ECLI:NL:RBAMS:2025:2904

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11528841 WM VERZ 25-1216
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een sanctie opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door betrokkene tegen een sanctie die was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene werd verweten dat zij tijdens het fietsen een mobiel elektronisch apparaat, in dit geval een telefoon, in haar hand had vastgehouden. De gedraging was geconstateerd op 18 april 2023. Betrokkene stelde dat haar telefoon aan een koord om haar nek hing en dat zij slechts met haar vingers het scherm had aangeraakt om te navigeren. Ze betwistte de bevoegdheid van de verbalisant en voerde aan dat de afhandeling van haar bezwaar door de officier van justitie niet correct was verlopen.

Tijdens de openbare zitting op 11 april 2025 heeft betrokkene haar standpunt toegelicht, waarbij haar partner ook aanwezig was. De verbalisant had in zijn verklaring duidelijk gemaakt dat betrokkene haar telefoon in haar hand vasthield terwijl zij fietste. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. Betrokkene's verweer werd als onaannemelijk beschouwd, en de kantonrechter concludeerde dat er geen gerede twijfel bestond over de bevoegdheid van de verbalisant.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de opgelegde sanctie gerechtvaardigd was. Betrokkene werd gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden werd voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. R. Kruisdijk
zaaknummer: 11528841 WM VERZ 25-1216
beslissing van: 11 april 2025
func.: 58136
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 11 april 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 2 mei 2024 en is gericht tegen de beslissing van 5 april 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 28 april 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is bij de zitting verschenen. Aan haar is de cautie verleend. Ook is haar partner, de heer [naam] , bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Betrokkene wordt verweten dat de bestuurder van een fiets tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vastgehouden. Deze gedraging is geconstateerd op 18 april 2023 om 19:26 uur op het [locatie] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Betrokkene heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij geen mobiel elektronisch apparaat in de hand heeft vastgehouden. Betrokkene stelt dat haar mobiel via een koord aan haar nek hing, waarbij zij het apparaat in gebruik had om te navigeren. Betrokkene heeft een enkele keer tijdens het rijden het scherm met haar vingers aangeraakt. Voorts voert betrokkene aan dat de door de politieambtenaar opgeschreven verklaring namens betrokkene, niet klopt. De verbalisant heeft gedurende het hele gesprek op geen enkel moment gevraagd om een verklaring. Verder is betrokkene benadeelt door een foutieve afhandeling van het bezwaar door de officier van justitie. Betrokkene heeft twijfels over de totstandkoming van de bevoegdheid van de politieambtenaar en of de ambtenaar daarmee bevoegd is geweest tot vaststelling van de gedraging en tot het geven van een sanctie. De officier van justitie heeft geen stukken overgelegd omtrent deze bevoegdheid. Daarnaast stelt betrokkene dat het van belang is dat een officier van justitie het bezwaar correct en secuur behandeld. Nu dit niet is gebeurd, is betrokkene in haar initiële stap van bezwaar benadeeld. Ten slotte voert betrokkene aan dat zij geen foto heeft ontvangen die de verbalisant mogelijk zou hebben gemaakt.
4. Ter zitting heeft betrokkene het beroepschrift nader toegelicht. De partner van betrokkene heeft ter zitting naar voren gebracht dat de pleeglocatie een druk gebied is, en dat betrokkene niet de enige was die op dat moment werd staande gehouden. Hierdoor is het mogelijk dat de waarneming van de verbalisant niet klopt.
5. Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, waarin duidelijk wordt toegelicht dat betrokkene haar telefoon in haar hand vasthield terwijl zij aan het fietsen was. Derhalve kan de gedraging worden vastgesteld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. In het dossier bevindt zich een zaakoverzicht. In de toelichting hiervan verklaart de verbalisant:
‘Ik, verbalisant, bevond mij op dat moment op straat/plaats. Hier zag ik verbalisant, dat de genoemde betrokkene zijn mobiele telefoon in zijn hand hield, tijdens dat de betrokkene de fiets bestuurde op een voor het verkeer openstaande weg.’
8. Betrokkene is staande gehouden en de cautie verleend. Bij de staandehouding heeft betrokkene het volgende verklaard
: ‘Dat wist ik echt niet, ik weet dat je niet mag bellen en praten.’
9. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van betrokkene – dat zij haar mobiel met een koord om haar nek droeg en slechts enkele keren met haar vingers het scherm aanraakte – onaannemelijk is, gelet op de manier waarop een aan een koord hangende mobiel doorgaans gepositioneerd is. Op grond van de verklaring van de verbalisanten, waarin zij verklaren dat betrokkene de mobiele telefoon met de hand heeft vastgehouden, blijkt voldoende dat de gedraging is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Deze verklaring hoeft niet nader ondersteund te worden met bewijs in de vorm van een foto of iets dergelijks. Dat de door de verbalisant opgetekende verklaring namens betrokkene mogelijk onjuist zou zijn, doet hier niets aan af. Dit verandert immers niets aan de waarneming van de verbalisant bij het vaststellen van de overtreding.
10. Verder betwist betrokkene de bevoegdheid van de verbalisant. Volgens de kantonrechter heeft als uitgangspunt te gelden dat de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd daartoe bevoegd en bekwaam was, tenzij hetgeen betrokkene daaromtrent heeft aangevoerd daarover gerede twijfel doet ontstaan. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake.
11. Op basis van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de opgelegde sanctie gerechtvaardigd is en niet onterecht aan betrokkene is opgelegd. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden bieden geen grond voor matiging van het sanctiebedrag. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.