ECLI:NL:RBAMS:2025:2275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
750110
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over ICT-dienstverlening en facturering tussen twee B.V.'s

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiser 1] B.V. en [eiser 2] B.V. (gezamenlijk aangeduid als [eisers]), en [gedaagde] B.V. over de verschuldigdheid van facturen en de beëindiging van hun samenwerking. De partijen hebben sinds 2013 samengewerkt, waarbij diensten werden uitgewisseld zonder dat hiervoor facturen werden verzonden. In 2019 zijn er onderhandelingen gestart over een nieuwe overeenkomst, maar deze is nooit ondertekend. De samenwerking is feitelijk voortgezet, maar er ontstonden geschillen over de betaling van facturen en de beëindiging van de samenwerking. [eisers] vordert betaling van openstaande facturen en stelt dat er een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen, terwijl [gedaagde] betwist dat er een nieuwe overeenkomst is en stelt dat zij de samenwerking tijdig heeft opgezegd. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst A, die betrekking heeft op de glasvezellijn, niet tijdig is opgezegd en dat [gedaagde] de facturen voor deze overeenkomst moet betalen. Wat betreft overeenkomst B oordeelt de rechtbank dat er wel degelijk een nieuwe overeenkomst is ontstaan, maar dat deze niet eerder dan 1 december 2024 kan worden opgezegd. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak voor aanvullende aktes.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/750110 / HA ZA 24-487
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
2.
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eisende partijen in conventie,
hierna te noemen: [eiser 1] , [eiser 2] en voor zover gezamenlijk bedoeld [eisers] ,
advocaat: mr. M. Smit,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
process-advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat: mr. P.C. Veerman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 april 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met een producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 10 december 2024, het daarvan opgemaakte verkorte proces-verbaal en het daarvan opgemaakte aanvullende proces-verbaal, met de daarin genoemde stukken,
-bericht van mr. Veerman van 21 januari 2025 met enkele opmerkingen over het opgemaakte proces-verbaal,
- de akte uitlating van [gedaagde] van 8 januari 2025,
- de akte uitlating tevens overlegging aanvullende producties 42 en 43 van [eisers] van 5 februari 2025;
- de antwoordakte van [gedaagde] van 19 februari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] is een onderneming die gespecialiseerd is in het bieden van IT-oplossingen aan bedrijven. [eiser 2] biedt telecommunicatieoplossingen aan bedrijven. Zij behoren tot het zelfde concern van de Altas Groep B.V. Zij hebben ook dezelfde directeur-eigenaar.
2.2.
[gedaagde] is een administratie- en belastingadvieskantoor.
2.3.
Partijen werken sinds 2013 met elkaar samen. Tot en met 2022 hebben partijen over en weer diensten aan elkaars bedrijven verleend waarvoor geen facturen werden gezonden (de
barteringafspraak). In plaats daarvan werden de werkzaamheden tegen elkaar weggestreept.
2.4.
In de loop van 2019 zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan over het verder verlenen van de dienstverlening door [eiser 1] voor [gedaagde] via een (nieuwe) cloud omgeving. Partijen hebben in dat kader met elkaar onderhandeld over een nieuw te sluiten overeenkomst, die echter nooit is ondertekend.
[gedaagde] is uitdrukkelijk akkoord gegaan met migratie naar een nieuwe cloud omgeving waarmee 160 declarabele uren gemoeid zouden zijn die, verspreid over vijf jaar tijd, in zestig termijnen van € 180,- per maand zouden worden voldaan.
2.5.
Op 31 oktober 2019 is [gedaagde] akkoord gegaan met het mogen verhogen van het maandelijks te betalen bedrag met € 300,-, in verband met het in rekening brengen van vijf aanvullende uren ten behoeve van door [eiser 1] te verrichten werkzaamheden omdat volgens [eisers] een scheefgroei van het aantal over en weer voor elkaar te verrichten uren aan dienstverlening was ontstaan.
2.6.
Op 1 november 2019 schrijft [naam 1] van [eiser 1] het volgende per e-mail aan [naam 2] :
“Zoals besproken bij deze de overeenkomst inclusief bijlagen.
Gelieve ze te ondertekenen en aan mij terug te sturen.
De voorwaarden zijn hetzelfde als in de oude overeenkomst.”
2.7.
In april 2020 is de migratie naar de nieuwe cloud omgeving door [eisers] ten behoeve van [gedaagde] opgeleverd.
In de periode vanaf april 2020 heeft [eisers] maandelijks, naast een aantal uren voor DUO MFA, € 2.461,25 exclusief btw aan [gedaagde] gefactureerd, waarvan € 350,- voor de glasvezellijn namens [eiser 2] , € 1.811,25 voor de private cloud en € 300,- aan doorlopend support (alle bedragen exclusief btw).
2.8.
Op 18 mei 2020 heeft [eiser 2] aan [gedaagde] een opdrachtbevestiging gezonden
met betrekking tot het ter beschikking stellen en houden van een glasvezellijn, die door [gedaagde] voor akkoord is ondertekend en retour gezonden.
De overeenkomst (hierna overeenkomst A) tot het ter beschikking stellen en houden van de glasvezellijn had een looptijd van 36 maanden, ingaande de datum van oplevering van de glasvezellijn.
De algemene voorwaarden van [eiser 2] zijn op deze overeenkomst A van toepassing verklaard.
2.9.
Oplevering van de glasvezellijn heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2020 en vanaf dat moment heeft [eiser 2] maandelijks voor het ter beschikking stellen van de glasvezellijn een bedrag van € 395,- exclusief btw (€ 477,95 inclusief btw) gefactureerd.
2.10.
