ECLI:NL:RBAMS:2025:2994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
13-071568-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Suceava Court in Roemenië. De opgeëiste persoon, geboren in 1983, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 april 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot het vonnis heeft geleid, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is. De rechtbank heeft ook beoordeeld of de detentieomstandigheden in Roemenië een beletsel vormen voor de overlevering. De Roemeense autoriteiten hebben garanties gegeven over de detentieomstandigheden, waaronder minimale ruimte en het recht op dagelijkse wandelingen. De rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, en staat de overlevering toe.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-071568-25
Datum uitspraak: 7 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 september 2024 door de
Suceava Court, Roemenië, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] te [plaats 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 april 2025 in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final court decision: Criminal sentence no. 667 of 09.08.2024 became final by non-appeal on 03.09.2024, file no.5921/314/2023 of Suceava local Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en elf maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft meegedeeld dat de informatie zoals opgenomen in onderdeel d) in het EAB door de opgeëiste persoon wordt betwist, maar dat hij niet beschikt over stukken ter onderbouwing van die stelling.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is. De opgeëiste persoon is namelijk aanwezig geweest op de procedure die tot c
riminal sentence no. 667/2024heeft geleid. Ten aanzien van
criminal sentence no. 484/2022is sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder a, OLW.
Oordeel van de rechtbank
Sentence 667/2024
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Dat betekent dat artikel 12 OLW niet van toepassing is op dit vonnis.
Sentence 484/2022
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van hetgeen in onderdeel d) van het EAB is vermeld stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op 9 februari 2022, 23 maart 2022 en 4 mei 2022 in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gesteld van tijd en plaats van de zitting en is geïnformeerd dat een beslissing kon worden genomen indien hij niet verscheen. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. Bovendien zijn geen objectieve stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie in het EAB onjuist is. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon is daartoe onvoldoende.
De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12 onder a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten naar Nederlands recht op:
- diefstal, door twee of meer verenigde personen,
- overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
- opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, zoals bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

5.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW

Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name gelet op de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [4]
Op 28 maart 2025 hebben de Roemeense autoriteiten, voor zover hier van belang, het volgende bericht gestuurd.
“In view of your address in file No. 780/2024/5921/314/2023 of 24.03.2025, regarding the request of the Dutch authorities, regarding the detention conditions to be enjoyed by the named [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1983, residing in [plaats 2] , sentenced to a sentence of 2 years and 11 months of imprisonment), in the event that he would be handed over in Romania, we inform you of the following:
If the person deprived of liberty is handed over to the Romanian authorities at Bucharest Henri Coandă Airport,he will initially be deposited in the Bucharest­Rahova Penitentiary in order to undergo quarantine, for a period of 21 days, in a room that will provide a minimum space of 3 sqm.
Every person deprived of liberty during quarantine and observation is guaranteed the right to a daily walk for 2 hours. Moreover, each detainee was provided with a series of activities to choose from, thus creating the possibility to spend a much longer period outside the detention room, if he chose to participate.
(…)
Given the amount of the sentence, he will most likely serve his custodial sentence initially undersemi-open regime. At the same time, given his residence, most likely, for the beginning, he will serve his sentence inBotoșani Penitentiary.
(…)
In the event that the appointee is assigned to serve the sentence underthe open regime, he will most likely remain in the custody ofBotoșani Penitentiary.
Mr. [opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters for the entire duration of the sentence execution, with the exception of assignment within the open regime, during which he will benefit from 4 square meters, including the bed and associated furniture,without including the space designated for the sanitary facilities, the number of detainees being configured in relation to the area of the room. Each detainee will be provided with a individual bed equipped with the specific bedding.
Persons deprived of liberty in thequarantine and observation periodwithin the Bucharest - Rahova Prison are ensured the right to a daily walk of2 hours.
Within the semi-open regime, the doors of the rooms are open throughout the day. They have access throughout the day, based on a program approved by the unit's management, to the exercise yards equipped with specially arranged places for smoking.
Within the open regime, the cell doors are permanently open, except for the time intervals necessary for serving meals or carrying out administrative activities (organizing and conducting the roll call, ether exceptional situations). They have unlimited access to the exercise yards provided with specially arranged places for smoking.
(…)
Given the perspective of implementing the measures included in the ''Action Plan for the period 2020 -2025, developed for the execution of the pilot judgment Rezmives and others v. Romania, and the judgments delivered in the Bragadireanu v. Romania group of cases", as well as the current number of inmates held by the National Administration of Penitentiaries, following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees that, throughout the execution of the sentence, including the bed and associated furniture,excluding the space dedicated to the sanitary facilities, the detainee will benefit from a minimum individual space as follows:• 3 sq m during the quarantine and observation period;• 3 sq m during the period of pre-trial detention;• 3 sq m in case of serving the sentence in a maximum security regime;• 3 sq m in case of serving the sentence in a closed regime;• 3 sq m in case of serving the sentence in a semi-open regime;• 4 sq m in case of serving the sentence in an open regime.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich niet over de detentieomstandigheden en de detentiegarantie uitgelaten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie voldoende is om het gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest voor de opgeëiste persoon na zijn overlevering weg te nemen.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 225 en 311 Wetboek van Strafrecht, artikel 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Suceava Court, Roemenië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. Westerman en L.F. Bögemann, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder meer rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:20 16:2630).
5.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.