GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten hij als bestuurder (of passagier) van een motorvoertuig op twee wielen geen goed passende of bevestigde helm heeft gedragen. Deze gedraging is geconstateerd op 27 september 2023 om 22:44 uur op de [locatie] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat betrokkene de verweten gedraging betwist. Betrokkene heeft als bestuurder van het voertuig een helm gedragen waardoor hij niet in overtreding was. De passagier van het voertuig is onbekend gebleven.
Door aan betrokkene, als kentekenhouder van het voertuig, een sanctie op te leggen, handelt de verbalisant in strijd met artikel 5 Wahv. Hieruit volgt dat een sanctie op kenteken kan worden opgelegd, indien niet bekend is wie de bestuurder van het voertuig is geweest. Artikel 5 Wahv biedt echter niet de mogelijkheid om, bij het onbekend blijven van de identiteit van een passagier, een sanctie op kenteken op te leggen. Hierdoor is de sanctie onterecht aan de kentekenhouder opgelegd.
Gelet op het voorgaande verzoekt gemachtigde de sanctiebeschikking te vernietigen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
4. Gemachtigde heeft ter zitting benadrukt dat in dit geval de passagier staande had moeten worden gehouden.
5. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – de kentekenhouder terecht is aangesproken.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. In het dossier bevindt zich een zaakoverzicht van het CVOM waarin de verklaring van de verbalisant is opgenomen. Hierin wordt door de verbalisant het volgende verklaard:
“Ik zag dat voornoemd voertuig werd bestuurd. Ik zag dat het voertuig reed op de Rijbaan. Ik zag dat de Passagier in het geheel geen helm droeg”.
De passagier is niet staande gehouden. Hierover heeft de verbalisant het volgende verklaard
: “Passagier rende weg na zien politie”.
8. Er is een op ambtsbelofte opgemaakt aanvullend proces-verbaal van 9 december 2023 in het geding gebracht. Hierin verklaart de verbalisant onder meer:
“Ik, verbalisant [naam 2] , heb de persoon niet staande kunnen houden. Ik kon de persoon niet staande houden omdat de persoon weg rende. De reden van staande houding was dat de betrokkene als passagier zonder helm, zich al rijdend op de betrokken bromfiets bevond. Ik, verbalisant, wildee de betrokkene staande houden. Bij het zien van het politievoertuig stapte de betrokkene van de bromfiets af. Ik zag dat de betrokkene hierna wegrende van mij. Ik, verbalisant, heb de betrokkene niet meer kunnen staande houden hierdoor”.
9. In artikel 60 eerste lid Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) is onder meer bepaald dat de bestuurder en de passagiers van motorfietsen een goed passende helm moeten dragen. Dit is strafbaar gesteld in artikel 92 Rvv.
10. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
10. Uit artikel 60 Rvv in samenhang met 92 Rvv volgt dat de passagier zonder helm als feitelijk overtreder wordt aangemerkt. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt voldoende dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding van deze passagier was. Uit artikel 60 Rvv in samenhang met artikel 5 Wahv volgt niet dat dan eerst nog de bestuurder staande gehouden moet worden om hem als overtreder aan te merken en pas als dat niet lukt, de kentekenhouder. Verder is weliswaar in artikel 5 Wahv bepaald dat de kentekenhouder aangesproken kan worden als de identiteit van de bestuurder niet vast te stellen is. Maar gelet op het doel van deze bepaling en het systeem van deze wet moet de term bestuurder in dit artikel uitgelegd worden als feitelijk overtreder. Omdat de feitelijk overtreder niet staande gehouden kon worden nu die wegrende, mocht vervolgens direct de kentekenhouder aangesproken worden. De sanctie is dus terecht met toepassing van artikel 5 Wahv aan de kentekenhouder opgelegd.
12. Ten aanzien van de gedraging zelf wordt slechts gesteld dat betrokkene de gedraging betwist. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant, noch blijken dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom vast komen te staan dat de gedraging is verricht. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
13. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen aanleiding voor het vaststellen van een proceskostenvergoeding. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
14. Daarom wordt beslist als volgt.