Op 4 maart 2022 heeft [eiser 1] een factuur met nummer [factuurnummer 1] ad € 15.118,25 inclusief btw aan [gedaagde] gezonden voor “
openstaande Uren [eiser 1] -Portal.”Deze factuur is later door [eiser 1] gecrediteerd middels een creditfactuur gedateerd 22 december 2023.
2.11.
Vanaf 1 januari 2023 verricht [gedaagde] geen werkzaamheden meer voor [eisers] , waarmee de
barteringafspraak kwam te vervallen. Door [eisers] ten behoeve van [gedaagde] verrichte werkzaamheden die daarvoor onder de
barteringafspraak vielen werden daarop maandelijks gefactureerd aan [gedaagde] .
2.12.
Op 23 januari 2023 heeft [eiser 1] een factuur met nummer [factuurnummer 2] ad € 5.118,30 inclusief btw aan [gedaagde] gezonden voor “
openstaande Uren [eiser 1] -Portal.”Deze factuur is door [eiser 1] gecrediteerd middels een creditfactuur gedateerd 22 december 2023.
2.13.
Op 26 mei 2023 heeft [eiser 1] een brief van [gedaagde] ontvangen met de mededeling dat “
wij ons contract met [eiser 1] aan het einde van de looptijd, te weten 11 oktober 2023 opzeggen. All Connect Solution te Woerden zal de IT dienstverlening overnemen.”.
2.14.
Op 16 juni 2023 bevestigt [eiser 1] de opzegging van [gedaagde] , maar wel pas tegen het einde van de afgesproken looptijd van de lopende overeenkomst per 1 december 2024 in plaats van de door [gedaagde] gewenste datum van 11 oktober 2023.
2.15.
Op 18 juli 2023 schrijft [eiser 1] bij e-mail dat beide partijen gehouden zijn tot het einde van de looptijd aan hun beider contractuele verplichtingen.
2.16.
In een e-mail van 19 juli 2023 geeft [gedaagde] onder meer aan dat [eiser 1] onvoldoende zekerheid zou geven voor een probleemloze migratie en continuering van de dienstverlening tot aan de migratie.
[eiser 1] reageert nog diezelfde dag en geeft daarbij aan dat zij zich volledig aan haar contractuele verplichtingen zal houden en volledig zal meewerken aan de migratie.
2.17.
Ook op 28 juli 2023, na ontvangst van een concept dagvaarding, bevestigt [eiser 1] het volgende:
“Zoals op 19 juli 2023 en 26 juli 2023 bevestigd en hierbij nogmaals
Cliënte werkt mee aan de migratie!”
2.18.
Op 2 augustus 2023 bevestigt mr. Veerman namens [gedaagde] de toezegging van [eiser 2] om de glasvezellijn ook na 12 oktober 2023 nog beschikbaar te houden voor [gedaagde] .
2.19.
In september 2023 heeft [eisers] in verband met de door [gedaagde] gewenste overgang van de automatiseringswerkzaamheden naar het ICT bedrijf All Connect Solution (hierna: ACS) in opdracht van [gedaagde] (hierna aangeduid als overeenkomst C) data-migratiewerkzaamheden verricht.
2.20.
Op 29 september 2023 ontvangt [eiser 1] bericht van ACS dat bij import van de bestanden er een aantal e-mailbestanden dusdanig gecorrumpeerd zouden zijn dat deze niet bruikbaar zijn. Daarop heeft [eiser 1] medewerking verleend aan het nogmaals uploaden van een aantal bestanden.
2.21.
Op 1 oktober 2023 heeft [eiser 2] factuur [factuurnummer 3] ad € 477,95 inclusief btw aan [gedaagde] verzonden. Deze factuur ziet op het beschikbaar stellen van de glasvezellijn (overeenkomst A). Deze factuur heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
2.22.
Op 1 oktober 2023 heeft [eiser 1] met betrekking tot overeenkomst B een factuur met nummer [factuurnummer 4] van € 2.803,92 inclusief btw aan [gedaagde] gezonden die [gedaagde] onbetaald heeft gelaten.
2.23.
Op 2 oktober 2023 heeft [eiser 1] voor de migratiewerkzaamheden (overeenkomst C) factuur [factuurnummer 5] ad € 1.197,90 inclusief btw verzonden aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze factuur betaald.
2.24.
Vanaf 2 oktober 2023 is ACS automatiseringswerkzaamheden voor [gedaagde] gaan uitvoeren. ACS maakt ten behoeve van deze werkzaamheden vanaf 5 oktober 2023 gebruik van een eigen datakabel.
2.25.
Tussen partijen ontstaat vervolgens discussie over de vraag of (een deel van) de (e-mail)bestanden wel of niet correct zijn gemigreerd en of deze wel of niet konden worden geopend door [gedaagde] .
2.26.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de verschuldigdheid van de factuur [factuurnummer 3] van [eiser 2] (zie hiervoor onder 2.21) en tegen de factuur [factuurnummer 4] van [eiser 1] (zie hiervoor onder 2.22).
2.27.
[eiser 1] heeft op 17 oktober 2023 een slotfactuur met nummer [factuurnummer 6] ad
€ 53.938,04 inclusief BTW aan [gedaagde] gezonden terzake overeenkomst B voor de afkoop van de resterende duur van de overeenkomst van zestig maanden, uitgaande van een einddatum per 31 maart 2025. [gedaagde] heeft deze slotfactuur niet betaald.
2.28.
Op 17 oktober 2023 heeft [eiser 2] aan [gedaagde] een slotfactuur ten aanzien van overeenkomst A gezonden met nummer [factuurnummer 7] ad € 5.257,45 inclusief btw voor de afkoop van de resterende maanden van het contract. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.
2.29.
Bij brief van 27 oktober 2023 schrijft de advocaat van [gedaagde] , voor zover hier relevant, het volgende aan de gemachtigde van [eisers] :
“[…] Los daarvan geldt, gezien de verregaande zorgplicht van uw cliënte als voor de onderneming van cliënte onmisbare IT-dienstverlener, zij niet zomaar kan dreigen om haar dienstverlening op te schorten. Door dat te doen, is zij niet alleen maar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de met haar overeengekomen overeenkomsten, maar heeft zij bovendien onrechtmatig jegens mijn cliënte gehandeld. De hier bedoelde toerekenbare tekortkoming van uw cliënte rechtvaardigt in elk geval dat ik bij dezen voor zover nodig de met uw cliënte gesloten overeenkomsten tussentijds ontbind.
Cliënte zal dus – naast de eventueel nog openstaande facturen wegens ter zake van de migratie naar de nieuwe dienstverlener verleende bijstand – de resterende termijnen wegens de migratie in 2019 ad € 180 per maand voldoen, zulks onder verrekening van de ten onrechte over 2023 in rekening gebrachte uren. Daarbuiten acht zij zich tot niets meer gehouden.
Praktisch betekent een en ander dat zij van de factuur van [eiser 2] B.V. over oktober 2023 50% ad € 238,97 zal betalen.
Voorts zal zij het restant van de afbetaling van 180 consultancyuren 2019 (18 maanden x
€ 180 = € 3.240) minus het teveel aan betaalde supporturen 2023 (4 maanden à € 300 en 5 maanden à € 315 = € 2.775) voldoen, derhalve € 465. […]”
2.30.
In november 2023 heeft [eiser 1] op verzoek van [gedaagde] /ACS haar medewerking verleend aan een overdracht van bestanden op de door ACS aangewezen wijze, te weten via het uploaden van een PST bestand op een door ACS aangemaakte Sharepoint, nadat eerst een testmigratie was uitgevoerd.
2.31.
Op 27 november 2023 stelt ACS voor om de te migreren bestanden alsnog op een harde schijf te zetten. Eerder gaf ASC al op 24 november 2023 te kennen dat niet eenduidig is vast te stellen waardoor bepaalde bestanden corrupt zouden zijn geraakt.
2.32.
[eiser 1] beroept zich bij brief van 4 december 2023 op haar wettelijk retentierecht, wat zij nog eens herhaalt op 8 december 2023, voor zover [gedaagde] daadwerkelijk bepaalde bestanden niet in haar bezit zou hebben.
2.33.
Op 18 december 2023 worden tijdens een bezoek aan [eiser 1] de e-mailbestanden op de harde schijf van ACS gezet en meegegeven.
2.34.
Op 5 januari 2024 geeft ASC telefonisch aan [eiser 1] te kennen een aantal e-mails niet te kunnen vinden. [eiser 1] heeft daarop de gehele serveromgeving van [gedaagde] opgestart om te kijken of zij de e-mails in kwestie wel kon zien, maar kon deze ook niet zien.
2.35.
Op 8 januari 2024 schrijft [eiser 1] dat alle mailboxen 1 op 1 zijn overgedragen in PST formaat en dat bij het exporteren hiervan geen fouten zijn gemaakt.
2.36.
Op 10 januari 2024 bevestigt [gedaagde] dat zij de migratie als voltooid beschouwt.
2.37.
Op 11 januari 2024 heeft [eiser 1] factuur [factuurnummer 8] ten bedrage van € 1.461,08 inclusief btw voor extra uitgevoerde migratiewerkzaamheden aan [gedaagde] gezonden. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.38.
Een verklaring van [naam 1] van (voorheen) [eisers] gedateerd 23 januari [2025, naar de rechtbank begrijpt] luidt, voor zover hier relevant:
“Ik kan mij niet exact herinneren of ik in de gesprekken met [gedaagde] het ook echt heb gehad over hardware uitbreidingen die nodig zouden zijn geweest n.a.v. de migratie. Wat ik wel heb uitgelegd in mijn gesprekken met [naam 2] is hoe de cluster oplossing van [eisers] werkt. Dus dat er grote clusters staan waarbinnen zogenaamde ‘kamertjes verhuurd worden’ om de data en applicaties van klanten in te huisvesten. […]
Over de looptijd kan ik mij het gesprek nog wel goed herinneren. De offerte die ik deed ging uit van een looptijd van vijf jaar, zoals wij dat uiteraard standaard aanboden voor dit soort dienstverlening. Ik herinner mij dat de vraag aan mij gesteld werd of een kortere looptijd van bijvoorbeeld drie jaar mogelijk was. Ik gaf toen aan dat dit zeker mogelijk was, maar dat het maandbedrag daarmee wel fors omhoog zou gaan. Hier werd toen vanaf gezien.”

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de veroordeling van [gedaagde] :
I. tot betaling aan [eiser 2] dan wel [eiser 1] van € 5.735,40 vermeerderd met de wettelijke handelsrente berekend vanaf de data van verzuim dan wel de datum der dagvaarding;
II. tot betaling aan [eiser 1] van € 58,203,04, vermeerderd met de wettelijke handelsrente berekend vanaf de data van verzuim dan wel de datum der dagvaarding;
III. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser 2] dan wel [eiser 1] van € 800,74;
IV. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser 1] van
€ 1.889,52;
V. in de proceskosten, inclusief nakosten, te voldoen binnen veertien dagen te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] beroept zich op een drietal met [gedaagde] gesloten overeenkomsten (de overeenkomst A, B en C) waarvan zij nakoming vordert tot aan het einde van de looptijd ervan. [gedaagde] heeft deze contracten ten onrechte/te vroeg tussentijds opgezegd en laat ten onrechte de door [eisers] gezonden facturen onbetaald. [gedaagde] verkeert met betaling in verzuim, aldus [eisers]
3.2.1.
