ECLI:NL:RBAMS:2025:2484

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
11261150 \ CV EXPL 24-10628
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten met betrekking tot huur en incassokosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de eisende partij, De Nederlandse Kluis B.V., een bedrijf gevestigd te Rotterdam, een vordering heeft ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft de huur van een kluis en de toetsing van de algemene voorwaarden aan het consumentenrecht. De kantonrechter heeft ambtshalve de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de handelaar (eisende partij) en de consument (gedaagde partij) onderhevig is aan de informatieplichten van het consumentenrecht. De eisende partij heeft gesteld dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er bedingen in de algemene voorwaarden zijn die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Dit betreft onder andere een beding dat buitengerechtelijke incassokosten in rekening kan worden gebracht zonder dat er een verwijzing naar de wettelijke regeling is. Dit beding is in strijd met de bescherming die het consumentenrecht biedt.

Daarnaast is er een opslagbeding dat de eisende partij de mogelijkheid biedt om de huurprijs eenzijdig te verhogen zonder enige limiet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat dit beding ook oneerlijk is, omdat het een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen bewerkstelligt. De kantonrechter is voornemens om beide bedingen ambtshalve te vernietigen, maar geeft de eisende partij de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating van de eisende partij, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11261150 \ CV EXPL 24-10628
Vonnis van 11 april 2025
in de zaak van
DE NEDERLANDSE KLUIS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten tussen een handelaar en een consument. In dat geval moet ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht plaatsvinden. Onder meer moet worden onderzocht of eisende partij de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Ook moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Informatieplichten
2.2.
Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, te weten binnen de verkoopruimte bij eisende partij na een rondleiding, is sprake van een overeenkomst waarop de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Eisende partij heeft gemotiveerd gesteld dat zij heeft voldaan aan deze informatieplichten. De informatie is ook terug te vinden in de overeenkomst en de daarbij ter hand gestelde algemene voorwaarden. Aan de informatieplichten is daarom voldaan.
Toetsing van bedingen
2.3.
De gevorderde hoofdsom is gebaseerd op een transparant prijsbeding, zodat toetsing van dat beding op oneerlijkheid van dat beding ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn niet aan de orde is.
2.4.
In de algemene voorwaarden staat in artikel 7 een beding op grond waarvan eisende partij buitengerechtelijke incassokosten in rekening kan brengen. Het beding luidt:
“Verhuurder is gerechtigd buitengerechtelijke en gerechtelijke incassokosten bij Huurder in rekening te brengen. Indien Huurder een consument is, zal Verhuurder de buitengerechtelijke incassokosten pas in rekening brengen nadat 1) Huurder in verzuim is; en 2) Verhuurder Huurder heeft aangemaand tot betaling binnen veertien dagen na de dag van aanmaning, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten.”
2.5.
Geoordeeld wordt dat het hiervoor geciteerde beding op grond waarvan eisende partij buitengerechtelijke incassokosten in rekening kan brengen als oneerlijk is aan te merken, omdat een verwijzing naar de wettelijke regeling ontbreekt waardoor eisende partij, met een beroep op dit beding, ongelimiteerd kosten bij gedaagde partij in rekening zou kunnen brengen. Het beding wijkt daarmee ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling, die van dwingend recht is (ECLI:NL:HR:2023:198).
2.6.
De kantonrechter is dan ook voornemens het hiervoor geciteerde beding ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten ambtshalve te vernietigen. Gevolg hiervan is dat eisende partij zich niet meer op het beding kan beroepen. Evenmin kan eisende partij een beroep doen op de wettelijke regeling die van toepassing zou zijn als het beding niet in de algemene voorwaarden zou staan (ECLI:EU:C:2021:68 & ECLI:EU:C:2022:971).
2.7.
In de algemene voorwaarden staat in artikel 6 een beding op grond waarvan eisende partij de huurprijs eenzijdig kan wijzigen. Dit beding is voor de onderhavige vordering van belang, omdat eisende partij in het petitum onder d. van de dagvaarding aanspraak maakt op huurbetaling, althans een gebruiksvergoeding, vermeerderd met de overeengekomen indexatie.
2.8.
Het beding luidt:
“Prijsindex: Verhuurder is gerechtigd de huurprijs en de assurantiepremie jaarlijks te indexeren op basis van wijziging maandprijsindexcijfer volgens de Consumentenprijsindex (CPI) reeks CPI alle huishoudens (2015=100) gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarnaast is Verhuurder steeds gerechtigd de huur na afloop van het contractjaar eenzijdig verder te verhogen, voor zover de verhoging uiterlijk 1 maand voor de afloop van het contractjaar aan Huurder bekend wordt gemaakt. Huurder heeft in dat geval het recht voor het einde van het betreffende contractjaar de Overeenkomst te ontbinden.”
2.9.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad over prijswijzigingsbedingen in huurovereenkomsten, ECLI:NL:HR:2024:1780, wordt geoordeeld wordt dat een overeengekomen indexatie op basis van de CPI op zichzelf niet oneerlijk is. Het hiervoor geciteerde beding geeft eisende partij echter de mogelijkheid om daar bovenop, zonder enige limiet, de huur nog verder te verhogen. Daarmee staan de rechten en verplichtingen van partijen niet meer in een evenwichtige verhouding tot elkaar. Dit beding dat eisende partij de mogelijkheid geeft de overeengekomen huurprijs eenzijdig zonder enige limiet te verhogen bewerkstelligt een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen, ten nadele van de consument. Nu het ‘opslagbeding’ volgens de Hoge Raad afzonderlijk van het indexatiebeding kan worden getoetst op oneerlijkheid, zal de kantonrechter daartoe overgaan. Het opslagbeding wordt op grond van het voorgaande als oneerlijk aangemerkt. Daarom is de kantonrechter voornemens dat opslagbeding ambtshalve te vernietigen. Gevolg daarvan is dat eisende partij zich niet meer op dat opslagbeding kan beroepen en de huurprijs uitsluitend verhoogd mag worden op basis van de CPI.
2.10.
Voordat tot vernietiging van de hiervoor geciteerde bedingen wordt overgegaan, mag eisende partij zich over het voornemen uitlaten. De zaak wordt voor akte uitlating eisende partij verwezen naar de rol.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 9 mei 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
991