ECLI:NL:RBAMS:2025:333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
9563473 CV EXPL 21-16883
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht onder Verordening 261/2004

In deze zaak vorderden een groep passagiers compensatie van de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, na de annulering van hun vlucht op [vluchtdatum] 2019. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van [plaats 1] naar [plaats 2]. De vlucht werd geannuleerd op [vluchtdatum] om 12:10 uur (UTC), waarna de passagiers omgeboekt werden naar andere vluchten of zelf alternatief vervoer moesten regelen. De passagiers arriveerden met aanzienlijke vertraging op hun eindbestemming, variërend van 3 uur en 43 minuten tot 25 uur en 42 minuten. De vervoerder had aan één van de passagiers € 250,00 aan compensatie betaald, maar weigerde compensatie aan de overige passagiers, stellende dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De vervoerder had niet alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te beperken, en de passagiers hadden recht op compensatie op grond van Verordening 261/2004. De rechter wees de vorderingen van de passagiers toe, inclusief de kosten voor hotelovernachting en alternatief vervoer, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter R. Kruisdijk op 14 januari 2025, waarbij de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 3.250,00 aan hoofdsom aan de passagiers, met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht, en € 547,44 aan buitengerechtelijke kosten. De vervoerder werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9563473 CV EXPL 21-16883
vonnis van: 14 januari 2025
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]

allen wonende te [woonplaats 1]

5. [eiser 5]

wonende te [woonplaats 2]

6. [eiser 6]

wonende te [woonplaats 3]

7. [eiser 7]

wonende te [woonplaats 4]

8. [eiser 8]

wonende te [woonplaats 5]

9. [eiser 9]

wonende te [woonplaats 6]

10. [eiser 10]

wonende te [woonplaats 7]

11. [eiser 11]

wonende te [woonplaats 8]

12. [eiser 12]

13. [eiser 13]

beiden wonende te [woonplaats 9]

14. [eiser 14]

wonende te [woonplaats 10]
eisers
nader te noemen: de passagiers dan wel bij de achternaam indien afzonderlijk bedoeld
gemachtigde: mr. R.C. Telkamp (EU Claim)
t e g e n

Easyjet Airline Company Limited

gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 30 augustus 2021 met producties;
  • antwoord met producties;
  • repliek met producties;
  • dupliek
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op [vluchtdatum] 2019 diende te vervoeren van [plaats 1] naar [plaats 2] met vlucht [vluchtnummer] en aankomst om [aankomsttijd] uur (UTC), hierna: de vlucht.
1.2.
De vlucht is geannuleerd op [vluchtdatum] om 12:10 uur (UTC). De passagiers zijn omgeboekt naar andere vluchten van de vervoerder dan wel hebben zelf alternatief vervoer verzorgd.
1.3.
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 5] , [eiser 6] en [eiser 4] zijn met een vertraging van 21 uur en 41 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.4.
[eiser 7] en [eiser 10] zijn met een vertraging van 25 uur en 42 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.5.
[eiser 8] is met een vertraging van 22 uur en 45 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.6.
[eiser 12] en [eiser 13] zijn met een vertraging van 22 uur en 45 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.7.
[eiser 14] is met een vertraging van 21 uur en 55 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.8.
[eiser 9] is door middel van vervoer met trein en auto met een vertraging van 3 uur en 43 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.9.
[eiser 11] is door middel van vervoer met trein met een vertraging van 14 uur en 37 minuten op [plaats 3] gearriveerd.
1.10.
[eiser 11] heeft een hotelovernachting in [plaats 1] gehad en daarvoor € 41,50 betaald. De kosten van het treinticket bedroegen € 205,50.
1.11.
De gemachtigde van de passagiers heeft bij de vervoerder aanspraak gemaakt op compensatie op grond van Verordening 261/2004 wegens voornoemde vertraging.
1.12.
De vervoerder heeft aan passagier [eiser 11] € 250,00 aan compensatie betaald. De vervoerder heeft geweigerd compensatie te betalen aan de overige passagiers. De vervoerder heeft onder meer bij e-mail van 30 januari 2020 aan de gemachtigde van de passagiers meegedeeld dat de vlucht is geannuleerd wegens buitengewone omstandigheden, namelijk:
‘Air Traffic Control (ATC) regulations put in place by Euro control, due to a partial ATC system failure in France. This resulted in arrival slots in [plaats 1] .’
1.13.
De gemachtigde van de passagiers heeft in een brief van 30 maart 2020 aan de vervoerder opgenomen:
‘a general restriction imposed by ATC cannot be considered an extraordinary circumstance. This was confirmed by the Court of Amsterdam on 5 April 2012 (…)’

Vordering en verweer

2. De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 3.524,46 aan hoofdsom, waarvan € 3.250,00 aan compensatie en € 247,00 aan
kosten (zie onder 1.10. van deze uitspraak);
b. wettelijke rente over € 3.524,46 vanaf de datum van de vlucht;
c. € 547,44 dan wel € 544,50 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de
wettelijke rente;
d. de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3. De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De vervoerder voert tevergeefs aan dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van redelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening niet voorkomen had kunnen worden. Dit is niet onderbouwd door de vervoerder, zodat niet vast staat dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid. Voorts zijn niet alle redelijke maatregelen getroffen. De passagiers zijn niet omgeboekt op het snelste alternatief. De passagiers overleggen een schema met 12 alternatieve vluchten op [vluchtdatum] 2019 waaruit volgt dat de passagiers substantieel eerder, variërend tussen 7 minuten voor de geplande aankomsttijd dan wel 2 uur en 29 minuten na de geplande aankomsttijd, op de eindbestemming hadden kunnen arriveren. Ter zake van de gevorderde kosten van [eiser 11] wordt gesteld dat er geen redelijk alternatief vervoer is aangeboden waardoor [eiser 11] daar zelf kosten voor heeft gemaakt. Er heeft geen ticketrestitutie plaatsgevonden door de vervoerder. [eiser 11] heeft voorts het door de vervoerder aangeboden hotel op goede gronden geweigerd omdat het op twee uur reizen van de luchthaven lag. Tot slot is geen vervoer aangeboden van de luchthaven naar het hotel.
4. De vervoerder voert verweer en voert aan dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van redelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, niet voorkomen had kunnen worden. De buitengewone omstandigheid is ook meegedeeld aan de passagiers. De vervoerder betwist dat hij niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te beperken. Voorts voert de vervoerder verweer tegen de gevorderde kosten van [eiser 11] . De vervoerder heeft een hotel aangeboden dat op zekere afstand lag van het vliegveld maar geen twee uur, zoals [eiser 11] stelt. Tot slot is ten onrechte compensatie aan [eiser 11] uitgekeerd. Dit bedrag is onverschuldigd betaald.