Ten aanzien van overeenkomst A heeft [eiser 2] de opzegging van [gedaagde] pas tegen de eerst volgende opzegmogelijkheid, te weten 2 oktober 2024, aanvaard. Deze overeenkomst A is steeds stilzwijgend met een jaar verlengd. Eerdere tussentijdse opzegging is niet mogelijk. De glasvezellijn is ook tot 2 oktober 2024 beschikbaar gebleven voor [gedaagde] .
3.2.2.
Ten aanzien van overeenkomst B stelt [eisers] zich op het standpunt dat er een nieuwe overeenkomst, met een nieuwe looptijd van vijf jaar, tot stand is gekomen, ook al is er nooit een nieuw contract ondertekend. Partijen hadden wilsovereenstemming bereikt over de essentialia van de nieuw te sluiten overeenkomst en hebben hier ook uitvoering aan gegeven. De nieuwe vijfjarige looptijd was ook gestoeld op door [eisers] nieuw te verrichten investeringen die een langere terugverdientijd met zich brachten. [gedaagde] was met het doen van die investeringen bekend althans de nieuwe looptijd is besproken waarbij [gedaagde] koos voor vijf jaar omdat een looptijd van drie jaar maandelijks duurder zou zijn. [eisers] verwijst in dit verband naar de als productie 43 overgelegde verklaring van [naam 1] (zie hiervoor onder 2.38). Dat betekent dat deze nieuwe overeenkomst B aanving ten tijde van de oplevering van de nieuw cloud-omgeving in maart 2020 en dat deze vervolgens doorliep tot en met maart 2025. Tussentijdse opzegging van deze overeenkomst B was niet mogelijk. De opzegging per 2 oktober 2023 is dan ook ongeldig, en hiermee heeft [eisers] niet ingestemd. [gedaagde] is daarom ook de termijnbedragen van oktober 2023 tot en met maart 2025 verschuldigd, ook voor zover hiervoor geen werkzaamheden meer door [eisers] zijn verricht.
3.2.3.
Ten aanzien van overeenkomst C, de overdracht van de werkzaamheden aan de nieuwe ICT-er van [gedaagde] , ASC, was afgesproken dat zou worden afgerekend op basis van nacalculatie. Het was niet aan [eisers] maar aan ASC / [gedaagde] te wijten dat bepaalde bestanden, die wel degelijk al succesvol waren overgezet door [eisers] , niet konden worden gevonden of worden geopend. Met de beantwoording van extra vragen en het op verzoek onnodig opnieuw uitvoeren van migratiewerkzaamheden was extra tijd gemoeid en zijn extra werkzaamheden verricht die eveneens voor vergoeding in aanmerking komen. [gedaagde] mocht er niet vanuit gaan dat deze extra werkzaamheden niet zouden worden gefactureerd. [gedaagde] laat ten onrechte na de daarmee gemoeide factuur te betalen. Van het aanvankelijk niet deugdelijk verrichten van deze migratiewerkzaamheden is geen sprake geweest.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij meent dat zij alle werkzaamheden en diensten van [eisers] volgens de afrekening zoals opgenomen in de brief van 27 oktober 2023 heeft voldaan, zij meent dan ook niets meer aan [eisers] te zijn verschuldigd.
3.3.1.
Ten aanzien van overeenkomst A meent [gedaagde] dat de glasvezellijn tegen diezelfde datum als overeenkomst B opzegbaar is, dan wel op grond van de redelijkheid en billijkheid zou moeten zijn. Sinds de overgang van de ICT werkzaamheden naar ACS heeft [gedaagde] ook geen gebruik meer gemaakt van de glasvezellijn zodat het onredelijk zou zijn indien daar wel nog voor zou moeten worden betaald.
3.3.2.
[gedaagde] heeft de overeenkomst B rechtsgeldig opgezegd tegen 2 oktober 2023. [gedaagde] beroept zich daarbij op de oude overeenkomst uit 2013 met een aanvankelijke looptijd van vijf jaar die daarna steeds met een jaar is verlengd en waarbij een opzegtermijn van drie maanden was overeengekomen. Een nieuwe overeenkomst is nooit ondertekend, nu over de voorwaarden ervan niet op alle punten overeenstemming was bereikt. Alles zou bovendien bij het oude blijven. [gedaagde] betwist dat zij ermee bekend was dat [eisers] ten behoeve van de nieuwe cloud omgeving een grote investering zou moeten doen welke investering het sluiten van een nieuwe overeenkomst met een nieuwe looptijd van vijf jaar voor [eisers] noodzakelijk maakte. Zij heeft de oude, uit 2013 daterende, overeenkomst B rechtsgeldig opgezegd per 2 oktober 2023 bij brief van 26 mei 2023, met inachtneming van de geldende opzegtermijn van drie maanden.
Het restant van de afgesproken zestig termijnbetalingen van € 180 per maand (verband houdende met de overgang naar de nieuwe cloud omgeving) zijn wel voldaan, door middel van verrekening met ten onrechte gezonden facturen plus het nog verrichten van een slotbetaling.
Subsidiair betwist [gedaagde] dat [eisers] het recht zou hebben om alle
resterende termijnenbedragen tot en met maart 2025 ineens aan haar te factureren. Ook betwist [gedaagde] de omvang van de sinds 2023 door [eisers] gedeclareerde werkzaamheden. Sinds 2023 heeft [eisers] alle gewerkte uren - buiten de gebruikelijke werkzaamheden waarvoor een vast maandelijks tarief gold - afzonderlijk gefactureerd. Zij heeft daarbij ten onrechte geen rekening ermee gehouden dat in het sinds 2019 geldende maandbedrag ook al een opslag zat voor vijf extra uren per maand. Deze vijf uur zijn ten onrechte dubbel gefactureerd, en ook is er teveel btw in rekening gebracht.
