ECLI:NL:RBAMS:2025:2445

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
13/045206-24 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Polen

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Wrocław, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van diefstal en geweldpleging. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 6 maart 2025 gestart, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, maar deze schorsing tot aan de uitspraak. Op 1 april 2025 werd de behandeling hervat, maar de opgeëiste persoon verscheen niet, wat leidde tot een beoordeling van zijn identiteit en de grondslagen van het EAB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure in hoger beroep. De rechtbank oordeelde echter dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand had gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen en dat de overlevering geen schending van zijn verdedigingsrechten opleverde. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/045206-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 15 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 januari 2024 door
the District Court in Wrocław, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
feitelijk adres: [BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst en heeft daarbij bepaald dat deze zaak tegelijkertijd gepland moet worden met de zaak met parketnummer 13/045133-24 (EAB II). Laatstgenoemde zaak is in verband met nader te stellen vragen gelijktijdig met deze zaak aangehouden.
De behandeling van het EAB is – na toestemming van de officier van justitie en de verdediging – in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 1 april 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is in strijd met zijn schorsingsvoorwaarden niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and binding judgement of the Regional Court for Wrocław-Śródmieście in Wrocław of 18 december 2014, reference symbol of documents: II K 854/13, upheld by the judgement of the District Court in Wrocław of 22 October 2015, reference symbol of documents: IV Ka 418/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar, vier maanden en 17 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de procedure in hoger beroep en hij had de
ex officioadvocaat die hem heeft vertegenwoordigd niet gemachtigd in de hoger beroepsprocedure.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon, sprake is van eenzelfde situatie als in de uitspraak van deze rechtbank van 13 november 2024. [4] De officier van justitie heeft verzocht om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond.
De rechtbank overweegt als volgt.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [5] Uit het EAB volgt dat er een proces in hoger beroep heeft plaatsgevonden en dat
the District Court in Wrocławals laatste instantie de zaak ten gronde heeft behandeld en dat tegen de daaruit volgende beslissing van 22 oktober 2015 geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De rechtbank zal daarom de procedure in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De opgeëiste persoon was met zijn advocaat aanwezig bij het proces in eerste aanleg. Op de zitting van 6 maart 2025 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij na het uitspreken van het vonnis aan zijn advocaat heeft gevraagd om hoger beroep in te stellen, dat hij daarna naar Nederland is vertrokken en dat hij geen contact meer heeft gezocht met die advocaat.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces in hoger beroep en heeft stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (