7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Op 11 november 2024 hebben er rellen plaatsgevonden op en rondom Plein ’40-’45. Deze hebben plaatsgevonden slechts drie dagen na de ernstige ongeregeldheden die zich in Amsterdam voordeden na de voetbalwedstrijd Ajax - Maccabi Tel Aviv en die niet alleen in Amsterdam, maar ook nationaal en internationaal een schok hebben teweeggebracht en gevoelens van onrust en angst hebben veroorzaakt. Hiervoor is zeer veel (sociale) mediabelangstelling geweest. De ontstane gespannen sfeer van onrust en onzekerheid was nog niet over toen, op social media, actief werd opgeroepen tot deelname aan ordeverstoring op Plein ’40-’45 op 11 november 2024. Tijdens de daadwerkelijke rellen op die datum heeft vervolgens een grote groep van bijeengekomen jongeren in een kort tijdsbestek veel en redeloos geweld gebruikt. Dit geweld heeft zich gericht tegen zowel goederen als ook tegen personen. Zo is een toevallige voorbijganger, die niets meer deed dan één van de jongens terecht aanspreken op het tijdens de rellen optillen van een dranghek, door een groep van uiteindelijk zo’n 15 personen en onder het toeziend oog van diverse andere relschoppers, hard in elkaar geslagen en getrapt. Zelfs toen het slachtoffer weerloos op de grond lag, werd er nog tegen hem aangetrapt. Het gaat hier om schokkend en volkomen onbegrijpelijk geweld, waarbij de daders zich mede door de grootte van hun groep van een buitengewoon laffe kant hebben laten zien. Opmerkelijk is in dit verband dat verdachte ter zitting verklaarde eigenlijk geen idee te hebben waaróm het betreffende geweld werd uitgeoefend (zo daar overigens al een geldige reden voor zou kunnen bestaan). Omdat deze plaatsvond slechts enkele dagen na de rellen rond de wedstrijd Ajax - Maccabi Tel Aviv was de maatschappelijke impact van het geweld en het groepsgedrag extra groot. Dergelijke delicten versterken de in de maatschappij bestaande gevoelens van onrust, angst en onveiligheid, zeker nu alle incidenten gepleegd zijn in de openbare ruimte en in het zicht van omstanders. Dat de openlijke geweldpleging veel impact heeft gehad volgt duidelijk uit verklaringen van de betrokken slachtoffers, maar ook de beelden tonen hoe de groep binnen relatief kort tijdsbestek grote vernielingen heeft verricht en angstmomenten bij de personen die ongewild terechtkwamen in de geweldsuitbarsting, moet hebben veroorzaakt. In de woorden van één van de getuigen: ‘het leek wel oorlog’.
De rechtbank stelt voorop dat niet is bewezen dat verdachte aan alle geweldshandelingen heeft deelgenomen en dat de rechtbank daarmee in het voordeel van verdachte rekening houdt. Het handelen van verdachte moet echter wel in de context van de rellen, zoals die hebben plaatsgevonden, worden beoordeeld. Verdachte maakte deel uit van de groep jongeren die openlijk geweld tegen een persoon heeft gepleegd. Hij heeft niet alleen bijgedragen aan een getalsmatige versterking van de groep, maar heeft ook zelf actief geweldshandelingen gepleegd door die persoon te schoppen. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft door zijn handelswijze geen blijk gegeven de openbare orde en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer te respecteren.
