Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De reactie van de rechter
5.De beoordeling
wijst het verzoek af.
Rechtbank Amsterdam
Op 15 mei 2025 heeft de rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Boender-Radder, tegen mr. M.L.S. Kalff, de rechter in een aanhangige zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 21 maart 2025, waarbij verzoekster en haar wederpartij, vertegenwoordigd door mr. F.N. Jorritsma en mr. C.O. Wenckebach, aanwezig waren. Verzoekster stelde dat de rechter tijdens de behandeling een schijn van vooringenomenheid had gewekt door bepaalde uitlatingen en de wijze waarop het proces-verbaal was opgesteld. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de subjectieve vrees van verzoekster niet voldoende was onderbouwd en dat de rechter zijn bevoegdheden correct had uitgeoefend. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mr. K.A. Brunner als voorzitter en mrs. J. Thomas en W.M. de Vries als leden, met mr. K.P.M. Smeets als griffier.