ECLI:NL:RBAMS:2025:1373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
13-356195-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een Poolse verdachte in verband met detentieomstandigheden

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aangehouden en een redelijke termijn van 30 dagen gesteld om aanvullende informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in Polen. De verdachte, geboren in 1991 en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft de Poolse nationaliteit en is beschuldigd van ernstige strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de verdachte in Polen, met name vanwege de beperkte persoonlijke ruimte en de omstandigheden in de Poolse detentie. De rechtbank heeft de officier van justitie de mogelijkheid gegeven om aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, zolang er geen garantie is dat de verdachte ten minste twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven, de overlevering niet kan plaatsvinden. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 27 maart 2025 of uiterlijk 10 dagen daarna, afhankelijk van de ontvangen informatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-356195-24
Datum uitspraak: 26 februari 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 19 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 september 2024 door de
Regional Court in Kielcein Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in [PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 februari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Local Court in Końskievan 24 november 2023 (referentie:
II Kp 280/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
6. Artikel 11 OLW; Poolse detentieomstandigheden

Inleiding

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [6] dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
De officier van justitie heeft op 24 december 2024 de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld over de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in het
remand regimein Polen:
A. In which remand prison will Mr [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
B. Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex II and Annex
III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable
to Mr [opgeëiste persoon] ?
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with
a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a
multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857,
paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to Mr [opgeëiste persoon] in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?
D. If Mr [opgeëiste persoon] chooses to participates in all activities offered to him in the remand prison as meant in question A, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission
to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?
De Poolse autoriteiten hebben bij brief van 13 januari 2025 de geformuleerde vragen, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“II.A. The initial location of the remand prisoner's stay after his surrender to Poland will depend on the mode of transport used for his transportation from the Kingdom of the Netherlands. If the remand prisoner will be transported by air and handed over to Polish authorities at the Warszawa Okęcie Airport, he will be placed during the initial stage of his custody remand in accordance with the remand prison catchment area in Warszawa, in all likelihood in the Warszawa Białołęka Remand Prison. From there, within a few days at the latest, he will be transferred to a remand prison in accordance with the remand prison catchment area. As the remand prisoner remains at the disposal of the District Prosecutor's Office in Końskie, he will be placed in the Remand Prison in Kielce, in accordance with Order No. 50/2024 of the Regional Director of the Prison Service in Kraków of 29 November 2024 on the details of remand prison catchment areas.
II.B The information attached to the questions in Annexes II and Ill is not applicable to the case of [opgeëiste persoon] , as it concerns a different requested person and a different remand prison. However, it should be emphasised that the general rules for remand custody and imprisonment in all penitentiary institutions in Poland are identical and are set out in the Executory Penal Code.
II.C A remand prisoner in the Remand Prison in Kielce will be provided with a personal space of at least 3 (three) square metres.This is warranted by Article 110 Section 2 of the Executory Penal Code. The cell is equipped with appropriate accommodation facilities as required by the standards set out in the Regulation of the Minister of Justice of 19 December 2016 on living conditions of prison inmates and remand prisoners, providing a separate place to sleep, adequate hygiene conditions, sufficient air supply and temperature appropriate to the season of the year, as well as lighting, according to the standards set out for living quarters. Separate sanitary facilities do not count towards the personal space.
II.D. Once the suspect [opgeëiste persoon] is placed in the Remand Prison in Kielce, he will have the opportunity to participate in cultural and educational activities organised by the administration of the penitentiary institution in common rooms in the residential sections of the Remand Prison in Kielce (common mom activities), where they can play chess, board games, table football, borrow books and read newspapers. There is the possibility to use the available sports equipment, for example a table tennis table and an outdoor gym.
Remand prisoners do not participate in prisoner reformation, rehabilitation and reintegration programmes because they maintain the presumption of innocence, so they are treated as not guilty persons, while prisoner reformation, rehabilitation and reintegration programmes are applied to persons convicted by a final court sentence.
In addition, the Remand Prison in Kielce organises thematic contests, for example historical, sports contests, which can be participated by remand prisoners. Common-room activities are carried out from 8 a.m. to 4 p.m. on the basis of a weekly schedule developed by the counsellors from specific residential sections, approved by the prison director, and they take place with breaks for dinner and supper. Most often, they take place on a designated day of the week for a specific cell, while sports and recreational activities are carried out in the prison yard during one-hour-long outdoor time every day. The inmates are informed of the above by prison counsellors and wardens from the respective residential section.
