ECLI:NL:RBAMS:2025:251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
C/13/761225 / HA RK 24-450
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek na eindbeslissing in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 3 januari 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B. Kahraman, op 13 december 2024. De verzoekster had de rechter, mr. S.D. Arnold, gewraakt naar aanleiding van een uitspraak die op 11 december 2024 was gedaan in een bestuursrechtelijke procedure, waarin het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam als verweerder optrad. De verzoekster was het niet eens met de uitspraak, omdat haar schriftelijke reactie van 27 november 2023 niet was meegenomen in de overwegingen van de rechter. Ze verzocht om een herbeoordeling van de zaak door een andere rechter en voerde aan dat er sprake was van machtsmisbruik en partijdigheid.

De Wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek was gedaan nadat er al een eindbeslissing was genomen. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter pas worden gewraakt zolang er nog een lopende zaak is. Aangezien er in dit geval al een eindbeslissing was genomen, was er geen mogelijkheid meer tot wraking. De griffier had eerder al aangegeven dat een eventueel verzoek tot herziening door een andere rechter zou worden behandeld, wat bevestigde dat de betrokkenheid van de gewraakte rechter niet meer aan de orde was. De Wrakingskamer besloot daarom het verzoek tot wraking af te wijzen, zonder dat een mondelinge behandeling nodig was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 13 december 2024 gedane en onder rekestnummer C/13/761225 / HA RK 24/450 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde mr. B. Kahraman,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. S.D. Arnold, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van mr. Kahraman van 13 december 2024 heeft verzoekster de rechter gewraakt.
1.2
Bij e-mail van 16 december 2024 is deze brief is door de griffier mr. P. Tanis naar de wrakingskamer gezonden. Bij e-mail van 23 december 2024 heeft de griffier de wrakingskamer bericht dat een door verzoekster in te dienen verzoek om herziening (artikel 8:119 Awb) als een nieuwe zaak zal worden aangemerkt en door een andere rechter en griffier zal worden behandeld.
1.3.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechter zijn zaken in behandeling geweest waarin verzoekster eisende partij is. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is verweerder. Het betreft de zaken met zaaknummers AMS 23/6161, AMS 23/6162 en AMS 23/6153. Op 11 december 2024 heeft de rechter uitspraak gedaan. In die uitspraak heeft hij de verzoeken om verweerder te veroordelen in de proceskosten afgewezen. In de brief van 13 december 2024 van mr. Kahraman is opgenomen dat verzoekster zich niet kan vinden in die uitspraak, onder meer omdat haar schriftelijke reactie van 27 november 2023 ontbreekt in de overwegingen die hebben geleid tot de uitspraak. Om die reden verzoekt zij de uitspraak opnieuw te laten beoordelen door een andere rechter en wraakt zij de rechter. Ook is zij voornemens een klacht in te dienen omdat de rechter en de griffier zich schuldig hebben gemaakt aan machtsmisbruik, er sprake was van een oneerlijk proces en omdat de schijn van partijdigheid is opgewekt.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Nadat door een rechter een eindbeslissing is genomen is wraking niet meer mogelijk. Wraking heeft immers ten doel een rechter in een lopende zaak te vervangen en van een lopende zaak is geen sprake meer indien een eindbeslissing is genomen. Omdat ook in dit geval sprake is van een eindbeslissing is het wrakingsverzoek kennelijk niet ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3.3.
Ten overvloede wordt nog verwezen naar de e-mail van de griffier van 23 december 2024 waaruit volgt dat een eventueel verzoek tot herziening door een andere rechter zal worden behandeld. Hieruit blijkt dat ook na indiening van een herzieningsverzoek geen sprake is van betrokkenheid van de rechter.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en
A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.