3.3.3.
Ten aanzien van overeenkomst C heeft [eiser 1] ook niets meer te vorderen. De migratie had in oktober al afgerond moeten zijn en het is aan [eiser 1] te wijten dat dat kennelijk niet in één keer goed is gegaan. Afgesproken was verder dat de migratiewerkzaamheden op basis van nacalculatie zouden plaatsvinden en dat bij overschrijding van € 1.000,- aan te declareren werkzaamheden gewaarschuwd moest worden en een aanvullend akkoord van [gedaagde] was vereist. Het is ook onduidelijk hoe er, na het volgens [eisers] reeds voltooid zijn van de migratie, toch nog voor onnodig verrichte werkzaamheden een bedrag van € 1.461,08 incl. BTW gemoeid kan zijn. [eiser 1] verkeerde al jegens [gedaagde] in verzuim ten aanzien van deze overeenkomst nu zij weigerde om mee te werken aan de migratie en dreigde met het afsluiten van toegang tot haar gegevens, waardoor zij kosten heeft moeten maken (in verband met het treffen van noodmaatregelen en het opstarten van een kort geding) om af te dwingen dat [eiser 1] alsnog zou meewerken aan de voltooiing van de migratie. Zij kan daarom niet met betaling jegens [eiser 1] in verzuim zijn komen te verkeren.
3.3.4.
Subsidiair beroept [gedaagde] zich voor zover nodig en voorzover de primaire standpunten onhoudbaar blijken te zijn, op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten A en B bij brief van 27 oktober 2023 wegens het ten onrechte dreigen met opschorting van de werkzaamheden en de terugkerende dreigementen dat [eisers] alle bestanden van [gedaagde] zal wissen als [gedaagde] niet aan de (onterechte) eisen van [eisers] tegemoet zou komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert in reconventie bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de veroordeling van [eiser 1] tot betaling aan [gedaagde] van € 4.662,28 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juni 2024, met veroordeling van [eiser 1] in de proceskosten inclusief nakosten.
3.6.
[gedaagde] grondt haar vordering op het toerekenbaar tekortschieten door [eiser 1] in de nakoming van de overeengekomen migratiewerkzaamheden ten behoeve van de overname van de automatiseringswerkzaamheden door ACS (overeenkomst C) en op het onrechtmatig handelen door [eiser 1] door ten onrechte (te dreigen met) de opschorting van haar werkzaamheden waardoor [gedaagde] ervoor moest vrezen dat zij geen toegang meer zou hebben tot haar bedrijfsgegeven. [gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte juridische kosten ad € 3.604,02 wegens het opnieuw en bij herhaling aansporen van [eiser 1] om de afgesproken migratiewerkzaamheden te voltooien, en het in dat verband entameren van op het laatste moment afgeblazen kort gedingprocedure(s). Daarnaast heeft ACS extra kosten in rekening gebracht voor geleverde diensten buiten de gebruikelijke werkzaamheden om, gemaakt om de migratie alsnog voltooid te krijgen c.q. de automatisering tijdig operabel te krijgen ad € 1.058,26.
3.7.
[eiser 1] voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat zij de migratiewerkzaamheden niet deugdelijk zou hebben verricht. Ook heeft zij telkens aangegeven aan de migratie te zullen meewerken en ook steeds opnieuw gehoor gegeven aan het op verzoek opnieuw overzetten van bestanden. Niet is komen vast te staan dat zij daarbij fouten heeft gemaakt. Het is aan [gedaagde] /ACS zelf te wijten dat zij bepaalde bestanden niet kon vinden of openen. Zij heeft haar werkzaamheden niet opgeschort. De door [gedaagde] gemaakte advocaatkosten en het dreigen met kort geding procedures waren onnodig en blijven geheel voor eigen rekening van [gedaagde] . [eiser 1] is volledig haar verplichtingen in het kader van de migratieafspraken nagekomen, de migratie was snel voltooid en op aandringen van [gedaagde] heeft zij nog eens onnodige extra werkzaamheden uitgevoerd.
Subsidiair betwist [eiser 1] dat ACS extra kosten heeft gemaakt in verband met dit vermeend tekortschieten door [eiser 1] en voert zij verweer tegen de omvang van de opgevoerde juridische kosten en van de kosten van ACS.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
ten aanzien van de bevoegdheid van de rechtbank
4.1.
Niet ter discussie staat dat deze rechtbank bevoegd is om van de vorderingen van [eiser 1] in conventie en van de tegenvordering van [gedaagde] in reconventie kennis te nemen. De rechtbank zal allereerst ambtshalve beoordelen of zij ook bevoegd is ten aanzien van de door [eiser 2] ingestelde vordering, aangezien deze beneden een bedrag van € 25.000 blijft.
[eisers] verzoekt de rechtbank desgevraagd om ook de vordering van [eiser 2] in deze procedure te beoordelen.
[gedaagde] geeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen dat formeel verwijzing van de vordering van [eiser 2] naar de kantonrechter dient plaats te vinden maar dat het praktischer zou zijn ook de vordering van [eiser 2] in deze procedure te beoordelen.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Formeel bezien zijn [eiser 2] en [eiser 1] twee verschillende juridische entiteiten. Er is daarmee geen sprake van zogenaamde objectieve cumulatie maar van subjectieve cumulatie, waardoor de zaak strikt genomen op grond van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zou moeten worden verwezen naar de kantonrechter, waarna vervolgens een verzoek tot voeging en verwijzing kan worden gedaan uit proceseconomisch oogpunt en gelet op de onderlinge samenhang van alle vorderingen in kwestie. Deze handelwijze is omslachtig en levert onnodige vertraging op die zoveel mogelijk dient te worden voorkomen. Daarom wordt (ambtshalve) verwijzing naar de kantonrechter in dit geval achterwege gelaten op grond van strijd met de goede procesorde. De rechtbank acht zich daarom eveneens bevoegd om van de vordering van [eiser 2] kennis te nemen en deze te beoordelen.
