Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
gemachtigde mr. B. Kahraman,
1.De procedure
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 3 januari 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B. Kahraman, op 13 december 2024. De verzoekster had de rechter, mr. S.D. Arnold, gewraakt naar aanleiding van een uitspraak die op 11 december 2024 was gedaan in een bestuursrechtelijke procedure, waarin het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam als verweerder optrad. De verzoekster was het niet eens met de uitspraak, omdat haar schriftelijke reactie van 27 november 2023 niet was meegenomen in de overwegingen van de rechter. Ze verzocht om een herbeoordeling van de zaak door een andere rechter en voerde aan dat er sprake was van machtsmisbruik en partijdigheid.
De Wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek was gedaan nadat er al een eindbeslissing was genomen. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter pas worden gewraakt zolang er nog een lopende zaak is. Aangezien er in dit geval al een eindbeslissing was genomen, was er geen mogelijkheid meer tot wraking. De griffier had eerder al aangegeven dat een eventueel verzoek tot herziening door een andere rechter zou worden behandeld, wat bevestigde dat de betrokkenheid van de gewraakte rechter niet meer aan de orde was. De Wrakingskamer besloot daarom het verzoek tot wraking af te wijzen, zonder dat een mondelinge behandeling nodig was.