ECLI:NL:RBAMS:2025:2738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
AMS 24/6660
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van extra kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van extra kinderbijslag over het jaar 2022. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft op 25 april 2025 besloten om de kinderbijslag te herzien en een bedrag van € 2.298,28 terug te vorderen, omdat eiseres en haar ex-partner nog als fiscale partners worden aangemerkt. Eiseres betwist dit, omdat zij niet meer samenwoont met haar ex-partner en stappen heeft ondernomen om te scheiden. De rechtbank heeft op 21 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar dochter aanwezig waren, maar de gemachtigde van de Svb zich had afgemeld.

De rechtbank oordeelt dat eiseres en haar ex-partner nog steeds fiscaal partners zijn, omdat er geen bewijs is dat er een verzoek tot echtscheiding is ingediend. De rechtbank wijst erop dat de wetgeving bepaalt dat echtgenoten als fiscale partners worden aangemerkt, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat zij en haar ex-partner niet meer als zodanig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de Svb op goede gronden heeft gehandeld bij de herziening en terugvordering van de kinderbijslag.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter C.F. de Lemos Benvindo en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/6660

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Hoebba),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van het extra ontvangen bedrag aan kinderbijslag over het jaar 2022.
1.1.
Met het besluit van 25 april 2025 heeft de Svb de kinderbijslag herzien en een bedrag van € 2.298,28 teruggevorderd. Met het bestreden besluit van 23 september 2024 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij dat besluit gebleven. Volgens de Svb zijn eiseres en de heer [naam] (hierna: [naam] ) fiscale partners, omdat zij met elkaar getrouwd zijn. Beiden hebben zij meer dan € 5.219,- aan uitkeringen ontvangen en op basis van de Algemene kinderbijslagwet (Akw) voldoet eiseres dan niet aan de voorwaarden voor extra kinderbijslag. [1]
1.2.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, eiseres’ dochter [naam] en de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde van de Svb heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres betoogt dat zij en [naam] geen fiscaal partners meer zijn. Zij woont niet meer samen met [naam] , haar ex-partner, er is geen gezamenlijke huishouding en er zijn stappen ondernomen om te gaan scheiden. Door omstandigheden is de procedure nog niet voortgezet. Eiseres is daarnaast ook afhankelijk van de extra kinderbijslag om de zorgkosten van haar thuiswonende kind met een intensieve zorgbehoefte te betalen. [naam] betaalt geen alimentatie en verzorgt hun kind ook niet.
2.1.
Echtgenoten worden op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) als fiscaal partner aangemerkt [2] , tenzij een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is ingediend én de echtgenoten niet op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen of één van de echtgenoten in het buitenland staat ingeschreven. [3]
2.2.
De rechtbank stelt vast dat het dossier alleen een conceptverzoek tot echtscheiding bevat, maar dat er geen bewijs is dat het verzoek bij de rechtbank is ingediend. De rechtbank maakt uit de toelichting van eiseres op de zitting op dat deze nog altijd niet is ingediend. Eiseres is dus nog steeds gehuwd en nu er nog geen verzoek tot echtscheiding is ingediend, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres en [naam] nog steeds fiscaal partner zijn.
2.3.
Voor zover eiseres een beroep op het evenredigheidsbeginsel heeft gedaan, kan dit ook niet slagen. De Awr is een wet in formele zin. De wetgever heeft bewust gekozen om de materiële toets of sprake is van duurzaam gescheiden leven van gehuwden te laten vervallen en de fiscale behandeling van gehuwden die stappen zetten om het huwelijk te beëindigen afhankelijk te maken van objectieve criteria. [4] Omdat zich in dit geval geen bijzondere omstandigheden voordoen die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of toepassing van het partnerbegrip zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege zou moeten blijven. [5]
2.4.
De Svb is, gelet op het bovenstaande, op goede gronden overgegaan tot de herziening en de terugvordering van extra kinderbijslag.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 7a, tweede lid.
2.Zie artikel 5a, eerste lid, onder a, van de Awr.
3.Zie artikel 5a, vierde lid, van de Awr.
4.Zie Kamerstukken II 2009/10, 32 130, nr. 3, p. 35, Fiscale vereenvoudigingswet 2010.
5.Zie de uitspraak van de RvS van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.