Ten aanzien van overeenkomst A
4.3.
Beide partijen gaan ervan uit dat ten aanzien van de glasvezellijn een overeenkomst A was gesloten die liep van 2 oktober 2020 tot en met 2 oktober 2023. Indien deze overeenkomst niet tijdig zou worden opgezegd zou deze telkens met een jaar worden verlengd.
[gedaagde] heeft erkend dat deze overeenkomst niet eveneens is opgezegd bij brief van 26 mei 2023 of anderszins, nu zij niet het risico wilde lopen dat zij geen toegang meer zou hebben tot haar gegevens en de kabel beschikbaar moest blijven. Dat betekent ook dat deze overeenkomst in beginsel doorliep na 2 oktober 2023 en pas opzegbaar was tegen 2 oktober 2024.
4.4.
Haar beroep op de redelijkheid en billijkheid, die ertoe zou moeten leiden dat deze overeenkomst desondanks tegelijk met overeenkomst B opgezegd zou moeten kunnen worden en dat het onredelijk zou zijn nog te moeten betalen voor een glasvezellijn die niet langer wordt gebruikt, gaat niet op. Feit blijft dat overeenkomst A met een andere vennootschap is gesloten dan overeenkomst B en ook dat deze overeenkomsten verschillende looptijden hadden. Daarnaast zijn beide overeenkomsten gesloten tussen professionele partijen. Uit de door [gedaagde] gegeven toelichting ter zitting blijkt verder dat zij zich ook bewust was van de looptijd van overeenkomst A en deze bewust niet tijdig is opgezegd. Ook staat als onbetwist vast dat de glasvezellijn voor [gedaagde] beschikbaar is gebleven. Het is bij deze stand van zaken de keuze van [gedaagde] of haar nieuwe ICT-er om deze glasvezelverbinding wel of niet verder te blijven gebruiken. In het licht van het voorgaande wordt het niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid geacht dat [eiser 2] [gedaagde] vervolgens houdt aan de verlenging van de overeenkomst tot, en het pas opzegbaar zijn van deze overeenkomst per, 2 oktober 2024.
4.5.
Dat betekent dat [gedaagde] terzake overeenkomst A ten onrecht nalaat de maandelijkse termijnbedragen tot aan oktober 2024 te voldoen.
4.6.
Uit de houding van [gedaagde] heeft [eiser 2] verder mogen afleiden dat zij ook de toekomstige termijnbetalingen niet meer zou gaan betalen zodat zij in verzuim verkeerde en [eiser 2] deze termijnen ineens in een slotfactuur heeft mogen factureren.
4.7.
Dat betekent dat [gedaagde] de factuur van 1 oktober 2023 (met nummer [factuurnummer 3] ) ad € 477,95 en de factuur van 17 oktober (met nummer [factuurnummer 7] ) ad € 5.257,45 ten onrechte onbetaald heeft gelaten en het gevorderde inclusief de handelsrente vanaf de verzuimdatum, toewijsbaar is.
Ten aanzien van overeenkomst B
4.8.
Vaststaat dat partijen in 2019 met elkaar hebben gesproken over een nieuw te sluiten overeenkomst B, en dat er ook een conceptovereenkomst is opgesteld maar dat deze nooit door partijen is ondertekend.
Wel is de samenwerking feitelijk gecontinueerd en is migratie naar een nieuwe cloud omgeving daadwerkelijk gerealiseerd per april 2020. Partijen verschillen van mening over de vraag of die en de nadien verrichte werkzaamheden vielen onder de oude uit 2013 daterende afspraken dan wel dat er tussen partijen overeenstemming bestond over een nieuwe overeenkomst met een nieuwe looptijd van vijf jaar.
4.9.
De rechtbank gaat er, mede gelet op de als productie 43 overgelegde verklaring van [naam 1] (zoals geciteerd onder 2.38), die op het punt van de looptijd niet althans onvoldoende concreet wordt betwist door [gedaagde] , vanuit dat de looptijd van vijf jaar van een nieuw te sluiten overeenkomst uitdrukkelijk is besproken en dat daarover overeenstemming tussen partijen bestond. De in correspondentie geuite bewaren ten aanzien van de nieuw opgestelde concept overeenkomst richtten zich veeleer op de inhoud van de samenwerking en de wijze waarop deze zou worden vormgegeven (zoals de strippenkaart constructie). [gedaagde] heeft nooit uitdrukkelijk geprotesteerd tegen het opstellen en sluiten van een nieuwe overeenkomst en evenmin uitdrukkelijk geprotesteerd tegen een looptijd van vijf jaar, in weerwil van hetgeen hierover al tussen [naam 1] en [naam 3] is besproken. Daarnaast was er ook al overeenstemming over de verhoging van de maandelijkse kosten die gebaseerd was op het spreiden van de migratiekosten, ook over een periode van 60 maanden.
Niet is komen vast te staan dat aan deze nieuwe looptijd nieuw te verrichten investeringen ten grondslag lagen. Los van de vraag of van dergelijke investeringen sprake is geweest, is niet komen vast te staan dat dat uitdrukkelijk met [gedaagde] is besproken, dat kan [naam 1] zich blijkens zijn verklaring niet goed meer herinneren. Dat doet echter niet af aan het oordeel dat partijen wel overeenstemming hadden over een nieuwe looptijd van vijf jaar, nu ervan uit wordt gegaan dat een dergelijke nieuwe looptijd wel uitdrukkelijk is besproken en [naam 1] zich herinnert dat [gedaagde] voor een looptijd van drie jaar geen hogere vergoeding wilde betalen. Door het feitelijk toepassen en accepteren van de nieuwe cloud oplossing wordt er van uit gegaan dat [gedaagde] daarmee heeft ingestemd.
