ECLI:NL:RBAMS:2025:2911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
13/404630-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met verdedigingsrechten

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de veroordeling, en dat hij niet op de hoogte was van de zitting. Dit leidt tot de conclusie dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing is, aangezien de verdachte zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de detentie van de opgeëiste persoon opgeheven. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/404630-24
Datum uitspraak: 18 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 24 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 december 2023 door
The Circuit Court in Tarnobrzeg,
the Second Criminal Divisionin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 2001
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J.N. Hameleers, advocaat te Roermond en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Decision of the District Court in Mielec of 4 March 2022 in case file II Ko 2648/21 on the matter of ordering the execution of a penalty of deprivation of liberty adjudicated by the judgment of the District Court in Mielec of 23th February 2021 in case file no. TI K 784/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van een jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden en vier dagen.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
Bij vonnis van 23 februari 2021 van
the District Cour in Mielecmet kenmerk II K 784/20 is de opgeëiste persoon veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaar.
Bij beslissing van 4 maart 2022 van
the District Court in Mielecmet kenmerk II Ko 2648/21 is de in eerste instantie voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf omgezet naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De hierboven genoemde beslissing tot omzetting heeft plaatsgevonden omdat de opgeëiste persoon een in zaak II K 784/20 opgelegde geldboete niet heeft betaald en omdat hij gedurende de in vonnis II K 784/20 vastgestelde proeftijd is veroordeeld bij:
-
summary judgment(
wyrok nakazowy) [4] van 24 augustus 2021 (definitief op 1 september 2021) van
the District Court in Mielecmet kenmerk II K 379/21 en
- bij vonnis van
the District Court in Mielecvan 22 december 2021 met kenmerk II K 595/21.
Vonnis II K 784/20
Standpunt raadsman
De opgeëiste persoon is niet bij het proces verschenen en is niet officieel in kennis gesteld van het tijdstip van de zitting. Op grond hiervan is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing en dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
De rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW nu de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen en is gewezen op de consequenties als hij deze niet zou naleven.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste person niet is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit van 12 februari 2025 staat vermeld dat de opgeëiste persoon gedurende de
pre-trial proceedingsop 2 oktober 2020 is geïnformeerd over zijn verplichting om elke adreswijziging door te geven en dat hij is gewezen op de consequenties bij het niet voldoen aan deze verplichting.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat, terwijl de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces, hij al dan niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces en dat hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
Beslissing tot omzetting II Ko 2648/21
De beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]
Triggerend vonnis II K 595/21
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [6] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit, die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
Zoals in de inleiding beschreven heeft dit vonnis mede geleid tot de beslissing tot omzetting van 4 maart 2022 en moet deze procedure worden getoetst aan artikel 12 OLW.
Uit het op 3 maart 2025 door de Poolse autoriteiten verstrekte d)- formulier voor onder andere deze procedure blijkt echter dat de opgeëiste persoon het proces dat tot het vonnis heeft geleid in persoon heeft bijgewoond. Artikel 12 OLW vindt dan ook geen toepassing.
Triggerende strafbeschikking II K 379/21
Standpunt raadsman
De opgeëiste persoon is niet verschenen bij het proces dat tot de veroordeling heeft geleid.
Uit de aanvullende informatie blijkt niet dat is voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel
12 OLW. De rechtbank kan niet afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aangezien verdachte zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen. Op grond hiervan dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
Van deze procedure kan niet worden vastgesteld of deze voldoet aan de vereisten van artikel 12 OLW, maar dat vormt geen beletsel voor overlevering.
Immers, de beslissing tot omzetting heeft plaatsgevonden omdat de opgeëiste persoon de in vonnis II K 784/20 opgelegde geldboete niet heeft betaald en omdat er in de proeftijd twee vonnissen tegen de opgeëiste persoon zijn gewezen. Het staat vast dat de opgeëiste persoon de aan hem opgelegde geldboete niet heeft betaald en dat hij aanwezig is geweest bij de veroordeling met kenmerk II K 595/2. Het zou te ver voeren als de procedure van de veroordeling II K 379/21 ook aan artikel 12 OLW moet worden getoetst. Artikel 12 OLW vormt dan ook geen beletsel tot overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De strafbeschikking heeft mede geleid tot de beslissing tot de omzetting van 4 maart 2022 en moet om die reden worden getoetst aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de strafbeschikking heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het op 3 maart 2025 door de Poolse autoriteiten verstrekte d)- formulier voor onder andere deze procedure blijkt, dat er tegen de opgeëiste persoon een strafbeschikking (
Wyrok Nakazowy)is opgelegd, zonder dat daar een zitting aan vooraf is gegaan en zonder dat de opgeëiste persoon voor deze zitting is opgeroepen. Een instructie hoe bezwaar in te stellen tegen deze strafbeschikking en de strafbeschikking zelf zijn naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verzonden. Deze konden niet aan de opgeëiste persoon worden betekend en zijn niet door hem opgehaald van het postkantoor.
Uit de stukken volgt niet of de opgeëiste persoon daadwerkelijk bekend was met de procedure en of hij in deze procedure een adresinstructie heeft ontvangen.
De rechtbank kan daarom ook niet vaststellen of hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op 20 maart 2025 verstrijkt.
Gelet hierop is aanhouding van de behandeling van het EAB om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen, niet meer mogelijk. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon hiervan niet de dupe mag zijn en zal daarom de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The Circuit Court in Tarnobrzeg, the Second Criminal Division(Polen).
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L. Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.In het Nederlands vertaald is dit een strafbeschikking, zie uitspraak van 25 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4253
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
6.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (