ECLI:NL:RBAMS:2025:2986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
13-058776-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel, met beoordeling van detentieomstandigheden en genoegzaamheid van het EAB

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 mei 2025 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Polen, is momenteel gedetineerd in Nederland en wordt beschuldigd van strafbare feiten volgens Pools recht. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 april 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De raadsvrouw betwistte de genoegzaamheid van het EAB, met name met betrekking tot de specificiteit van de pleegdatum van de strafbare feiten. De officier van justitie stelde echter dat het EAB voldoende informatie bevatte. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat de detentieomstandigheden in Polen, hoewel zorgwekkend, niet voldoende waren om de overlevering te weigeren. De rechtbank concludeerde dat er geen individuele reële gevaren waren voor de opgeëiste persoon en dat de overlevering kon worden toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-058776-25
Datum uitspraak: 7 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 december 2023 door
the Circuit Court in Opole, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] te [plaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 april 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J.M. Graat, advocaat in Amsterdam, die waarneemt voor mr. R. Malewicz, eveneens advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij in ieder geval de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable decision on provisional arrest of the Katowice - Wschód District Court in Katowice of 04 May 2023, Reference file Sygn. akt IV Kp 289/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB niet genoegzaam is ten aanzien van feit 1. In de beschrijving staat als pleegdatum slechts genoemd dat het gaat om een ‘onbepaalde datum in november 2022’. Mede met het oog op de waarborging van het specialiteitsbeginsel voldoet deze beschrijving niet aan de vereisten in artikel 2 OLW. De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om de overlevering voor het eerste feit te weigeren. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is, ook ten aanzien van feit 1. Uit de omschrijving van feit 1 blijkt voldoende specifiek wanneer het strafbare feit door de opgeëiste persoon zou zijn gepleegd, namelijk in de maand november 2022. Er is geen jurisprudentie waaruit blijkt dat deze aanduiding van de pleegdatum
onvoldoende specifiek is en in strijd met het specialiteitsbeginsel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Uit de omschrijving van feit 1 blijkt wanneer het strafbare feit door de opgeëiste persoon zou zijn gepleegd, namelijk in de maand november 2022. Naar het oordeel van de rechtbank is deze omschrijving voldoende specifiek, waardoor het EAB genoegzaam is en naleving van het specialiteitsbeginsel gewaarborgd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om de Poolse autoriteiten hierover vragen te stellen.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW

5.1
Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
5.2
Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden inremand regimes
Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld [6] dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
In het kader van dit onderzoek heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (
hierna: IRC) op
10 maart 2025 de volgende nadere vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten:
“With regard to the European Arrest Warrant (EAW) issued on 21.12.2023, with reference III Kop 47/23, concerning [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ), I would like to ask you to provide me with some additional information.
I.
On 05.06.2024 the Court of Amsterdam ruled that there is a general real risk of violation of fundamental rights for remand prisoners in Poland.
Subsequently, on 06.06.2024 the Court of Amsterdam requested the following information:
1. Will the requested person have the opportunity to participate in activities in the remand prison?
2. If so, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
3. Does the requested person always have to ask permission beforehand if he wants to get in contact with the outside world by using the telephone and by receiving visitors?
4. If so, how long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors?
5. How many square meters personal space (excluding sanitary facilities) will the requested person have in a multi-occupancy cell?
I would like to refer to the considerations of the Court in the document attached to this e-mail (Annex I).
Subsequently, on 17.07.2024 and 27.08.2024 in another Polish surrender procedure the Polish authorities provided us with answers to the aforementioned questions. Please find them attached to this e-mail (Annex II and Annex III).
Subsequently, on 01.10.2024 the Court of Amsterdam ruled on the answers and considered the number of hours a detainee can spend outside of his cell each day to be insufficient (the answer to question 2). Furthermore, the Court ruled that it is unclear how long the procedure will take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors (the answer the question 4), which the Court considers an additional aggravating factor.
