ECLI:NL:RBAMS:2025:3764

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
13-102670-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Italië

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank in Milaan, Italië. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat was ingediend op 4 april 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 1997 in Kroatië, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Kroatische nationaliteit had. Het EAB was gebaseerd op een vonnis van de rechtbank voor minderjarigen in Milaan, waarin een vrijheidsstraf van acht maanden was opgelegd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Italië beoordeeld, met name in het licht van eerdere zorgen over de behandeling van gedetineerden en de overbevolking in Italiaanse gevangenissen. De rechtbank heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de Italiaanse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de garanties die zij konden bieden.

Na beoordeling van de ontvangen informatie concludeerde de rechtbank dat de Italiaanse autoriteiten voldoende garanties boden dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering niet onmenselijk of vernederend behandeld zou worden. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren op basis van de Overleveringswet en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, waarbij werd verwezen naar de relevante wetsbepalingen, waaronder de Wet wapens en munitie en de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-102670-25 (EAB III)
Datum uitspraak: 4 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 januari 2025 door
Procura c/o Tribunale Milano(Parket bij de rechtbank Milaan) -
Ufficio Esecuzioni Penali(Bureau executie strafzaken), Milaan, Italië, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] , Kroatië
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg, die door hem gemachtigd is.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Kroatische nationaliteit heeft. De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van opgeëiste persoon ter zitting dat hij geboren is in [plaats] .

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een en uitvoerbaar vonnis: nr. 194/2018 - Rg. Dib. nr. 50/18 - nr. 406/14 Rg. GUP - nr. 395/14 RGNR, gewezen op 24 april 2018 door
Tribunale per i Minorenni di Milano(rechtbank voor minderjarigen Milaan.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie IV.

