ECLI:NL:RBAMS:2025:2616

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/13/757833
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering schadevergoeding vanwege tekortkoming schenkingsovereenkomst dan wel onrechtmatige daad

In deze zaak vordert eiseres schadevergoeding van gedaagde op basis van een vermeende schenkingsovereenkomst met betrekking tot een auto. Eiseres stelt dat gedaagde op 3 november 2021 de auto aan haar heeft geschonken, maar gedaagde betwist dit en stelt dat de auto in bruikleen is gegeven. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De feiten tonen aan dat gedaagde in oktober 2020 een auto heeft aangeschaft op naam van zijn bedrijf, Grey Advice, en deze auto op 11 november 2020 aan eiseres heeft afgeleverd. Gedaagde heeft later een leaseovereenkomst afgesloten voor de auto zonder medeweten van eiseres, wat leidde tot de inbeslagname van de auto na het faillissement van zijn bedrijf. Eiseres heeft gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door het verlies van de auto. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat er een schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/757833 / HA ZA 24-1126
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.M. Duijvestijn,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L. Hennink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 september 2024 met producties;
  • de conclusie van antwoord met productie;
  • het tussenvonnis van 8 januari 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 maart 2025 met de daarin genoemde stukken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben elkaar in 2018 leren kennen en in de jaren daarna hebben zij elkaar met tussenpozen gezien en via WhatsApp contact met elkaar gehad.
2.2.
In oktober 2020 heeft [gedaagde] via WhatsApp aan [eiseres] laten weten dat hij een auto voor haar zal regelen. Partijen hebben daarna hier meermaals over gecorrespondeerd.
2.3.
[gedaagde] heeft op naam van zijn bedrijf, Grey Advice B.V (hierna: Grey Advice), een Mercedes A200 gekocht (hierna: de auto) op afbetaling. Het kenteken van de auto is tevens op naam van Grey Advice gezet.
2.4.
Op 11 november 2020 is de auto met twee sleutels afgeleverd bij [eiseres] . Zij heeft de auto vanaf dat moment in gebruik gehad.
2.5.
Bij WhatsApp-bericht van 9 november 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] laten weten:
“(..)
Ehm. Kan ik me niet herinneren. Als ik dat had geweten dan had ik dat gegeven in plaats van de auto.(..)” en:
“(..)
Ik vind eigenlijk niet dat je daar in had moeten vragen nog als je een auto van 35k krijgt.(..)”
2.6.
In verband met financiële problemen van zijn bedrijf heeft [gedaagde] op 23 februari 2023 namens Grey Advice een financiële lease(huurkoop)overeenkomst voor de auto afgesloten. In de leaseovereenkomst staat dat de auto voorwaardelijk eigendom van Grey Advice wordt, onder de opschortende voorwaarde van betaling van de leaseprijs.
2.7.
Met ingang van 18 juli 2023 is het bedrijf Grey Advice in staat van faillissement verklaard.
2.8.
Bij WhatsApp-bericht van 25 augustus 2023 heeft [gedaagde] , voor zover relevant, het volgende aan [eiseres] laten weten:
“(..)
Ik ben echt alles kwijt, maar het probleem is dat er een curator is aangesteld. Alle voertuigen zijn al ingeleverd behalve die van jou. Omdat die dus op naam van Grey Advice staat en ik geen vorderingen heb waar ik het mee kan verrekenen, moet ik die auto van jou inleveren. (..)”en:
“(..)
Ik beloof je dat ik het over 2 jaar ofzo een zelfde auto regel die is afbetaald (belofte maakt schuld) maar voor nu moet die auto ingeleverd worden. Ben al meer dan een maand aan het bedenken hoe ik dit kan oplossen maar ik mag niks lenen en het bedrag dat nu nog open staat is meer dan 30.000 euro. Dus als je het leasecontract over wilt nemen, dan mag dat maar anders moet ik die auto terug hebben.(..)”
2.9.