Beoordeling

Redelijke maatregelen?
6. Indien de vervoerder stelt dat zich een buitengewone omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening dient er tevens beoordeeld te worden of de vervoerder redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Als de vervoerder daar niet aan heeft voldaan kan in het midden blijven of zich een buitengewone omstandigheid heeft voorgedaan. Dat is in deze zaak het geval gelet op het volgende.
7. Indien er geen plek beschikbaar is op een andere rechtstreekse of indirecte vlucht van de vervoerder dan wel een andere vervoerder waarmee de betrokken passagiers de eindbestemming minder laat hadden kunnen bereiken dan de daadwerkelijk genomen vluchten van de betrokken vervoerder, heeft de vervoerder voldaan aan de zorgvuldigheid die van hem verwacht mocht worden ter zake van het treffen van redelijke maatregelen als vorenbedoeld (HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19). Dat geldt ook in het geval het organiseren van dergelijk alternatief vervoer niet gevergd kan worden van de vervoerder (eveneens HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19). De enkele stelling dat de vervoerder de passagier heeft omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief is daartoe onvoldoende bij de onder 1.3 tot en met 1.7 opgenomen vertragingen, gelet op de gemotiveerde betwisting van de passagiers op dit punt. Gelet op de concrete alternatieven die door de passagiers zijn aangedragen had van de vervoerder verwacht mogen worden, concreet aan de hand van stukken, een onderbouwing waarom deze alternatieven niet zouden hebben geleid tot een eerdere aankomst. Dit heeft de vervoerder nagelaten. De vervoerder heeft derhalve niet aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.

Compensatie

8. Dat betekent dat het beroep van de vervoerder op dat artikel faalt en hij is gehouden tot het betalen van compensatie voor alle passagiers, ook degene(n) die zelf alternatief vervoer met de trein hebben verzorgd. Gelet op het voorgaande staat vast dat de compensatie ter zake van [eiser 11] niet onverschuldigd is betaald en is de compensatie jegens de overige passagiers toewijsbaar als hierna te melden.

Kosten hotelovernachting en alternatief vervoer

9. De gevorderde kosten ter zake van [eiser 11] zijn toewijsbaar. Ter zake van de hotelovernachting kan de kantonrechter niet vaststellen wat de reistijd is geweest vanaf de luchthaven nu partijen de naam van het aangeboden hotel niet hebben meegedeeld. De vervoerder dient echter op grond van artikel 9 lid 1 c van de Verordening vervoer aan te bieden van de luchthaven naar het hotel. Nu de vervoerder onweersproken heeft gelaten de stelling van [eiser 11] dat dit niet is geschied komen de gevorderde kosten ad € 41,50 voor de hotelovernachting, die redelijk voorkomen en zijn onderbouwd door [eiser 11] , voor toewijzing in aanmerking.
10. De vervoerder heeft niet voldaan aan de redelijke maatregelen zoals hiervoor is geoordeeld. Dat betekent dat [eiser 11] op goede gronden zelf alternatief vervoer heeft verzorgd en de kosten daarvan in dit geval kan verhalen op de vervoerder. Onweersproken is gebleven dat er geen ticketrestitutie heeft plaatsgevonden zodat er ook geen verrekening hoeft plaats te vinden. Toewijsbaar is € 205,50.
Wettelijke rente over hoofdsom
11. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over de gevorderde compensatie met ingang van de datum van de vlucht. Het betreft immers een vordering tot vergoeding van forfaitaire berekende schade, die gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade wordt geacht te zijn geleden. De wettelijke rente ter zake van de vordering van [eiser 11] wordt toegewezen met ingang van datum dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente daarover
12. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben kosten gemaakt. Daarbij is met name van belang dat uit de correspondentie volgt dat de gemachtigde niet enkel standaardsommaties heeft verzonden maar dat de gemachtigde onderzoek heeft gedaan, inhoudelijk heeft gereageerd op de brieven van de vervoerder en diens standpunten heeft weerlegd.
12. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. Toewijsbaar is € 547,44. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen nu de passagiers daarvoor onvoldoende hebben gesteld.
Proceskosten en wettelijke rente daarover
14. De vervoerder zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en de gevorderde wettelijke rente daarover worden veroordeeld als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers, met uitzondering van [eiser 11] , van:
- € 3.250,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [vluchtdatum]
2019 tot aan de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan [eiser 11] van:
- € 247,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2021 tot aan
de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van:
- € 547,44 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagiers begroot op:
exploot € 119,21
salaris € 542,00
griffierecht € 240,00
-----------------
totaal € 901,21
voor zover van toepassing, inclusief btw; te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na heden tot de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 68,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na heden tot de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder I, II, III, IV en V voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.