Therefore, by judgment of 01.10.2024 (Annex IV), the Court of Amsterdam refused the surrender of this requested person to Poland.
II.
Given the aforementioned, I would like to ask you to provide me with the following information.
A. In which remand prison will [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
B. Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex II and Annex III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable to [opgeëiste persoon] ?
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to [opgeëiste persoon] in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary
facilities) in a multi-occupancy cell?
D. If [opgeëiste persoon] chooses to participates in all activities offered to him in the remand prison as meant in question A, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?”
De Poolse autoriteiten hebben bij brieven van 21 maart 2025 en 26 maart 2025 de door het IRC op 10 maart 2025 geformuleerde vragen, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
De brief van 21 maart 2025:

1) In response to the questions contained in the email correspondence of March 10, 2025. I would like to kindly inform you that in the case of transfer of the prosecuted [opgeëiste persoon] , he will be incarcerated in accordance with the districtization in the Remand Prison in Tarnowskie Góry, and furthermore I would like to point out that according to the information provided by the administration of the Remand Prison in Tarnowskie Góry, based on the current legal regulations, an inmate (convict, temporary detainee, punished) is provided with at least 3 sq. m. of space in a residential cell during his stay in custody, while a residential cell does not include a sanitary room. Detainees in the Remand Prison in Tarnowskie Góry may, for example, enjoy the following activities/forms of leisure outside the residential cell:
- walking (1 hour per day);
- Day care center activities (depending on reported needs);
- religious services (depending on reported needs);
- ongoing discussions with educators, psychologists
(...)
The time of stay outside the residential cell is no less than 2 hours a day (walking and common room).
At the same time, it informs you that the information in Annex II and III also applies to [opgeëiste persoon] . In the information sent to you previously, it was indicated that the authority at whose disposal the detainee remains - recognizes and issues an order for permission for the detainee to use the telephone apparatus and permission for visitation without delay, which means that such a request should be recognized as soon as possible, without undue delay. Thus, the provisions of the law in this regard do not provide a specific timeframe for the recognition of the request, obliging such a request to be recognized without delay, and therefore to be treated as a priority, in the first place.
The court further informs that in accordance with Article 112 of the Executive Penal Code, a convict enjoys the rest necessary for his health, in particular the right to at least one hour of walking and eight hours of sleep per day.
De brief van 26 maart 2025:
“In response to your letter of 10 March 2025 (…) In response to question A, I would like to inform you that once the suspect, [opgeëiste persoon] , has been surrendered to the Republic of Poland, he will remain at the disposal of the Circuit Prosecutor's Office in Katowice and will therefore be remanded in the Remand Centre in Myslowice (…) or Remand Centre in Tarnowskie Góry (…).
In response to question B, I would like to inform you that once the suspect [opgeëiste persoon] is placed in a remand centre, he will have the opportunity to participate in activities organised by the indicated penitentiary units. The following activities are available to incarcerated outside their residential cell: walking (1 hour per day), activities in the community room (1 hour per day), the possibility to attend religious services (depending on the needs), ongoing discussions with educators and psychologists depending on the needs), the possibility to use the prison library, participation in cultural-and-educational and sporting activities, participating in visits with a next of kin, use of a charge-a-call telephone.