In augustus 2023 heeft [eiseres] telefonisch aan [gedaagde] verzocht om een schuldbekentenis te ondertekenen. [eiseres] heeft deze schuldbekentenis op 31 augustus 2023 naar [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft op 13 september 2023 laten weten dat hij hier niet mee akkoord gaat. Hij heeft [eiseres] verzocht om de auto bij hem in te leveren, zodat hij dit verder kan afwikkelen met de curator. [eiseres] heeft laten weten dat zij hier niet mee instemt.
2.10.
In oktober 2023 heeft de leasemaatschappij contact met [eiseres] opgenomen en haar laten weten dat de auto bij de curator moet worden ingeleverd.
2.11.
Op 23 december 2023 heeft de politie, naar aanleiding van de aangifte van de leasemaatschappij, de auto ingenomen. Later heeft [eiseres] de sleutels van de auto per post naar de leasemaatschappij verzonden.
2.12.
De advocaat van [eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 6 maart 2024 aansprakelijk gesteld en gesommeerd om een bedrag van € 29.764,54 binnen veertien dagen te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
  • € 31.317,87, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 maart 2024,
  • de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente,
  • de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft op 3 november 2021 de auto aan [eiseres] geschonken. Desondanks heeft hij op 23 februari 2023, zonder haar medeweten, de leaseovereenkomst afgesloten voor de auto, waardoor na het faillissement van de onderneming van [gedaagde] , [eiseres] de auto aan de leasemaatschappij moest afstaan. Hiermee is [gedaagde] zijn verplichtingen uit de schenkingsovereenkomst niet deugdelijk nagekomen en kan hij die ook niet meer nakomen. Voor zover geen sprake is van wanprestatie, heeft [gedaagde] hiermee onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. In beide gevallen moet [gedaagde] een schadevergoeding aan [eiseres] betalen. De schade bedraagt de dagwaarde van de verloren auto van € 24.300,- en daarnaast de kosten van € 7.017,87 die [eiseres] heeft moeten maken om bij een derde een auto te leasen voor de periode vanaf september 2023 tot en met september 2024, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen en wil dat de vorderingen worden afgewezen.
3.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. [gedaagde] betwist dat de auto aan [eiseres] is geschonken. Subsidiair dient de schenkingsovereenkomst te worden vernietigd, omdat deze tot stand is gekomen op basis van bedrog, dan wel misbruik van omstandigheden. Verder betwist [gedaagde] de hoogte van de schade.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Primair en subsidiair
4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] sinds 11 november 2020 de auto in gebruik (ook wel bruikleen) heeft gegeven aan [eiseres] en dat [eiseres] de auto tot en met 23 december 2023 onafgebroken in gebruik heeft gehad. De vraag is of [gedaagde] op enig moment de auto aan [eiseres] heeft geschonken. De rechtbank komt tot oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] de auto aan haar heeft geschonken en wijst daarom de vorderingen van [eiseres] af. Hierna wordt toegelicht hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
Toetsingskader totstandkoming schenkingsovereenkomst
4.2.
Een schenkingsovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Uit artikel 7:175 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een tot een bepaalde persoon gericht schenkingsaanbod als aangenomen geldt, wanneer deze na ervan kennis te hebben genomen het niet meteen heeft afgewezen. De vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, is een vraag van uitleg die dient plaats te vinden aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. [1] Daarbij komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden.
Bewijslast bij [eiseres]
4.3.
Omdat [eiseres] zich bij haar vorderingen op een schenkingsovereenkomst beroept en daaraan rechtsgevolgen verbindt, rust de stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast dat er sprake is van een schenking op [eiseres] .
4.4.
Volgens [eiseres] zou de bruikleen op 3 november 2021 door [gedaagde] zijn omgezet in een schenking.
4.5.