Besides, a remand prisoner will be entitled to at least one hour's walk per day. This activity is carried out independently of the activities described above. Participation in the activities is voluntary and a remand prisoner communicates their willingness to participate in the common-room activities by informing the warden. In the event that inmates placed in specific cell opt out of participating in the above-mentioned activities, a warden may offer inmates participation in an activity on an extra basis (outside the schedule).
Activities are organised at different times so as not to disrupt other activities related to daily duties and tasks of the prison service. Activities continue for 60 minutes.
A remand prisoner may stay outside his living cell in such a way as not to interfere with their custody or the correct application of a remand measure. [opgeëiste persoon] will be given an opportunity to have a one­hour's walk per day, which is not compulsory. During the walk he will be able to use sports equipment - that is a tennis table and a workout tower.
Furthermore, if the remand prisoner is found to distinguish themselves as regards respecting the internal order of the penitentiary facility and the rules set out in the organisational and order regulations for pre­trial custody in the remand prison, they may be rewarded. Rewards include an extra walk or a longer walk, permission to participate in cultural, educational, physical and sports activities with a greater frequency, and permission to receive visitors for a longer time (Article 221, Sections 1 and 2 of the Executory Penal Code).
In addition to this, [opgeëiste persoon] will be allowed to participate in other activities carried out outside the prison cell, such as receiving visitors, talking with counsellor and psychologists and receiving healthcare services.
Given the variety of activities carried out, it is not possible to unequivocally specify the exact number of hours a remand prisoner spends outside their cell, especially since, as indicated above, participation in activities is voluntary and is up to a remand prisoner.
(…)”
Vervolgens heeft het openbaar ministerie op 27 januari 2025 de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
1)
If Mr [opgeëiste persoon] chooses to participate in all activities offered to him in the remand prison in Kielce, how many hours per day would he on average spend outside his cell?
De Poolse autoriteiten hebben bij brief van 4 februari 2025 deze vraag als volgt beantwoord:
“In response to your letter of 27 January 2025 concerning [opgeëiste persoon] , a Polish citizen arrested on 17 December 2024 within the territory of the Netherlands, please note that the above named person, as a remand prisoner placed in the Remand Centre in Kielce, will have an opportunity to have at least one hour's walk every day outside his prison cell. Additionally, he will be staying outside his prison cell for one and a half hours in a week when he will be engaging in common-room activities. Furthermore, [opgeëiste persoon] will be outside his prison cell when he communicates a willingness to speak to a prison counsellor, a psychologist, to have a medical appointment, however the duration of such a stay outside a prison cell is not clearly fixed and it depends on specific needs of a remand prisoner. If [opgeëiste persoon] communicates a need to participate in a holy mass, he will be allowed to be outside his prison cell for that reason on Sundays and religious holidays. If this is the case, the duration of his stay outside a prison cell is not clearly defined, either.”
De raadsman heeft ten aanzien van artikel 11 OLW geen verweer gevoerd. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat voornoemde aanvullende informatie onvoldoende is om het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon weg te nemen, dan verzoekt de officier van justitie de rechtbank om hem – gelet op de ernst van de verdenking – in de gelegenheid te stellen nogmaals aanvullende vragen over de detentieomstandigheden aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 13 januari 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon ten minste 3m2 persoonlijke celruimte (exclusief sanitair) zal krijgen. De rechtbank kan uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 13 januari 2025 en 4 februari 2025 echter niet opmaken hoeveel uur de opgeëiste persoon ten minste per dag buiten zijn cel zou kunnen verblijven, omdat dit niet concreet wordt gemaakt. Voor de opgeëiste persoon is alleen gegarandeerd dat hij één uur per dag kan wandelen en dat hij anderhalf uur per week buiten zijn cel kan verblijven wanneer hij deelneemt aan activiteiten in de
common-room. Hoewel daarnaast een opsomming van activiteiten wordt gegeven waaraan gedetineerden kunnen deelnemen, is er geen antwoord gegeven op de vraag naar het concrete aantal uren per dag dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk buiten zijn cel zal kunnen verblijven. De rechtbank constateert dat in elk geval niet gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon ten minste twee uur per dag buiten zijn cel zal kunnen verblijven, wanneer hij zich inschrijft voor de beschikbare activiteiten.
Deze stand van zaken leidt tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon het vastgestelde reële gevaar van schending van zijn grondrechten wegens de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regimeniet is weggenomen. De rechtbank stelt vast dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW moet de rechtbank, indien zij een individueel reëel gevaar vaststelt, de beslissing over de overlevering aanhouden, tenzij evident is dat dit gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging van de omstandigheden. Deze uitzondering doet zich niet voor. Indien de uitvaardigende justitiële autoriteit onvoorwaardelijk kan garanderen dat de opgeëiste persoon tenminste twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven wanneer hij zich aanmeldt voor beschikbare activiteiten, is (mogelijk) sprake van een dergelijke wijziging van omstandigheden.
Daarom houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, aan en stelt zij daarbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn vast van 30 dagen. De voortzetting van de zaak zal worden ingepland op het einde van deze termijn (op 27 maart 2025) of uiterlijk 10 dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of binnen die redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal aan het EAB ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven.

8.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw moet worden ingepland op een zitting op
27 maart 2025 of uiterlijk 10 dagen daarna.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met zestig dagen, omdat zij die
verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met zestig dagen.
BEVEELTde
oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsmantegen nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde
oproeping van een tolk voor de Poolsetaal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).
6.Rb. Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311.