Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
erflater) als in persoon,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de oorspronkelijke dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
- het verstekvonnis van 7 augustus 2024,
- de verzetdagvaarding van 13 september 2024 met producties 1 tot en met 6,
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [eiser 1] en [eiser 2] met eiswijziging, tevens incident, van 27 februari 2025 met producties 10 tot en met 15,
- de akte van [gedaagde] van 27 februari 2025 met producties 7 tot en met 14,
- de aanvullende productie 15 van [gedaagde] van 27 februari 2025,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 februari 2025.
3.De feiten
“ter voldoening aan mijn dringende morele verplichting tot verzorging na mijn overlijden van mijn genoemde erfgename[ [gedaagde] , rechtbank]
, opdat zij na mijn overlijden op dezelfde voet kan voortleven als zij vóór mijn overlijden gewend was”.
“mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar echtgenoot”. [gedaagde] is op 2 september 2024 in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis. Op 11 juni 2025 staat in de strafzaak een regiezitting gepland bij het gerechtshof.
ASS). Bij overschrijding van deze stoornis kunnen psychotische ideeën en belevingen optreden. Zij heeft daarbij vermeld dat [gedaagde] tweemaal klinisch is opgenomen om stabilisatie van het ziektebeeld te bewerkstelligen: eenmaal opname van januari 2022 tot en met juni 2022 op de afdeling High-Care van de [naam instelling 1] en eenmaal van juni 2024 tot en met augustus 2024 op de afdeling High-Care van [naam instelling 2] . Ook heeft de psychiater vermeld dat [gedaagde] het antipsychoticum Haloperidol gebruikt.
4.Het geschil
de woning), die volledig behoort tot de nalatenschap, ontruimd van haar persoonlijke goederen, verlaten te hebben;
5.De beoordeling
het verzet is op tijd ingesteld
gekwalificeerdemishandeling, kan de gevangenisstraf die op mishandeling staat van maximaal drie jaren met een derde worden verhoogd. Dat is het misdrijf waarvoor [gedaagde] is veroordeeld. Dit betekent dat als de veroordeling door de politierechter onherroepelijk is, [gedaagde] volgens artikel 4:3 BW onwaardig zou zijn om te erven van erflater.
“De nieuwe bepaling is geformuleerd als een van rechtswege werkende onwaardigheid indien een strafrechtelijke veroordeling wegens een der bedoelde misdrijven (poging en deelneming daaronder begrepen) heeft plaatsgehad. Daartoe geeft de ernst van de hier aan de orde zijnde omstandigheden alle aanleiding.” [2]
de duur en de aard van de relatie tussen [gedaagde] en erflater
de gezondheidssituatie van [gedaagde]
de verzorgingsgedachte van erflater voor [gedaagde]
disproportionaliteit tussen de ernst van de misdrijf en de gevolgen van onwaardigheid