[gedaagde] betwist dat hij een aanbod tot schenking heeft gedaan. Hij stelt dat het zijn intentie was dat zolang zij met elkaar omgingen, [eiseres] de auto kon gebruiken. Ook voert hij aan dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om een auto met een waarde van € 35.000,- aan [eiseres] te schenken. Nu [gedaagde] betwist dat hij de auto heeft geschonken, ligt het op de weg van [eiseres] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat hij dit schenkingsaanbod wel heeft gedaan. Hier is zij niet in geslaagd, zoals blijkt uit het volgende.
Geen schenking
4.6.
Allereerst stelt [eiseres] dat partijen op de bewuste datum van 3 november 2021 in een hotel mondeling hebben afgesproken dat de aanvankelijk in bruikleen gegeven auto door [gedaagde] wordt omgezet in een schenking van de auto als verjaardagscadeau voor [eiseres] . Deze stelling, die [gedaagde] heeft betwist, wordt alleen ondersteund door de eigen verklaring van [eiseres] . Dat is op zichzelf onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat deze ontmoeting heeft plaatsgevonden, laat staan dat de afspraak is gemaakt.
4.7.
De afspraak volgt ook niet uit de kort daarna gevoerde WhatsApp-correspondentie. [gedaagde] heeft wel in de WhatsApp-berichten van 9 november 2021 (zie 2.5) woorden gebruikt zoals het ‘geven’ en ‘krijgen’ van een auto, maar dit hoeft niet te duiden op een schenking omdat het evengoed kan duiden op het geven of het krijgen van het gebruik van de auto.
4.8.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheden dat [eiseres] de auto tot en met december 2023 is blijven gebruiken, de sleutels en het kentekenbewijs in bezit had en de benzine en het onderhoud is gaan betalen. Ook deze omstandigheden kunnen evengoed op voortzetting van bruikleen wijzen. Deze omstandigheden zijn na 3 november 2021 grotendeels niet gewijzigd ten opzichte van de periode vanaf 11 november 2020, waarin onbetwist sprake was van bruikleen. Op grond van deze omstandigheden mocht [eiseres] er dus ook niet redelijkerwijs op vertrouwen dat het de wil van [gedaagde] is geweest om de auto aan haar cadeau te geven.
4.9.
Daarnaast heeft [eiseres] zich ook niet gedragen alsof de auto van haar was en zij dus exclusief eigenaar was, en daarmee heeft zij in zoverre dus ook geen uitvoering gegeven aan de gestelde schenking. [eiseres] heeft namelijk de auto niet verzekerd, heeft geen wegenbelasting betaald en geen aangifte schenkbelasting gedaan. De auto is altijd op naam van Grey Advice blijven staan en Grey Advice is de verzekering en de wegenbelasting blijven betalen. [eiseres] heeft wel gesteld dat partijen hebben afgesproken om de auto op haar naam te zetten en dat zij dit meermaals heeft verzocht, maar dit heeft [gedaagde] betwist en wordt door [eiseres] niet nader onderbouwd met WhatsApp-berichten of ander bewijs. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
4.10.
Tot slot kan de gestelde afspraak ook niet volgen uit de latere WhatsApp-correspondentie van 25 augustus 2023 (zie 2.8). Weliswaar is hierin een belofte van [gedaagde] aan [eiseres] te lezen, waarin hij aangeeft dat hij over twee jaar eenzelfde auto zal regelen die is afbetaald, maar dit bericht kan worden gelezen in de context van dat moment, dat hij de auto terug wilde en daarom een belofte deed, in de hoop dat [eiseres] aan dit verzoek zou meewerken. Ook uit dit bericht kan daarom niet zonder meer een schenking van de auto op 3 november 2021 worden afgeleid.
Conclusie
4.11.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat er tussen partijen een schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen. Van een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst, zoals [eiseres] primair vordert, kan dan ook geen sprake zijn. Aan het beroep op vernietiging van de overeenkomst komt de rechtbank niet toe.
4.12.
Ook bij haar subsidiaire vordering op grond van een onrechtmatige daad gaat [eiseres] ervan uit dat de auto aan haar is geschonken, zodat ook deze vordering moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.075,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 3.075,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, en bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (