteld, waarbinnen door een wijziging van omstandigheden het algemeen reëel gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon nog kan worden weggenomen. De rechtbank heeft daarbij onder meer - kort samengevat - overwogen dat uit de tot aan de tussenuitspraak door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie moest worden afgeleid dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in een cel met tussen 3 m² en 4 m² persoonlijke ruimte exclusief sanitair wordt gedetineerd, terwijl niet wordt gegarandeerd dat hij ten minste twee uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen.
Bij e-mail van 16 december 2024 heeft de
Prosecutor of the National Prosecutor’s Office in Polandde volgende aanvullende informatie verstrekt:
On the basis of the questions posed to the Regional Director of the Prison Service in Kraków,I maintain the position contained in my letter of 12 November 2024. In summary, I present the following position:
1. At the Cracow Remand Prison there is a minimum of 3 square metres per suspect in the residential cells. There are also residential cells with a larger surface area, i.e. 4 square metres per suspect. I will take all measures to ensure that suspects are detained in larger residential cells. We stand by our previous position.
2. It is not possible at present to say how much time out of cell suspects who are pre-trial detainees can be held. This depends on a number of factors, which I have written about previously. It is certainly more than one hour a day of walking, and as a general rule it could be around 2.5 hours to 3 hours a day. It depends on the use of many activities such as:
- Go to the bathhouse,
- visits with the defence counsel,
- visits with loved ones,
- phone calls,
- the number of sports, cultural and educational activities the suspect chooses to participate in. This depends on the availability and capacity of the detention centre.
- conversations with a psychologist,
- conversations with an educator,
- discussions with the custody administration,
- participation in religious ceremonies (mass),
- walk - minimum 1 hour per day.
Participation in these activities is voluntary and it is impossible to predict how long they will last.
Het standpunt van de partijen
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat aan het EAB geen gevolg moet worden gegeven en dat de officier van justitie in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De hierboven weergegeven aanvullende informatie is namelijk onvoldoende om binnen de in de tussenuitspraak vastgestelde redelijke termijn de zorgen die tot vaststelling van het individuele gevaar van schending van grondrechten van de opgeëiste persoon hebben geleid weg te nemen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zich binnen de in de tussenuitspraak gestelde redelijke termijn een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven door de Poolse autoriteiten verstrekte aanvullende informatie daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zoals de rechtbank in eerdere uitspraken heeft overwogen, is een van de kernpunten voor het aannemen van het voornoemde gevaar van mensenrechtenschending bij een gegarandeerd minimum van 3 m² aan persoonlijke ruimte exclusief sanitair, steeds het aantal uren dat een voorlopig gehechte op cel doorbrengt geweest. [5] Nu in de aanvullende informatie nog steeds mimimaal 3 m² aan persoonlijke ruimte wordt gegarandeerd, is dit kernpunt ook in de onderhavige zaak van doorslaggevend belang.
Over de tijd die de opgeëiste persoon buiten zijn cel mag doorbrengen, staat in de aanvullende informatie weliswaar vermeld dat dit ‘
certainly’ meer dan één uur per dag bedraagt en dat ‘
as a general rule it could be around 2.5 hours to 3 hours a day’, maar hieruit kan de rechtbank niet afleiden dat ten aanzien van de opgeëiste persoon wordt
gegarandeerddat hij na overlevering ten minste twee uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen.
De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake is van een wijziging van omstandigheden waarbinnen het voornoemde algemeen reëel gevaar voor de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Hierdoor wordt de overleveringsprocedure beëindigd. [6]

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij overlevering het risico loopt op schending van zijn grondrechten en de in de tussenuitspraak van 12 december 2024 ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW vastgestelde redelijke termijn is verstreken, wordt op grond van artikel 11, vierde lid OLW in samenhang met artikel 28, derde lid, OLW geen gevolg gegeven aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 11 OLW.

7.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering ex artikel 23, tweede lid, OLW.
HEFT OPde - geschorste - gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.De betreffende tussenuitspraak is ter publicatie aangeboden.
4.Zie bijvoorbeeld: Rb. Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3257.
5.Zie bijvoorbeeld: Rb. Amsterdam 1 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6015.
6.Zie artikel 28, derde lid, OLW, zoals deze bepaling met ingang van 1 oktober 2024 luidt.