In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Asus Europe B.V. en de ondernemingsraad (OR) van het bedrijf. Asus verzocht om te oordelen dat de OR geen instemmingsrecht heeft op grond van artikel 27 lid 1 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) met betrekking tot het voorgenomen besluit om een hybride werkbeleid in te voeren, waarbij medewerkers maximaal twee dagen per week thuis mogen werken. De OR daarentegen stelde dat zij wel degelijk instemmingsrecht heeft en dat het besluit van Asus om het aantal thuiswerkdagen te verhogen instemmingsplichtig is.
De procedure begon met een verzoekschrift van Asus, waarin zij stelde dat de OR geen instemmingsrecht had, omdat thuiswerken niet expliciet in de opsomming van artikel 27 lid 1 WOR is opgenomen. De OR voerde aan dat de wijziging van het thuiswerkbeleid wel degelijk onder de arbeidsomstandigheden valt en dat de instemming van de OR vereist is. De kantonrechter oordeelde dat de OR instemmingsrecht heeft, omdat de wijziging van het aantal thuiswerkdagen aanzienlijke gevolgen heeft voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers.
De kantonrechter weigerde het verzoek van Asus om vervangende toestemming te verlenen voor het invoeren van het hybride werkbeleid, omdat de OR's weigering om in te stemmen niet onredelijk was. De rechter benadrukte dat de argumenten van de OR, die de voorkeur van de werknemers voor het huidige thuiswerkbeleid onderstreepten, niet minder valide waren dan die van Asus. De rechter wees ook het voorwaardelijke verzoek van de OR om te verklaren dat zij een bovenwettelijk instemmingsrecht heeft, af, omdat de voorwaarde waaronder dat verzoek was ingesteld niet was vervuld.