In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 28 mei 2025, wordt een Europees aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door de advocaat-generaal van het Hof van Beroep in Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1971, die wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vijf jaar wegens illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 15 mei 2025 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman was wel vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld, maar concludeert dat deze niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en een advocaat had gemachtigd. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in België, wat leidt tot de beslissing om het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd. De officier van justitie moet vragen voorleggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak opnieuw verlengd en bepaalt dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 21 juli 2025 opnieuw op zitting moet worden gepland.