3.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten opzetaanranding, bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aangever heeft kort na het incident een verklaring afgelegd bij de politie. Uit de aangifte volgt dat aangever op 20 juli 2024 tussen 04:00 en 04:30 uur in de [straat] stond en dat hij daar werd aangesproken door een man, naar later bleek verdachte. Aangever heeft verklaard dat deze man hem seksuele vragen stelde en hem richting een plantenbak duwde. Aangever stond op enig moment voor de man, met zijn rug naar de man toe. De man begon met zijn geslachtsdeel tegen aangevers kont te duwen en deed op enig moment zijn handen via de achterkant in aangevers broek. Vervolgens bewoog de man zijn hand naar de anus van aangever en probeerde met zijn vinger diens anus binnen te dringen. Aangever geeft aan dat hij meerdere keren tegen de man heeft gezegd dat hij dit niet wilde, zowel in het Frans als in het Engels. Aangever heeft verklaard dat hij helemaal verstijfde van angst.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven blijkt dat verdachte aangever dwingend begeleidde naar de plantenbak en achter aangever ging staan met zijn armen om hem heen. In het proces-verbaal wordt beschreven dat aangever enkele keren de armen van verdachte van zich af probeerde te duwen. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat op de beelden is te zien dat verdachte met een hand in de broek van aangever is gegaan. Vervolgens is een vrouw (getuige [getuige 2] ) naar aangever en verdachte toegelopen, en zij heeft aangever vastgepakt en meegenomen.
Getuige [getuige 1] , die het incident van een korte afstand zag, heeft verklaard dat aangever voor verdachte stond, leunend tegen een plantenbak. Ze zag dat aangever een paar keer oogcontact met haar maakte en dat hij haar aankeek alsof hij haar hulp nodig had. Zij zag dat verdachte met zijn linkerhand in de broek van aangever zat, ter hoogte van de gulp. Zij zag dat aangever huilde en zij dacht dat hier iets niet klopte.
Verdachte heeft zowel bij de politie als op de terechtzitting van 29 april 2025 bekend dat hij in de nacht van 24 juli 2024 een gesprek met aangever heeft gehad. Hij heeft ook bekend dat hij de woorden ‘
hou jij van seks?’, ‘
ik ga shampoo op mijn penis doen en ik ga seks met je hebben. Vind je dit lekker?’ en ‘
je hebt zo een mooie kont’ naar aangever heeft uitgesproken en dat hij aangever heeft aangeraakt. Volgens verdachte gebeurde dit laatste met wederzijdse instemming.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt. Hij heeft namelijk in de kern consistent verklaard over de seksuele handelingen tegen zijn wil en daarbij details genoemd die zijn verhaal authentiek maken.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat de – betrouwbaar geachte – verklaring van de aangever voor wat betreft het onderdeel dat verdachte geprobeerd heeft binnen te dringen bij aangever onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Aangever heeft verklaard dat verdachte met beide handen via de achterkant in zijn broek is gegaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven blijkt dit niet. Evenmin blijkt uit dit proces-verbaal dat verdachte met zijn linkerhand – zoals getuige [getuige 1] heeft verklaard – in de broek van verdachte is gegaan. De rechtbank heeft tijdens het afspelen van de beelden op de terechtzitting evenmin kunnen waarnemen dat verdachte met zijn hand(en) in de broek van verdachte is gegaan.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat er ook overigens geen steunbewijs is voor dit onderdeel van de verklaring van de aangever, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en zal hem dan ook van dat feit vrijspreken.
De rechtbank acht gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wel bewezen dat de subsidiair tenlastegelegde seksuele handelingen, met uitzondering van het betasten van de anus van aangever, hebben plaatsgevonden.
De verklaring van aangever dat hij tegen zijn wil is betast door de verdachte vindt op essentiële punten steun in het dossier, te weten in het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de verklaring van verdachte zelf. Uit het proces-verbaal waarin de beelden zijn beschreven volgt dat verdachte aangever dwingend begeleidde naar de plantenbak en hem op de rand van de plantenbak vasthield. De camerabeelden zijn op zitting afgespeeld. De rechtbank heeft waargenomen dat aangever weinig verweer leek te kunnen bieden tegen verdachte en dat hij meerdere keren probeerde diens armen van zich af te duwen, maar dat hij hier niet toe in staat leek te zijn. Op zitting en bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij aangever heeft aangeraakt en de eerdergenoemde seksuele vragen heeft gesteld. Getuige [getuige 1] heeft gezien dat aangever angstig naar haar keek en uit de beelden blijkt dat ze aangever moest vastpakken om hem los te maken uit de greep van verdachte.
De volgende vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de wil van aangever hiertoe ontbrak.
Opzetaanranding
Opzetaanranding als bedoeld in artikel 241, eerste lid, Sr is aan de orde wanneer iemand met een persoon seksuele handelingen verricht terwijl diegene weet dat bij die persoon daartoe de wil ontbreekt.
Op basis van het dossier is duidelijk dat aangever niet was gediend van de seksuele aanrakingen en opmerkingen van verdachte. Aangever heeft hiertoe meerdere keren ‘
Nee’ en ‘
Nee, Nee, ik wil dit niet, stop’ gezegd, in zowel het Frans als in het Engels. Door niet mee te doen aan de seksuele handelingen, alsmede het feit dat hij zich probeerde te ontworstelen aan verdachte liet aangever ook met zijn lichaamstaal zien dat hij de seksuele handelingen niet op prijs stelde. Desondanks heeft verdachte zijn armen om aangever heen gehouden en aangever op een seksuele wijze aangeraakt, door aangever te betasten aan zijn borst, rug, buik en billen en door het duwen van zijn geslachtsdeel tegen de billen van aangever. Aangever stond voor verdachte en probeerde zich meerdere keren uit de greep van verdachte te bevrijden. Uit het voorgaande blijkt niet alleen dat de instemming van aangever ten aanzien van de seksuele aanrakingen ontbrak, maar ook dat verdachte wist dat de wil van aangever hiertoe ontbrak. De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk de ontbrekende wil van aangever genegeerd heeft.
Dwang en geweld
Van gekwalificeerde opzetaanranding als bedoeld in artikel 241, tweede lid, Sr is sprake als de hiervoor bedoelde opzetaanranding wordt ‘voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging’.
Verdachte heeft aangever dwingend begeleid naar de plantenbak en hem daar vastgehouden door zijn armen om hem heen te houden. Op de beelden is te zien dat aangever meerdere malen probeerde weg te komen en dat verdachte desondanks zijn armen om aangever heen heeft gehouden. Aangever heeft verklaard dat hij door de handelingen van verdachte verstijfde en niet de mogelijkheid had om weg te gaan. Pas toen getuige [getuige 1] aangever wegtrok bij verdachte, stopte de aanranding. Verdachte heeft gelet op deze handelingen dwang en geweld gebruikt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gekwalificeerde opzetaanranding bewezen kan worden.