Hiertegenover heeft [gedaagde] met name ingebracht dat ook volgens [eiser 1] alles bij het oude zou blijven, waarbij [gedaagde] verwijst naar de email van [eisers] van 1 november 2019 (zie hiervoor onder 2.6). [gedaagde] stelt dat nooit over een vijfjaars-periode of over een nieuwe overeenkomst is gesproken. Uit de woorden dat dezelfde voorwaarden zouden gelden heeft [gedaagde] niet mogen afleiden dat [eisers] daarmee heeft willen aangeven toch geen nieuwe overeenkomst met een nieuwe looptijd te willen afsluiten maar de dienstverlening uit 2013 te willen continueren. Dat is ook niet logisch gelet op de gevoerde onderhandelingen waarbij een nieuwe concept overeenkomst werd opgesteld en waarbij de dienstverlening op een vernieuwde wijze (via een nieuwe cloud omgeving) zou worden ingericht. De blote betwisting dat niet over een nieuwe overeenkomst of over de vijfjaars-periode is gesproken wordt niet gevolgd.
4.10.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat, ook al is er geen nieuwe papieren overeenkomst ondertekend, [gedaagde] heeft ingestemd met een nieuwe looptijd van de vernieuwde samenwerking van vijf jaar, ingaande op het moment dat de oplevering naar de nieuwe cloud omgeving plaatsvond, derhalve ingaande per 1 april 2020.
Daarmee is de overeenkomst B niet eerder dan tegen het einde van die vijfjarige looptijd opzegbaar. Gelet op de brief van 16 juni 2023 (zie 2.14) accepteerde [eiser 1] de opzegging echter wel al eerder tegen 1 december 2024. Daar wordt zij aan gehouden. [eiser 1] maakt vervolgens in beginsel terecht aanspraak op betaling van de termijnbedragen tot aan die datum, voor wat betreft de met de migratie en deze overeenkomst B gemoeide maandbedrag. Voor hetgeen zij heeft gefactureerd van 1 december 2024 tot 1 april 2025 bestaat geen rechtsgrond en [eiser 1] zal voor dat bedrag een creditfactuur moeten sturen.
4.11.
Voor de eveneens gefactureerde vijf extra uren van 2 oktober 2023 tot aan 1 april 2025, zijn in ieder geval gedurende die periode geen werkzaamheden verricht. Dat deze vijf uren ook verschuldigd zouden indien daar geen werkzaamheden tegenover zouden staan, is niet komen vast te staan. Ook voor de vijf uren per maand zal [eiser 1] een creditfactuur moeten sturen aan [gedaagde] .
4.12.
Het (voorwaardelijk) beroep van [gedaagde] op (de buitengerechtelijke) ontbinding van de overeenkomst gaat niet op. Dat [eisers] (op onrechtmatige wijze) gebruik zou hebben gemaakt van haar opschortingsrecht, is niet komen vast te staan.
Ten aanzien van de omvang van de gefactureerde bedragen
4.13.
[gedaagde] heeft verder de omvang van de gefactureerde bedragen ten aanzien van overeenkomst B gemotiveerd betwist. [eisers] heeft daarop tijdens de zitting erkend dat er ten aanzien van de gefactureerde bedragen in ieder geval teveel aan btw is berekend.
Daarnaast was er minst genomen discussie over de vraag of sprake was van een dubbeltelling. Volgens [gedaagde] heeft [eisers] gedurende een periode steeds maandelijks de extra vijf consultancyuren dubbel gefactureerd, waarmee een bedrag van 4 x € 300 en 5 x € 315 ex btw was gemoeid en welke bedragen teveel zijn betaald. Los van de vraag of [eisers] tijdens de zitting nu wel of niet zou hebben aangegeven een en ander te moeten nakijken dan wel zeker te weten dat geen sprake is geweest van een dubbeltelling, bestaat daar tussen partijen discussie over. Met de op dit moment overgelegde dossierstukken kan de rechtbank niet nagaan in hoeverre wel of niet sprake is geweest van een dubbeltelling op dit punt. Immers zijn niet alle gezonden facturen overgelegd maar vooral de onbetaald gelaten facturen. Ook is het, in verband met het door [gedaagde] gedane beroep op verrekening ten aanzien van de aanvankelijk ten onrechte gezonden facturen (zie hiervoor onder 2.10 en 2.12) die later zijn gecrediteerd, onduidelijk in hoeverre deze al waren betaald door [gedaagde] .
Tot slot heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat de component DUO en Microsoft 365 ten onrechte zijn gefactureerd terwijl deze dienst wel maandelijks opzegbaar was.
4.14.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen hierover alsnog duidelijkheid te verschaffen middels gelijktijdig door partijen te nemen aktes.
4.14.1.
[eisers] zal dan in de gelegenheid worden gesteld een overzicht te verstrekken van het nog openstaande factuurbedrag (uitgaande van een gecorrigeerd btw bedrag en een correctie met betrekking tot eventueel dubbel getelde en gefactureerde uren alsmede rekening houdend met hetgeen hiervoor onder 4.10 en 4.11 is overwogen). Ook dient [eisers] aan te geven in hoeverre de component DUO en Microsoft 365 maandelijks opzegbaar was en eventueel ten onrechte nog is gefactureerd..
4.14.2.