5.Artikel 11 OLW: Italiaanse detentieomstandigheden

Inleiding
Naar aanleiding van een tussenuitspraak in een andere zaak van deze rechtbank van 20 maart 2025 [4] , zijn door het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) de volgende vragen aan de Italiaanse uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld, omtrent de Italiaanse detentieomstandigheden.
“With reference to the European Arrest Warrant Nr. SIEP 6233/2023 issued on 29.01.2025, against [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] .1997, I would like to request additional information.
The Court of Amsterdam, in other surrender procedures, has judged that additional information is needed in regard to the detention conditions in Italy. The court formulated the following questions:
1. The Court of Amsterdam has taken note of a worrying report by Antigone (Italian Prisons Burst) published in October 2024 that is supported and partly confirmed by data from the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) regarding high-level talks between the President of the CPT and the Italian Minister of Justice. Do the identified problems resulting from growing overcrowding (namely negative consequences for living conditions, the provision of regime, violence and relations with staff with as an extreme symptom of this crisis a spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024) apply to certain detention institutions, or to all institutions in Italy? To what extent are the problems mentioned above still current/relevant? The Amsterdam District Court would like to know what measures have been taken in this context since the end of October 2024.
2. In the event that the problems identified are still current/relevant for certain detention
institutions: In which detention institutions does this problem occur? Can it be guaranteed that the requested person will not be placed in a detention institution where this problem occurs? Can this be guaranteed in general for all requested persons surrendered by the Netherlands?”
Bij brief van 2 april 2025 heeft
the Ministry of Justice, department of prisons administration, General Directorate of inmates and treatment, the Director General,de volgende informatie verstrekt:
“§. 1 With reference to the request to provide guarantees on the prison facility at the arrival in Italy of the inmate above from the Netherlands (as well as for other inmates that will be extradited to Italy in the future) arrived at this General Directorate on 2 April 2025, I inform you as follows.
§ 2. With regard to the facility where he will be assigned first, it is specified that it will be established based on the air route used for the transfer and that it is decided and notified by the International Police Cooperation Service - Interpol - Sirene of Rome.
Therefore, in the event the airport of destination is one of those present in the town of Rome, the inmate will be temporarily assigned to an Institution of the district of Latium, that in general is the Detention Institution of Rebibbia New Building. In the days immediately after his entry to Italy (the time of staying in the prison facility where he is assigned first depends on the human resources necessary to carry out the transfer available), the inmate will be taken to the Detention Institution of the district where the prosecuting judicial authority is seated where he will remain at the latter's disposal.
If the airport of destination is one of those present in Milan, the inmate will be assigned to a detention institution of the district of Lombardy, that is generally but not necessarily, for defendants, the Detention Institution of Milan San Vittore.
This institution, together with 15 other prison facilities in Italy was established by the Court of Amsterdam as unable to guarantee appropriate life conditions, as indicated by your General Directorate with the note DAG26/02/2020.0038423.U.
§ 3. With this regard I inform you that as to the Detention Institution of San Vittore and the 15 other facilities mentioned, as well as all the detention institutions of the national territory, the detention conditions are currently compliant with the provisions of Article 3 of the European Convention of Human Rights and that therefore, no inmate can be placed in an overnight room with spaces of less than 3 square metres.
The Institutions present on the national territory can ensure a space of not less than 3 square metres per head for each inmate; it is not possible to drop below this figure thanks to the use of applications that check the detention places daily.
This circumstance, together with the opening of the rooms for a time of not less than 8 hours per day (subject to order and security reasons and in that case, however, within the limits provided for by Article 10 of Prison Rules), and with all the other requirements already guaranteed being fulfilled (such as access to sanitary facilities, outdoor air permanence for 4 hours every day, as well as access to health care, the presence of hearing) makes sure that the detention conditions are compliant with in force provisions.
§ 4. As to suicides in prison it has always been a strongly focused and debated issue with improvement scenarios of interventions aimed at adopting appropriate organizational measures. The Administration is constantly monitoring the presence of local and regional schemes for preventing suicides by consulting the computerized application 12 “ healthcare facilities in the Detention Institutions” the Administration has available and nourished by the Penitentiary Head Offices themselves. Furthermore, the Work Group for the prevention of suicides of inmates, established by the Head of the Department during the month of March 2023 and renewed in 2024, in addition to representatives of this Administration, provides for the participation of experts from the National Order Council of Psychologists. This team has the task to find strategies useful to improve the interventions to be implemented in prison settings. This Department also requested the involvement of the National Bar Council and the General Inspector of Prison Chaplains, to obtain useful elements to prevent suicides.
Having considered the sensitivity and the necessary multi-disciplinary nature of the topic a Technical Table was established. These initiatives were included in the latest Department recommendation n. 0062846 of 12 February 2024, having as its subject matter “ suicide phenomenon - prevention actions in prison settings”.
Psychological distress of inmates requires constant attention and instructs the action of the entire Prison Administration to brainstorm and spend the energies and resources available to find any possible synergy with health authorities to ensure the implementation of the network of psychiatric services in the detention institutions, with an adequate number of healthcare workers to combat this phenomenon as much as possible.”
Verder heeft de rechtbank aanvullende informatie ontvangen van 12 mei 2025, afkomstig van het hoofd van de onderzoeksdivisie van Antigone, waaruit blijkt dat deze organisatie in haar berekeningen uitgaat van een eigen definitie van
walking space, die
exclusiefmeubilair en sanitair wordt vastgesteld.
Standpunt van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteiten voldoende garantie biedt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering niet onmenselijk of vernederend zal worden behandeld en dat de overlevering kan worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 6 april 2023 [5] heeft de rechtbank geoordeeld dat (nog) voor 10 Italiaanse penitentiaire instellingen in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. Dit algemene gevaar is in 2019 vastgesteld [6] en zag toen op 16 detentiecentra in Italië waarin naar het oordeel van de rechtbank niet gegarandeerd was dat gedetineerden minimaal drie m²
personal spaceter beschikking hadden. De rechtbank baseerde haar oordeel op gegevens uit het rapport van mei 2019 van de non-gouvernementele organisatie Antigone.
In de eerder genoemde tussenuitspraak van deze rechtbank van 20 maart 2025 heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat de tot dan toe door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie kort gezegd (mede) leek in te houden dat de regelgeving ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden (zoals bepaald door onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Dat de Italiaanse regelgeving hieraan voldoet, sloot volgens de rechtbank echter niet zonder meer uit dat in de praktijk toch het gevaar bestond dat niet zou kunnen worden voldaan aan die voorwaarden in het licht van recente gegevens van Antigone en het CPT die op serieuze problemen als gevolg van een groeiende overbevolking duiden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het eerder vastgestelde algemene gevaar met de in deze zaak verkregen informatie is weggenomen.
Uit de verstrekte informatie blijkt dat door de Italiaanse autoriteiten wordt gegarandeerd dat iedere gedetineerde in Italië zal beschikken over ten minste drie m²
personal space,exclusief sanitaire voorzieningen, maar inclusief meubilair.
De rechtbank ziet niet langer aanleiding om te betwijfelen of deze garantie ook op de praktijk ziet, nu navraag bij Antigone door de officier van justitie heeft uitgewezen dat de berekeningen van deze organisatie uitgaan van drie m² exclusief sanitaire voorzieningen én meubilair. Dit wijkt af van de gebruikelijke, ook door de rechtbank gehanteerde en uit de arresten
Muršić [7] en
Dorobantu [8] voortvloeiende, methode om de
personal spacein een meerpersonencel te berekenen waarover een gedetineerde kan beschikken, namelijk drie m²
personal spaceexclusief sanitaire voorzieningen, maar inclusief meubilair. Eén en ander betekent dat Antigone ervan uitgaat dat een gedetineerde over meer
personal spacemoet beschikken dan uit het Unierecht voortvloeit en dat bijgevolg het eerder aangenomen reële gevaar, achteraf bezien, ten onrechte is gebaseerd op een dergelijke eis.
Verder hebben de Italiaanse autoriteiten gegarandeerd dat gedetineerden minstens acht uren per dag hun cel uit kunnen (behoudens bij wet geregelde orde- en veiligheidsmaatregelen). Tevens hebben zij tot vier uren per dag de mogelijkheid om in de buitenlucht door te brengen.
De rechtbank gaat, mede omdat de verstrekte garantie nu niet langer op gespannen voet staat met de gegevens uit het rapport van Antigone, aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij thans beschikt uit van de geboden zekerheid in de verstrekte brief. [9]
Naar aanleiding van de informatie waarover de rechtbank nu beschikt is zij van oordeel dat niet alleen het genoemde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen, maar ook dat niet langer sprake is van (voldoende) objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op grond waarvan een algemeen reëel gevaar kan worden aangenomen dat personen die in Italië zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in verband met detentieomstandigheden in Italiaanse detentiecentra. Daartoe is onder andere het volgende redengevend.
In de uitspraak van 20 maart 2025 heeft de rechtbank de recente berichtgeving van het CPT betrokken ten aanzien van
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie op 29 oktober 2024. Deze
high-level talksvinden plaats naar aanleiding van een eerder uitgebracht rapport (in dit geval het rapport dat door het CPT is uitgebracht naar aanleiding van het bezoek dat plaatsvond van 28 maart tot 8 april 2022). Het CPT zegt hierover het volgende op de website [10] :
In order to ensure the implementation of its recommendations, the CPT engages in a confidential dialogue with the state concerned which may take the form of an exchange of letters or high-level talks/meetings.
Hieruit volgt dat de
high-level talkseen uitvloeisel waren van de rapportage die naar aanleiding van het bezoek in 2022 is opgemaakt. Daarom vat de rechtbank het bericht, dat op 29 oktober 2024
high-level talkshebben plaatsgevonden, op zichzelf niet op als zou er sprake zijn van informatie waaruit blijkt er sprake zijn van informatie waaruit blijkt dat de situatie in Italiaanse detentiecentra (ernstig) is verslechterd sinds het bezoek in 2022. Dit wordt onderbouwd door het gegeven dat het CPT na haar bezoek in 2022 geen aanleiding heeft gezien voor een
ad hoc visit [11] en zich evenmin genoodzaakt heeft gezien om een
public statementuit te vaardigen.
Het vorengaande vorenstaand brengt de rechtbank tot de conclusie dat van de kant van het CPT geen sprake is van actuele (‘naar behoren bijgewerkte’) gegevens waaruit blijkt dat sinds het laatste bezoek de situatie in Italiaanse detentiecentra als gevolg van overbevolking (ernstig) is verslechterd.
In de tussenuitspraak van 20 maart 2025 is verder aandacht besteed aan de in het rapport van Antigone van oktober 2024 genoemde (gevolgen van) overbevolking in Italiaanse detentiecentra. In dat verband benoemt Antigone een aantal gevolgen met als (extreem) uitvloeisel het stijgende aantal zelfmoorden in de detentiecentra.
Hierover heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie in de antwoorden van 9 april 2025 (kort gezegd) meegedeeld dat:
  • de autoriteiten nadrukkelijke aandacht voor dit onderwerp hebben en dat dit veelvuldig wordt besproken in het kader van het nemen van passende maatregelen om zelfmoorden in detentiecentra te voorkomen;
  • er in maart 2023 om die reden een ‘
  • de door die werkgroep genomen initiatieven zijn vastgelegd in een
  • psychisch leed van gedetineerden de voortdurende aandacht en actie binnen detentiecentra vereist om te kunnen verzekeren dat zelfmoorden binnen detentiecentra zo veel mogelijk worden voorkomen.
In hoeverre de oplopende overbevolking daadwerkelijk (mede) de oorzaak is voor de stijging van het aantal zelfmoorden, kan de rechtbank op basis van het rapport van Antigone niet vaststellen. Daarbij blijkt uit het antwoord van het Italiaanse Ministerie van Justitie dat dit onderwerp de aandacht van de autoriteiten heeft en dat er actie wordt ondernomen om zelfmoorden in detentiecentra te voorkomen.
Wat betreft de overige gevolgen van overbevolking is de rechtbank van oordeel dat deze, hoe zorgelijk ook, niet toereikend zijn om een algemeen risico aan te nemen .
De detentieomstandigheden staan dan ook niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
Procura c/o Tribunale Milano(Parket bij de rechtbank Milaan) -
Ufficio Esecuzioni Penali(Bureau executie strafzaken), Milaan, Italië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. Westerman en M.W. Speksnijder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.Rechtbank Amsterdam, 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
7.EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13 (Muršić/Kroatië), § 110 en § 114.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 15 oktober 2019, C-128/18, ECLI:EU:C:2019:857, punt 85.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.
11.De