Ter terechtzitting van 23 mei 2025 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en daaraan toegevoegd dat hij zijn eigen handelen afkeurt. Hiermee neemt verdachte in enige mate verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. De rechtbank houdt hiermee rekening in het voordeel van verdachte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 januari 2025. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het ‘Rapport – voortijdige negatieve beëindiging schorsing’ van Reclassering Nederland van 1 mei 2025 en van het aanvullend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 mei 2025. In het reclasseringsadvies van 31 januari 2025 is gerapporteerd dat er ten aanzien van verdachte geen sprake is van een delictpatroon. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Wel worden er risico’s gezien in het sociale netwerk van verdachte in combinatie met zijn psychosociaal functioneren. Wanneer verdachte omgaat met bepaalde mensen in de wijk, kan hij overgaan tot het plegen van overlast. Daarnaast lijkt verdachte niet in staat zijn financiën te organiseren. Verdachte heeft wel een stabiele huisvesting, volgt een opleiding en zijn moeder lijkt gunstige pedagogische invloed op hem uit te oefenen. Gelet op het voorgaande, wordt toezicht bij een voorwaardelijke veroordeling geadviseerd waarin verdacht zowel op praktisch gebied ondersteuning wordt geboden, als ook stil wordt gestaan bij de keuzes die hij maakt, onder andere in zijn sociale netwerk. Verdachte lijkt in beperkte mate responsief voor een toezicht. Hij is op momenten moeilijk te bereiken en komt niet altijd naar afspraken. Tegelijkertijd is hij wel in staat om zelf hulp te zoeken voor zijn schulden en in ieder geval enige tijd een opleiding vol te houden. Ook zegt hij toe mee te zullen werken aan een reclasseringstoezicht.
Verder wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen met voortzetting van het toezicht bij de volwassenenreclasssering. Er is mogelijk sprake van een licht verstandelijke beperking. Verdachte blijkt moeilijk in staat zijn leven te organiseren, zoals blijkt uit een enigszins moeilijke schoolcarrière, het niet kunnen vinden van een bijbaan en schulden. Daarnaast komt een beeld naar voren van iemand die impulsieve beslissingen kan nemen en mogelijk daartoe beïnvloed wordt.
In het rapport ‘Voortijdige negatieve beëindiging toezicht’ van 1 mei 2025 staat gerapporteerd dat verdachte zich niet altijd houdt aan zijn meldplicht. Hij is in korte tijd een aantal keer niet op de meldplicht verschenen. Daarbij is verdachte vaak slecht telefonisch bereikbaar en is het lastig om met hem contact te krijgen. Daardoor is het niet mogelijk geweest om aan de bijzondere schorsingsvoorwaarden te werken.
In het aanvullend reclasseringsadvies van 22 mei 2025 is gerapporteerd dat sinds het rapport van 1 mei 2025 voldoende verbetering van verdachte is waar te nemen om de bijzondere voorwaarden zoals die in het rapport van 31 januari 2025 waren geadviseerd nog steeds te adviseren. Verdachte heeft zich sinds de opheffing schorsing aan zijn meldplichtafspraken gehouden. Ook heeft hij een coach van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA), is hij aangemeld bij het buurtteam en een schuldhulpverleningstraject. Verder heeft verdachte inmiddels enkele dagen gewerkt bij een bouwbedrijf en lijkt hij zich te hebben ingeschreven voor een mbo-opleiding.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Verdachte was bij aanvang van het plegen van de feiten 18 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven.
Op basis van het reclasseringsadvies van 31 januari 2025 zal de rechtbank toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht en het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafoplegging
Uitgaande van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor het jeugdstrafrecht (LOVS) wordt voor openlijke geweldpleging in beginsel een taakstraf opgelegd. de rechtbank acht deze oriëntatiepunten niet volledig passend op de context van de grootschalige rellen die zich op 11 november 2024 op en rondom Plein ’40-’45 hebben voorgedaan. De ernst van de openlijke geweldpleging en van de gevolgen daarvan, waaronder de aanzienlijke maatschappelijke ophef die de rellen hebben veroorzaakt, zijn daarvoor te groot. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het specifieke aandeel van verdachte in de geweldshandelingen. Zoals hiervoor is beschreven, heeft verdachte een beperkte maar desalniettemin ernstige bijdrage geleverd aan het geweld. Verdachte dient, mede gelet op zijn jonge leeftijd, de juiste handvatten te krijgen om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te legen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Hiermee krijgt verdachte een kans om gedurende de proeftijd met behulp van de reclassering zijn leven op een andere manier in te richten.
De rechtbank acht het verder van belang dat verdachte de ernst van zijn strafbare gedrag inziet en ervaart dat hieraan consequenties zijn verbonden. Om deze reden legt de rechtbank aan verdachte ook een onvoorwaardelijk strafdeel op. Gelet op de partiele vrijspraak van een groot deel van de ten laste gelegde feiten én op het feit dat verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde strafeis.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 100 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand passend en geboden.