ECLI:NL:RBAMS:2025:3844

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
13-003573-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in verband met Roemeense strafzaak

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Botoşani District Court in Roemenië. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 mei 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz. De raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling, omdat de opgeëiste persoon had verklaard dat hij om politieke redenen was veroordeeld. Dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen, omdat de stelling niet onderbouwd was. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Roemeense autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-003573-24
Datum uitspraak: 5 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 december 2023 door
the Botoşani District Court, Botoşani County(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
Ter zitting heeft de raadsman de rechtbank verzocht de behandeling aan te houden, omdat de opgeëiste persoon ter zitting heeft verklaard dat hij om politieke redenen veroordeeld zou zijn door de Roemeense autoriteiten. De raadsman zou hier eerder niet van op de hoogte zijn geweest en stelde zich op het standpunt dat dit nader onderzocht moet worden. De officier van justitie heeft zich tegen aanhouding verzet. De rechtbank heeft het aanhoudingsverzoek ter zitting afgewezen, omdat de stelling van de opgeëiste persoon op geen enkele wijze is onderbouwd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Criminal Sentence no. 403/21.03.2023 of the Botoşani District Court, upheld and rendered final by Criminal Decision no. 1702/08.12.2023 of the Suceava Court of Appeal, issued in case no. 4918/193/2022. Reference: Case file no. 4918/193/2022, registered on 11.04.2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een procedure in eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Op basis van het EAB stelt de rechtbank vast dat de beslissing van
the Suceava Court of Appealvan 8 december 2023 ziet op zowel een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit als op de tenuitvoerlegging van een eerder aan de opgeëiste persoon opgelegde voorwaardelijke straf. De opgeëiste persoon is namelijk op 12 november 2018 in eerste aanleg door het
Botosani District Courten in hoger beroep op 5 april 2019 door het
Suceava Court of Appealveroordeeld tot een voorwaardelijke straf.
Dit betekent dat de rechtbank zowel de beslissing van
the Suceava Court of Appealvan 8 december 2023 met referentienummer 1702 als die van 5 april 2019 met referentienummer 377 zal toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt op basis van de door de Roemeense autoriteiten verstrekte aanvullende informatie van 25 april 2025 vast dat sprake is van de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder b OLW, nu de opgeëiste persoon – op de hoogte van de voorgenomen procedures – in beide procedures is vertegenwoordigd door een door hem gekozen en gemachtigd raadsman, die tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd.
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich dan ook niet voor.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name gelet op de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
Op 23 april 2025 hebben de Roemeense autoriteiten, voor zover hier van belang, de volgende detentiegarantie verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:
‘ln the event that the person deprived of liberty will be surrendered to the Romanian authorities at the Bucharest-Henri Coandi Airport,he will initially be placed in the Bucharest-Rahova Penitentiaryfor the purpose of undergoing a quarantine period of 21 days, in a room that will ensure a minimum space of 3 square meters.
(…)
Given the length of the sentence, it is most likely that the individual will initially serve the sentence under thesemi-open regime. Moreover, considering the individual's domicile, it is most likely that he will begin serving his sentence atthe Botoşani Penitentiary.
(…)
Under the semi-open regime, the room doors remain unlocked throughout the day. Based on a program approved by the facility's management, the inmates will have access throughout the day to the walking courts, which include designated smoking areas.
(…) the National Administration of Penitentiaries guarantees that throughout the duration of the sentence the detainee will be provided with a minimum individual space, including the bed and related furniture but excluding the area allocated to the sanitary facilities, as follows
- 3 sqm during the quarantine and observation period
- 3 sqm in case of the execution of the sentence in semi-open regime’
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 11 OLW niet in de weg staat aan overlevering.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande detentiegarantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Botoşani District Court(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mr. I. Verstraeten en mr. E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie onder meer rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:20 16:2630).
6.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.