[gedaagde] zal bij akte in de gelegenheid worden gesteld betaalbewijzen te overleggen ten aanzien van de aanvankelijk ten onrechte en later gecrediteerde facturen als bedoeld onder 2.10 en 2.12. Haar beroep op verrekening kan immers alleen opgaan indien de later gecrediteerde facturen al waren voldaan.
Ook kan [gedaagde] in deze akte haar stelling ten aanzien van de dubbeltelling nader toelichten, en deze stelling onderbouwen met bewijsstukken, zoals alle facturen waaruit deze dubbeltelling dan blijkt en van de nodige betaalbewijzen.
Daarnaast stelt [gedaagde] in de brief van 27 oktober 2023 (na verrekening) nog twee slotbetaling aan [eisers] te hebben gedaan, waarvan nog geen betaalbewijs is overgelegd.
4.14.3.
Vervolgens zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte op elkaars aktes te reageren.
Ten aanzien van overeenkomst C
4.15.
Partijen zijn het in beginsel erover eens dat [eiser 1] migratiewerkzaamheden zou verrichten die de overgang van de ICT-dienstverlening naar ACS mogelijk zou maken. Tot deze werkzaamheden behoorden de migratie van alle gegevens en bestanden naar ACS. Er zou worden afgerekend op basis van nacalculatie. Voor deze werkzaamheden heeft [eiser 1] op 2 oktober 2023 € 1.197,90 inclusief btw aan [gedaagde] gefactureerd, welke factuur ook is voldaan.
4.16.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of daarna nog door [eiser 1] verrichte migratiewerkzaamheden, waarvoor [eiser 1] een aanvullende factuur ad € 1.461,08 heeft gezonden, ook nog door [gedaagde] moet worden betaald. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van die aanvullende factuur, nu deze ziet op werkzaamheden waarvoor geen uitdrukkelijk akkoord is gegeven en welke werkzaamheden verband houden met door [eiser 1] eerder gemaakte fouten die een toerekenbare tekortkoming opleveren, aldus samengevat [gedaagde] .
4.17.
Voorop wordt gesteld dat niet wordt betwist dat [eiser 1] de aanvullend gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht op verzoek van [gedaagde] . Ook de hoogte van het gefactureerde bedrag wordt op zichzelf niet concreet betwist. Dat het daarbij zou gaan om werkzaamheden ten behoeve van eerder ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden, zoals [gedaagde] stelt, is niet komen vast te staan. In het licht van de uitdrukkelijke betwisting dat (email)bestanden eerder niet goed zouden zijn overgezet en daarom niet waren te vinden/niet waren te openen, heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van het niet deugdelijk uitvoeren van migratiewerkzaamheden door [eiser 1] en het daardoor door [eiser 1] jegens [gedaagde] toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van voor haar uit overeenkomst C voortvloeiende verplichtingen. Bij deze stand van zaken had [gedaagde] er niet vanuit mogen gaan dat door [eiser 1] verrichte aanvullende werkzaamheden die zagen op het op verzoek van [gedaagde] /ACS opnieuw overzetten van deze werkzaamheden gratis door [eiser 1] zouden worden verricht.
Ook de door [gedaagde] gestelde onrechtmatige (dreiging tot) opschorting door [eiser 1] van haar (migratie)werkzaamheden is niet komen vast te staan. Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie komt veeleer het beeld naar voren dat [eiser 1] juist bij herhaling heeft aangegeven te zullen meewerken aan de migratie van bestanden naar ACS. Gelet op het voorgaande en nu niet van een toerekenbare tekortkoming dan wel van onrechtmatig handelen van [eiser 1] jegens [gedaagde] kan worden uitgegaan, komt de rechtbank tot de slotsom dat [gedaagde] de factuur voor de extra migratiewerkzaamheden bedrage van €1.461,08 inclusief btw ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Dat betekent dat deze alsnog zal moeten worden voldaan en dat het gevorderde in zoverre toewijsbaar is, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke handelsrente.
Ten aanzien van de vordering in reconventie
4.18.
Nu met betrekking tot overeenkomst C geen door [eiser 1] gepleegde wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen is komen vast te staan, is ook het in reconventie gevorderde niet toewijsbaar. Niet is immers komen vast te staan dat [eiser 1] schadeplichtig is geworden jegens [gedaagde] , zodat door ACS gemaakte kosten dan wel kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zoals juridische kosten voor het entameren van een kort geding procedure, niet op [eiser 1] kunnen worden afgewenteld.
Voorlopige slotsom
4.19.
De facturen voor overeenkomst A ad € 477,95 en ad € 5.257,45 dienen te worden betaald. Voor overeenkomst B kan alleen gefactureerd worden tot 1 december 2024. De vijf extra uren zijn vanaf de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden niet verricht en mochten dus ook niet in rekening worden gebracht. Of de vijf extra uren 9 keer dubbel zijn gefactureerd moet nog worden toegelicht en beoordeeld. Ook de vraag of de gecrediteerde facturen al waren betaald door [gedaagde] en of de componenten DUO en Microsoft 365 ten onrechte zijn gefactureerd, moet nog nader worden toegelicht en beoordeeld. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor een door beide partijen te nemen akte voor het in rechtsoverweging 4.14 aangegeven doel (daarna antwoordakte beide partijen). De aanvullende factuur ad € 1.461,08 voor overeenkomst C dient te worden voldaan.
In de periode tot aan het indienen van de aktes kunnen partijen vanzelfsprekend ook in overleg treden om te trachten in onderling overleg tot een vergelijk te komen.
4.20.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verwijst de zaak voor het onder 4.14 weergegeven doel naar de rol van 30 april 2025 voor akte aan de zijde van beide partijen;
in conventie en in reconventie
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.