In response to question C, I would like to inform you that in the Remand Centre in Tarnowskie Góry [Areszt Śledczy w Tarnowskich Górach] the persons under temporary arrest are provided with at least 3 square meters of living space, not including the sanitary room. As regards personal space at the Remand Centre in Myslowice [Areszt Śledczy w Myslowicach], the incarcerated are provided with at least 4 square meters of space, not including sanitary facilities.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Poolse autoriteiten gegeven detentiegarantie onvoldoende is om het individuele gevaar van de opgeëiste persoon op het algemene reële gevaar van schending van grondrechten weg te nemen. Uit de detentiegarantie van 21 maart 2025 en 26 maart 2025 volgt dat voor telefoongesprekken en bezoek toestemming moet worden gevraagd. Echter volgt niet duidelijk hoe vaak de opgeëiste persoon met naasten mag telefoneren, bezoek mag ontvangen en hoe lang de toestemmingsprocedure duurt. Ook blijkt uit de aanvullende informatie niet hoe de cellen zijn ingericht in de twee detentiecentra waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering waarschijnlijk wordt geplaatst. In het bijzonder is er geen informatie beschikbaar over hoeveel vierkante meter het meubilair in de cel in beslag neemt. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon tenminste drie vierkante meter individuele ruimte, zonder sanitair en meubilair, tot zijn beschikking heeft. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om bij de Poolse autoriteiten aanvullende informatie op te vragen over de inrichting van de cel en de toestemmingsprocedure ten aanzien van contact met de buitenwereld, ten behoeve van de vraag of er sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van de grondrechten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Poolse autoriteiten gegeven detentiegarantie voldoende is om het individuele gevaar van de opgeëiste persoon op het algemene reële gevaar van schending van grondrechten na zijn overlevering weg te nemen. Uit de aanvullende informatie blijkt dat een aanvraag voor telefoneren of bezoek
as soon as possible, without undue delaywordt erkend. Uit de informatie blijkt ook dat de informatie in Annex II en III ook geldt voor de opgeëiste persoon. Er is geen jurisprudentie waaruit blijkt dat naast het sanitair ook het meubilair dient te worden meegenomen in de berekening van het aantal vierkante meters individuele ruimte. Bovendien zijn door de raadsvrouw geen stukken overlegd, of is op andere wijze aannemelijk geworden, dat in de Poolse detentiecentra in het algemeen en in het
Remand Centre in Tarnowskie Góryen het
Remand Centre in Myslowicesprake is van overmeubilering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van voornoemde individuele garantie van 21 maart 2025 en 26 maart 2025 vast dat de opgeëiste persoon na overlevering een persoonlijke celruimte van minimaal drie vierkante meter in
the Remand Prison in Tarnowskie Góry, exclusief sanitair, in een meerpersoonscel ter beschikking zal staan. In
the Remand Centre in Myslowicezal de opgeëiste persoon over minstens vier vierkante meter
personal spacebeschikken. Voor zover de opgeëiste persoon in
the Remand Prison in Tarnowskie Góryzal worden gedetineerd, stelt de rechtbank op basis van de individuele garantie tevens vast dat de opgeëiste persoon ten minste één uur per dag kan wandelen en één uur per dag kan meedoen met activiteiten in de gemeenschappelijke ruimte en daarnaast kan deelnemen aan culturele en educatieve activiteiten. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in ieder geval is gegarandeerd dat hij ten minste twee uur per dag buiten zijn cel mag verblijven in die instelling.
De rechtbank stelt verder vast dat zij niet over informatie beschikt waaruit blijkt dat sprake is van andere slechte materiële detentieomstandigheden. In het bijzonder blijkt uit de individuele garantie dat een aanvraag voor telefoneren of bezoek “
as soon as possible, without undue delay”wordt erkend en dat de informatie in Annex II en III ook geldt voor de opgeëiste persoon. Door de raadsvrouw zijn verder geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit blijkt dat in de Poolse detentiecentra in het algemeen en in het
Remand Centre in Tarnowskie Góryen het
Remand Centre in Myslowicein het bijzonder sprake is van omstandigheden die maken de opgeëiste persoon na zijn overlevering feitelijk zou beschikken over minder dan drie vierkante meter individuele ruimte.
Voormelde individuele garanties van 21 maart 2025 en 26 maart 2025 zijn gelet op het voorgaande voldoende om het algemene reële gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen staan dus niet in de weg aan het toestaan van de overlevering. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden en hierover nadere vragen te stellen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Opole, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. Westerman en L.F. Bögemann, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
6.Rechtbank Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311