ECLI:NL:RBAMS:2025:2383

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
13-356195-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel na intrekking

Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Kielce, Polen, op 26 september 2024. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1991 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd was. De behandeling van het EAB vond plaats op 12 februari 2025, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengde en de gevangenhouding beval. Op 26 februari 2025 werd een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat er een individueel reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon bestond. De rechtbank hield de beslissing over de overlevering aan en verlengde de termijn voor uitspraak met 60 dagen. Op 27 maart 2025 werd de behandeling voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn advocaat waren niet verschenen. De officier van justitie meldde dat het EAB was ingetrokken op bevel van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vordering tot behandeling van het EAB, omdat het EAB was ingetrokken. De rechtbank beëindigde tevens het bevel tot overleveringsdetentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-356195-24
Datum uitspraak: 27 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 19 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 september 2024 door de
Regional Court in Kielcein Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in [detentieplaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 12 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 februari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 26 februari 2025
Bij tussenuitspraak van 26 februari 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten, nu met de aanvullende informatie van 13 januari 2025 en 4 februari 2025 het eerder vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden gelet op de mogelijkheid dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft hier een redelijke termijn van 30 dagen aan verbonden en geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ook heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn verlengd waarbinnen zij uitspraak moet doen met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 27 maart 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voortgezet op de zitting van 27 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Ook mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam, is in overleg met de rechtbank niet verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

De officier van justitie heeft bij e-mail van 26 maart 2025 laten weten dat de uitvaardigende justitiële autoriteit bij bevel van 11 maart 2025 het EAB heeft ingetrokken, welk bevel als bijlage bij de e-mail is meegestuurd. De officier van justitie heeft daarom ter zitting gevorderd dat hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet meer kan worden ontvangen in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat het EAB inmiddels is ingetrokken.

4.Beslissing

Verklaartde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
Stelt vastdat het bevel overleveringsdetentie is beëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.